Waarom Oost-Europa mort
Door Ivo van de Wijdeven
Verschillende Oost-Europese landen hebben zich ontwikkeld tot illiberale staten waar het recht met voeten wordt getreden. Ze zetten zich daarmee af tegen West-Europese wetten en regels. Voor hun ideale samenleving verwijzen ze naar het Interbellum, en ze keren zich tegen het liederlijke multiculturele Westen.
Uit Maarten! 2024-3. Bestel losse nummers hier of word abonnee
In haar in 1818 verschenen roman beschrijft Mary Shelley hoe een student medicijnen in het Duitse Ingolstadt ‘knoeiend te midden van het goddeloze vocht der graven’ een menselijke figuur in elkaar knutselt van ‘materialen uit de snijkamer en het slachthuis’. Victor Frankenstein wil voor God spelen. Maar wanneer hij er na twee jaar ploeteren daadwerkelijk in slaagt ‘een levenloos lichaam tot leven te wekken’, slaat hij ‘vervuld met ademloze afschuw en walging’ op de vlucht voor zijn creatie.
Met Victor Frankenstein loopt het slecht af. Het afgewezen monster wordt jaloers op het levensgeluk van zijn schepper. En wanneer die weigert zijn hartenwens – een metgezel – te vervullen, ruïneert het monster Frankensteins leven door onder meer zijn beste vriend Henry en zijn vrouw Elizabeth te vermoorden.
De Amerikaanse socioloog Kim Lane Scheppele heeft het hedendaagse Hongarije bestempeld tot ‘Frankenstaat’. Sinds 2010 heeft premier Viktor Orbán geknutseld aan een illiberaal monster, opgebouwd uit slim aan elkaar gestikte stukjes democratische rechtsstaat.
Telkens wanneer er vanuit Brussel kritiek komt op een controversiële wetswijziging, is Boedapest er als de kippen bij om te verklaren dat de maatregel an sich keurig overeenkomt met een wet in een andere EU-lidstaat. ‘Wat is er mis met onze “soevereiniteitswaakhond” die inmenging van buitenlandse actoren in nationale verkiezingen moet voorkomen? We willen toch allemaal desinformatie bestrijden?’ klinkt het dan onschuldig.
Duizenden mensen vieren in Boedapest het einde van de communistische dictatuur, 23 oktober 1989.
Stukje bij beetje is de rechterlijke macht ingeperkt, het maatschappelijk middenveld buitenspel gezet en de vrije meningsuiting onderdrukt. In tegenstelling tot Frankenstein is deze Viktor wel uiterst tevreden over zijn knutselwerk. In het stemhokje geeft een meerderheid van de Hongaren hem gelijk. En zijn voorbeeld krijgt navolging.
Wie democratie en rechtsstaat een warm hart toedraagt, kijkt intussen met afschuw toe. Hoe heeft het zo mis kunnen gaan met de Oost-Europeanen? We hebben ze toch na 1989 met open armen ontvangen? Is dit wat we terugkrijgen voor al die miljarden aan Europese subsidies? En hoe kan het dat mensen blijven stemmen op iemand als Orbán?
Casinokapitalisme
Voor het antwoord is het verleidelijk om te kijken naar het conservatief-nationalistische en veelal rechts-radicale geluid dat populistische politici laten horen. Of naar de economische cijfers. Mensen kijken op weg naar het stemhokje immers ook in hun portemonnee. Dat speelt natuurlijk allemaal een rol, maar er is een dieper liggende laag.
Daarvoor moeten we de klok terugdraaien naar de fluwelen revoluties van 1989, toen de verstikkende deken van het communisme werd weggetrokken van Oost-Europa zonder dat daar militair ingrijpen aan te pas kwam. De ideologische tegenstelling tussen Oost en West was als sneeuw voor de zon verdwenen. Dissidenten hadden zich decennialang warmgedraaid en grepen hun kans. Hun doel? Zo snel mogelijk aanhaken bij het democratische vrije Westen. Die wens werd door vrijwel iedereen gedeeld. Het Oostblok had alleen maar kunnen dromen van de hoorn des overvloeds aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Eindelijk was de tijd daar om ook te genieten van de geneugten van het kapitalisme.
Postcommunistisch Oost-Europa koos er daarom resoluut voor om het bewonderde West-Europa te imiteren. Dat was een totaalpakket. In de jacht op lidmaatschappen van de NAVO en de EU tuigde men een democratische rechtsstaat op, schoeide men de economie op kapitalistische leest en beleed men voortaan westerse waarden en normen. Dat werd gezien als de snelste weg naar de felbegeerde welvaart.
Hongaren in de rij voor westerse sportschoenen. Boedapest, 1 juni 1989.
De deuren van de NAVO en de EU stonden open, maar er waren wel strikte voorwaarden voor deelname aan beide clubs. De Oost-Europeanen moesten door hoepeltjes springen en alleen het Westen bepaalde hoe hoog die werden gehouden. Daar viel niet aan te tornen: er was – net als in de communistische tijd – geen alternatief. Het westerse neoliberale model had immers de ideologische strijd gewonnen en Brussel trok toch de portemonnee om Oost-Europa met ruimhartige subsidies op te stuwen in de vaart der volkeren?
Via de zogeheten structuur- en cohesiefondsen zijn er honderden miljarden naar de Oost-Europese lidstaten gegaan; op het hoogtepunt een bedrag van 22,5 miljard euro per jaar. Het zijn getallen waar de Marshallhulp bij verbleekt. Maar om dat geld te krijgen moesten de Oost-Europeanen het volledige pakket van Europese wet- en regelgeving van a tot z overnemen.
Al met al bleef Oost-Europa de onderliggende partij en dat versterkte het sluimerende minderwaardigheidscomplex. De verplichte imitatie werd een vernederende ervaring, vooral toen – eenmaal binnen – het bewonderde Westen helemaal niet het beloofde land bleek te zijn. De glans was ervan af, omdat verheven idealen als individuele vrijheid, rechtsgelijkheid en transparantie in de praktijk niet goed van de grond kwamen.
‘Honderden miljarden zijn naar Oost-Europa gegaan’
En toen het doorgeslagen casinokapitalisme in 2008 een wereldwijde economische crisis veroorzaakte, klonk de verwachte hoorn des overvloeds eerder als een vals toetertje. Zo werden Hongaren die zich hadden laten verleiden tot een westerse hypotheek voor een fraaie koopwoning geconfronteerd met torenhoge maandlasten toen hun forint noodgedwongen devalueerde. Griekenland domineerde in die jaren het nieuws, maar ook de nieuwe oostelijke EU-lidstaten moesten alle zeilen bijzetten om te voldoen aan de eisen van de Europese Commissie en het IMF. Een andere keuze was er hoegenaamd niet, maar Oost-Europa morde.
De Amerikaanse Joodse filantroop George Soros (l) op een poster tegen de EU, 2019.
Nationalisme
Sluwe politici als Viktor Orbán gingen daarmee aan de haal. Volgens hen was er wél een alternatief voor het westerse model. Voor hun ideale samenleving grepen ze terug op de gloriejaren van vóór de Tweede Wereldoorlog, toen hun landen in veel gevallen voor het eerst op de kaart van Europa verschenen. Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije waren toen onafhankelijk én soeverein. Nationalisme werd opnieuw aangeboord als bron van trots. Het had in het interbellum onafhankelijkheid gebracht, maar was daarna verplicht in de communistische ijskast gezet en moest daar na 1989 in blijven staan omdat het in West-Europa had afgedaan vanwege de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog.
Viktor Orbán spreekt op een NAVO-top in Washington, 23 april 1999. Bill Clinton luistert.
Politieke partijen als het Hongaarse Fidesz en het Poolse Recht & Rechtvaardigheid wierpen zich op als verdedigers van de soevereiniteit. Brussel moet worden gestopt, stond op Hongaarse verkiezingsposters. En deze partijen profileerden zich ook als de spirituele navolgers van de conservatieve en christelijke Oost-Europese regeringen van het interbellum (en daarvoor). Dat die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog stuk voor stuk waren ontaard in autocratische regimes werd onder het tapijt geveegd. ‘Illiberale democraten’ kijken niet graag in de spiegel. Ze grijpen niet alleen terug op hun zorgvuldig opgepoetste geschiedenis, maar keren zich ook tegen ‘opgelegde’ westerse progressief-liberale verworvenheden als het homohuwelijk, ‘woke-ideologie’ en kosmopolitisch internationalisme.
Anders gezegd: ze riepen de imitatie een halt toe. Met zijn illiberale democratie liet Orbán luid en duidelijk een eigen geluid horen en gaf hij de Hongaren het gevoel dat zij hun lot eindelijk in eigen hand konden nemen – ook al spint de clan van Orbán er in de praktijk uiteindelijk verreweg het meeste garen bij. Ergens was het ook wel begrijpelijk. In de communistische Volksrepubliek smachtten conservatieve katholieke Polen naar het moment dat zij zich aan konden sluiten bij het traditionele en christendemocratische Europa, maar toen het eenmaal zover was bleek dat intussen multicultureel en seculier te zijn geworden.
Migranten stuiten op een nieuwgebouwd hek aan de Servisch-Hongaarse grens, 16 september 2015.
De migratiecrisis van 2015 was voor Orbán en andere Oost-Europese populisten een godsgeschenk. Wederom werden ze vanuit Brussel gedwongen om iets te doen tegen hun zin: vluchtelingen opvangen. Boedapest en Warschau voerden het verzet aan. Zij claimden dat in het christelijke Oost-Europa geen plaats was voor overwegend islamitische vluchtelingen uit het Midden-Oosten. Migratie zou de demografische samenstelling en daarmee ook de cultuur onherroepelijk veranderen, ook al leven er – mede dankzij de oorlogen van de twintigste eeuw – in werkelijkheid praktisch geen migranten in landen als Hongarije en Polen. Een vergelijking met complottheorieën over ‘omvolking’ ligt voor de hand. Orbán en consorten grepen ook terug op de geschiedenis om de weerstand tegen migranten te staven.
‘Het bewonderde Westen bleek niet het beloofde land te zijn’
De Hongaren en Polen hebben eeuwenlang met wisselend succes strijd geleverd om het christelijke Europa te verdedigen tegen barbaarse vijanden als de Gouden Horde, het Ottomaanse Rijk en het Russische Rijk. En ze kenden ook periodes van bezetting en onderdrukking door deze vreemde machten. Gevoelens van trots, miskenning en slachtofferschap werden én worden aan de hand van dit verleden benadrukt. Migratie wordt afgeschilderd als een nieuwe poging om het christelijke Europa sluipenderwijs alsnog te verslaan. Doorgeslagen progressief-liberalen zouden niet alleen lijdzaam toekijken, maar zelfs moedwillig de poorten van Europa openen.
Braindrain
Terwijl immigratie wordt neergezet als existentiële dreiging, heeft Oost-Europa in werkelijkheid te maken met zorgwekkende demografische ontwikkelingen van een heel andere aard: vergrijzing, lage geboortecijfers en emigratie. Sinds 1989 vertrok een kwart van de inwoners van landen als Letland en Litouwen. Zij wachtten niet tot de westerse welvaart Oost-Europa bereikte, maar gingen die zelf opzoeken in West-Europa.
Het aantal Oost-Europeanen dat huis en haard verliet als gevolg van de economische crisis van 2008 is groter dan het aantal vluchtelingen dat van buiten Europa kwam. Tussen 2007 en 2017 emigreerden bijvoorbeeld 3,4 miljoen Roemenen. Driekwart van hen was jonger dan 35 jaar. Het is een braindrain van een omvang die het DDR-regime er indertijd toe dreef de Berlijnse Muur te bouwen.
Orbán spreekt een congres van de Conservative Political Action Conference (CPAC) toe in Dallas, Texas, 4 augustus 2022.
In een poging deze ontwikkelingen te stuiten, krijgen achterblijvers gulle subsidies voor kinderrijke gezinnen en grote gezinsauto’s. De realiteit is dat vooral talentvolle jongeren vertrekken. Zij plukken daarmee de vruchten van de open Europese grenzen. De echte imitators gaan weg en de verliezers blijven achter. Voor hen zijn de Europese druiven zuur en dankzij overheidspropaganda zien zij alleen de gevaren van de ‘open samenleving’. Dáár helpen de Europese structuur- en cohesiefondsen weinig aan. Die houden intussen wel de economie van Hongarije en andere illiberale democratieën in leven. Daarvan profiteert vooral de regerende kliek. Alleen Polen is een uitzondering. Dat land is economisch de 21ste eeuw in gekatapulteerd en daar zie je zelfs dat jonge talenten terugkeren (en vervolgens ‘progressief-liberaal’ stemmen).
Elders trekken populistische politici een nieuwe scheidslijn tussen Oost en West: Oost-Europa is traditioneel en etnisch homogeen en West-Europa is losgezongen en etnisch heterogeen. In hun ogen zijn West-Europeanen totaal de weg kwijtgeraakt, terwijl de Oost-Europeanen het ware (christelijke) Europa vertegenwoordigen. Orbán en de zijnen willen dan ook niet langer het Westen imiteren, maar zien zichzelf als lichtend voorbeeld. Of zoals de Hongaarse premier het zelf zegt: ‘Ooit geloofden we dat Europa onze toekomst was, maar vandaag de dag zijn wij de toekomst van Europa.’
Orbán en de Italiaanse premier Giorgia Meloni in gesprek tijdens een top van Europese leiders in Brussel, 27 juni 2024.
In die zin loopt Oost-Europa niet achter, maar voor. Juist de imitator wordt geïmiteerd. Want in heel Europa winnen populistische partijen met een conservatief-nationalistische en rechts-radicale boodschap terrein. De desillusie is met enige vertraging overgeslagen naar het welvarende Westen. Kiezers hebben genoeg van de uitwassen van het neoliberale economische beleid van de afgelopen decennia. Bovendien volgen populisten in West-Europa hetzelfde script als hun Oost-Europese collega’s. Migranten worden afgeschilderd als de grootste bedreiging voor de ‘oorspronkelijke’ bevolking. Xenofobe retoriek is alomtegenwoordig.
‘Populisten in West-Europa volgen hetzelfde script’
Brussel zou er alleen maar op uit zijn om vervelende regels op te leggen én in nauwe samenwerking met een progressief-liberale ‘linkse elite’ de ‘gewone man’ alle levensvreugde te ontnemen. Om klimaatverandering tegen te gaan moet iedereen een warmtepomp in huis halen en zijn barbecue de deur uit doen. De vijandbeelden die vanaf 2008 in Oost-Europa opgeld deden, zijn definitief overgewaaid naar West-Europa. De minzaamheid van het Westen jegens het Oosten, alsof er een zuivere splitsing is tussen een tolerant, multicultureel en democratisch deel en een autoritair, racistisch en achterlijk deel van Europa, is echt onterecht.
In heel Europa presenteren populisten zich nadrukkelijk als alternatief. Daarbij is er één belangrijk verschil tussen Oost en West: verwende West-Europeanen hebben in werkelijkheid geen ervaring met onderdrukking. Daarom zijn ze maar al te graag bereid om in het stemhokje de gok te wagen. Dingen moeten ‘veranderen’ en wat is het ergste dat kan gebeuren? Dan komen we toch weer terug bij Victor Frankenstein. Want zijn naamgenoot Orbán levert niet alleen een bruikbaar script om aan de macht te komen, Orbáns stapsgewijs in elkaar geknutselde illiberale Frankenstaat is voor politici zonder scrupules ook dé manier om die nooit meer kwijt te raken.
Extreemrechtse actievoerders maken beledigende gebaren naar deelnemers aan een gaypridemars in Boedapest, 18 juni 2011.
Verschillende Oost-Europese landen hebben zich ontwikkeld tot illiberale staten waar het recht met voeten wordt getreden. Ze zetten zich daarmee af tegen West-Europese wetten en regels. Voor hun ideale samenleving verwijzen ze naar het Interbellum, en ze keren zich tegen het liederlijke multiculturele Westen.
Uit Maarten! 2024-3. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren