Verdwenen industrie: de Hollandse sigaar
DOOR MAARTEN VAN ROSSEM
Ooit floreerde de tabaksindustrie in ons land. Wat nu nog rest, zijn gerestaureerde tabaksschuren en sigarenmallen.
In mijn jeugd stond naast het minuscule kruidenierswinkeltje van de dames De Jong in de Stationsstraat in Wageningen een kolossaal zwart gebouw. Dat was de sigarenfabriek van Schimmelpenninck. De sigarenproductie was in die tijd al op zijn retour, maar in de gouden jaren was Schimmelpenninck de grootste werkgever van de stad. In 1939 werkten er 700 mensen en werden er jaarlijks 32 miljoen sigaren geproduceerd. Het overgrote deel van die productie was voor de binnenlandse markt bestemd. De hoogtijdagen van de sigaar in Nederland vielen tussen 1850 en 1960.
De sigaar is een uitvinding van de Maya-indianen. Zij rolden de tabaksbladeren zo dat het eindproduct aangestoken en gerookt kon worden. Volgens sommigen stamt het woord ‘sigaar’ van het Maya-woord sikar, maar zeker is dat geenszins.
In Nederland begon de productie van sigaren in de late achttiende eeuw. Aanvankelijk was dat een kleinschalige zaak en werkten veel sigarenmakers thuis. Aan het eind van de negentiende eeuw werd de productie grootschaliger en deels gemechaniseerd. De mechanisering ging zozeer ten koste van de werkgelegenheid dat in 1936 door de overheid werd bepaald dat slechts 60 procent van de sigarenproductie gemechaniseerd mocht worden. Aan de productie van sigaren kwam trouwens altijd enig handwerk te pas, omdat het aanbrengen van het dekblad, het buitenste deel van de omhulling van de sigaar, een secuur werkje was dat scholing vereiste.
De tabaksplant is dol op zon en zanderige grond; het Veluwe-massief bood die
Schimmelpenninck was niet de enige sigarenfabriek in Wageningen; er waren ook nog kleinere bedrijven. Ook in het nabijgelegen Veenendaal was een omvangrijke sigarenindustrie. Deze concentratie van de sigarenproductie vond zijn oorsprong in de ooit omvangrijke tabaksteelt aan de zuidzijde van het Veluwe-massief. De tabaksplant is dol op zon en zanderige grond, en die werden daar nu juist geboden. In 1615 begon de tabaksteelt in Amerongen en omringende gemeenten, en daar werd goed aan verdiend. Eind zeventiende eeuw waren er rond Amerongen ruim 200 tabakstelers actief.
Nog in de vorige eeuw werd ook op de Wageningse Eng tabak verbouwd. De monumentale restanten van deze nu verdwenen agrarische activiteit zijn nog overal in deze streek zichtbaar: in de nu vaak fraai gerestaureerde tabaksschuren werd het tabaksblad te drogen gehangen. In Amerongen is zelfs een Tabaksteeltmuseum, dat een klein perceel met tabaksplanten onderhoudt. Twee mooie tabaksschuren zijn ook te zien als u direct nadat u Amerongen in oostelijke richting verlaten hebt links de Veenseweg op draait en enkele honderden meters naar het noorden rijdt.
Met de sigarenindustrie ging het na de Tweede Wereldoorlog bergafwaarts, en dat proces versnelde na de jaren zestig. Ik herinner me nog in een vervallen gebouw aan het Spijk in Wageningen twee bejaarde sigarenmakers aan het werk te hebben gezien: sombere mannen in een stoffige omgeving. De sigarenmaker gebruikt een houten plankje met twintig sigaarvormige uitsparingen. Dat is de sigarenmal, en de uitsparingen heten schuitjes. In die schuitjes komt het zogenoemde binnengoed (versneden tabak), voorzien van een eerste omhulsel. Deze ‘pop’ wordt na diverse bewerkingen voorzien van het dekblad.
Dat het afgelopen was met de sigarenindustrie, viel in de jaren zeventig op te maken uit de enorme hoeveelheden sigarenmallen die plotseling in de verkoop kwamen als semiartistiek huiskameraccessoire. Schimmelpenninck raakte steeds verder in de versukkeling. In de jaren zeventig verhuisde het bedrijf, waar al de helft van de werknemers was verdwenen, naar een kleiner pand. De zwarte kolos aan de Stationsstraat werd gesloopt. Na een langdurig stervensproces was het in 2001 ten slotte definitief afgelopen. De nog resterende productie verhuisde naar België.
Uit Maarten! 2015-4
Ooit floreerde de tabaksindustrie in ons land. Wat nu nog rest, zijn gerestaureerde tabaksschuren en sigarenmallen.
In mijn jeugd stond naast het minuscule kruidenierswinkeltje van de dames De Jong in de Stationsstraat in Wageningen een kolossaal zwart gebouw. Dat was de sigarenfabriek van Schimmelpenninck. De sigarenproductie was in die tijd al op zijn retour, maar in de gouden jaren was Schimmelpenninck de grootste werkgever van de stad. In 1939 werkten er 700 mensen en werden er jaarlijks 32 miljoen sigaren geproduceerd. Het overgrote deel van die productie was voor de binnenlandse markt bestemd. De hoogtijdagen van de sigaar in Nederland vielen tussen 1850 en 1960.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren