9 uitjes uit de tijd dat geluk nog heel gewoon was
Door Marchien den Hertog en Michael Butôt
Geen lastminute naar Ibiza, Disneyland Parijs of zelfs maar met de caravan en een pot pindakaas op de Route du Soleil. Voor de meeste Nederlanders in de tijd dat Maarten opgroeide, de schrale jaren vijftig, bestond recreatie uit een tripje naar het strand, de bossen – of een bezoek aan de paar attracties die ons land rijk was. Probeer het ook eens.
Openluchtmuseum Arnhem
‘Zes jaar na de bevrijding zijn wij wel weer zo ver, dat wij van Nederlandse volkskunst kunnen genieten zonder daarbij een wrange smaak in de mond te proeven.’ In de jaren vijftig wordt het Openluchtmuseum in Arnhem een drukke toeristische trekpleister, met niet minder dan 220.000 bezoekers in 1953.
Men komt voor de ‘heerlijke Gelderse natuur’, het kunstzinnige handwerk, de ‘typische schoonheid van onze regionale volkscultuur’ en de klederdrachten: ‘Als zo’n Volendammer in Zondagse dracht z’n twee dikke onderbroeken zou uitlaten, zou de bovenbroek niet bol meer staan.’
Maarten was altijd een groot liefhebber van het Openluchtmuseum en kwam er in zijn jeugd vaak. ‘Hoewel het weinig met het Nederlandse verleden te maken heeft , vond ik het ontzettend leuk en instructief. Alleen die geweldige trams die ze nu hebben, waren er toen nog niet.’
Inmiddels liggen de rieten manden onder lagen stof en is de klederdracht eindeloos versteld, maar het museum is onverminderd populair. Vanwege het ritje in bovengenoemde tram, ijspret in de winters, enne… ja, waarvoor eigenlijk?
Het Sprookjesbos van de Efteling
‘De lichamelijke ontwikkeling en ontspanning van de inwoners der gemeente Loon op Zand en de bevordering van het toerisme naar en binnen de gemeente, een en ander in katholieke geest’ – ziedaar het doel achter de oprichting van natuurtuin de Efteling in 1950. Een en ander ook omdat de lokale economie te afhankelijk was van de schoen- en leerindustrie. Op 31 mei 1953 opent in de Efteling het door Anton Pieck ontworpen Sprookjesbos, en het werkt: pers en publiek, kinderen en bejaarden zijn lyrisch. ‘Het is een levende wereld, waarin de bloemen opengaan op de zang van de nachtegaal’ en ‘onze jongens heerlijk genoten hebben’, schrijft de Kampioen, het ledenblad van de ANWB.
Wie heeft er geen papier gedeponeerd bij Holle Bolle Gijs of omhooggetuurd naar Langnek? Maarten ging pas op late leeftijd en vond er niets aan. ‘Een kerstkaart van Anton Pieck – als je die naar mijn vader had gestuurd, dan weet ik niet of je het had overleefd.’
Maar laat dat u niet weerhouden; tussen het geweld van de python, de bosrijke bungalows, pannenkoekenpaviljoens en waterbanen liggen de wachters van Doornroosje nog zachtjes te snurken, en is de magie – voor wie ervoor openstaat – nog niet uitgewerkt.
Wandelen en pannenkoeken
Een auto, die is nog geen gemeengoed in de sobere jaren na de oorlog. Wie eropuit wil pakt de fiets, of gaat gewoon lopen. Maarten zal niet de enige geweest zijn die – met frisse tegenzin – de bossen in wordt gesleept (‘En geen slap gelul van “ik voel me niet goed”. Je ging gewoon drieënhalf of vier uur mee wandelen’).
Het enige wat deze zondagse inspanning een beetje draaglijk maakt is het idee dat de tocht veelal wordt afgesloten met het bezoek aan een uitspanning, waar men een ijsje kan nuttigen, of pannenkoeken. ‘Een van onze favoriete uitjes was de Panoramahoeve, een piepklein wit boerderijtje waar je poffertjes kon eten. In Bennekom, twee uur heen, twee uur terug.’
Nog steeds zal geen kind of kleinkind vrijwillig de bossen intrekken. Maar dat is natuurlijk geen enkele reden om niet te gaan. Zoek echter met aandacht uw uitspanning uit. ‘Mijn dochter zei op een goede dag: “Nu wil ik die Panoramahoeve weleens zien.” Dus wij gingen ernaartoe. Op het parkeerterrein stonden werkelijk honderden auto’s. De Panoramahoeve bleek een soort poffertjesfabriek te zijn geworden, een gigabedrijf dat er automatisch computergestuurde poffertjes uit knalde. Ik zal er nooit meer heen gaan. Afschuwelijk.’
Madurodam
Een waarachtig product uit de jaren vijftig is het; als herdenkingsmonument voor verzetsheld George Maduro moet ‘het stadje met de glimlach’ ook inkomsten genereren voor een sanatorium in Laren. Madurodam kan al snel na de opening in 1952 rekenen op internationale bezoekers, die ons landje er efficiënt in één middag konden bezichtigen. En heel Nederland herkent zich in de ‘getrouwe nabootsingen’ van Schiphol, Blijdorp, vuurtorens, treintjes en allerhande monumenten. ‘Iemand die helemaal uit Venlo is gekomen, zal perplex stilstaan en voor zich heen prevelen dat ’t toch effectief zijn postkantoor is, dat er staat en de Eindhovenaar zal er zijn gekrompen Van Abbe-museum vinden.’
Zelfs Maarten had het er naar zijn zin. ‘Nog steeds wel eigenlijk. Er staat zo’n Domtoren die ik best wel zou willen jatten. Leuk ding, hoor.’ Het park heeft de ambitie iedere Nederlander tussen 4 en 12 jaar te laten zien ‘wat Nederland groot maakt’. Dat schijnt tegenwoordig te moeten met (inter)activiteiten als een themaspeeltuin en dj-tafels. Maar zegt u nou zelf: wat is er leuker dan de minimensjes, de dijk met Hansje Brinker, lopen over een handzame Erasmusbrug, de blusboot?
Auto’s kijken
Als op Eerste Pinksterdag 1955 de eerste file ontstaat bij knooppunt Oudenrijn, halen omwonenden hun klapstoeltjes tevoorschijn om er eens goed voor te gaan zitten. Een nieuw fenomeen is geboren: het bermtoerisme. Het recreëren langs de kant van de weg wordt zo populair dat de ANWB er begin jaren zestig zelfs een speciale weg voor ontwerpt: de toeristenweg, met extra brede bermen.
Zelfs Maarten gaf zich over aan dit genoegen: ‘We fietsten naar een viaduct over de A12, en dan gingen we een uur naar de auto’s staan kijken. De benzine was toen vergeven van de loodadditieven, die achteraf levensgevaarlijk bleken te zijn, maar dat wist men toen nog niet.’ Het is het enige uitje dat wij u niet zomaar durven aan te bevelen. De looddampen zijn verdwenen, maar het blijft een nogal smerige en gevaarlijke aangelegenheid, die daarom sinds 1965 verboden is.
Drielandenpunt
Begin jaren vijftig wordt de in de oorlog vernielde uitzichttoren hersteld en is Vaals klaar voor de grote stroom toeristen. Het wordt er zo druk dat de Kampioen in 1956 spreekt van ‘kermisgedoe’ en er een groot parkeerterrein komt. Maarten ging er pas heen in de jaren zestig. Weer op een schoolreisje, waar hij zijn eerste serieuze vriendin voor het eerst kuste – ‘ook een mijlpaal in mijn geschiedenis.’ Er zijn weinig plekken in Nederland die nog zo de sfeer van de jaren vijftig ademen. Hier komt men vooral om de Wilhelminatoren te beklimmen en uit te kijken over de bossen. En natuurlijk om heen en weer te springen van Duitsland naar Nederland naar België naar Nederland naar Duitsland.
Midgetgolf
‘Het overbevolkte, met huizen en bouwland vol gestopte westen van ons land kan maar weinig werkelijk goede gelegenheid en plaatsruimte opbrengen voor de golfsport,’ schrijft de Kampioen in 1952. ‘Zoals het nu is zou een speler misschien kans lopen zijn balletje na een flinke mep terug te vinden achter een theekopje in de een of andere huiskamer of tussen de bieten- en aardappelplanten…’ Geen nood: in de jaren vijftig wordt de midgetgolfbaan ontwikkeld, die zich al snel mag verheugen in een grote populariteit. ‘Op enkele tientallen vierkante meters ligt knus ’n gezellig klein, gestroomlijnd complex van baantjes’, waar zelfs Maarten veelvuldig te vinden was. ‘Toen wij pubers waren, waren we zeer fanatieke midgetgolfers. Jazeker. We gingen of naar Ouwehands, of naar de Leren Doedel, een groot wegrestaurant ergens achter Ede. Hoeveel uren ik wel niet in dat midgetgolf heb gestoken! Verloren uren.’ Zijn ze er nog, minigolfbanen? Jazeker, meestal gebouwd achter wat vroeger een uitspanning heette. Wordt er nog gespeeld? Eh…
Kom, schuif mobiel en iPad deze zomer eens terzijde en geef u over aan dit genoeglijk ouderwetse familieplezier
Het Spoorwegmuseum
In 1954 vestigt het Nederlands Spoorwegmuseum zich in het oude Utrechtse Maliebaanstation. Met een grote collectie stoomlocomotieven en modeltreinen is het al snel een drukbezochte attractie. Hoogtepunt: de komst van de laatste stoomlocomotief. ‘De kinderen van straks zullen niet meer weten wat een stroomtrein is. Tenzij zij gaan kijken in het Spoorwegmuseum, welk bezoek wij hun – en hun vaders! – van harte kunnen aanbevelen.’
Een onvergetelijk uitje vond Maarten het. ‘Het was een vrij simpel en beperkt museum. Maar ze hadden iets magnifieks wat ze nu niet meer hebben, namelijk een enorme modelbaan. Dat vond ik als jongetje echt geweldig.’
De modelbaan heeft plaatsgemaakt voor het grote modellenmagazijn, een walkthrough langs de Arend, een spannende darkride en een simulator waarin je zelf een trein kunt besturen. Het museum is uitgebreid met allerhande (koninklijke) wachtkamers, seinhuisjes en stationschefswoningen. Het is twijfelachtig of de kinderen van nu weten wat een stoomtrein is, maar hun vaders verlustigen zich nog steeds aan de treinen en modellen. ‘Hoe graag zouden zij nog eens willen spelen met al die seinen, wissels en elektrische locomotieven.’
Ouwehands Dierenpark
Zwaar gehavend is Oudehands Dierenpark in Rhenen na de Tweede Wereldoorlog. Praktisch alle gebouwen zijn verwoest tijdens de Slag om de Grebbeberg, en in het laatste oorlogsjaar worden alle dieren triest genoeg afgeslacht. Maar: ‘Schoner en grootser nog dan weleer is het dierenpark na de bevrijding weer tot leven gewekt. Twintig hectare terrein omvat het thans met als laatste uitbreiding een prachtig natuurbad met speelweide en fraai restaurant.’ De dierentuin wordt dan alweer druk bezocht. Ook Maarten gaat er regelmatig heen – op de fiets uit Wageningen of met schoolreisjes: ‘Ik herinner me nog wel dat ik als klein jongetje van de hoge glijbaan in de speeltuin afging. Daar moest je wel uitkijken dat je broek niet bleef haken, want de glijbaan was gemaakt van houten strips waar grote ronde spijkers in zaten. Als je bleef hangen was je goed de klos.’
Inmiddels is de dierentuin meegegaan in de vaart der volkeren en beschikt het zelfs over Europa’s grootste overdekte speeljungle voor kinderen. Ook heeft Oudehands een Berenbos, waar geredde bruine beren, die vroeger mishandeld zijn, genieten van een onbezorgd leven. Niet in kleine kooien waar veel dierentuinen zich nog altijd schuldig aan maken – die zijn eigenlijk niet meer van deze tijd – maar op een twee hectare groot bosperceel waar ze samenleven met wolven. De beren schijnen er zelfs een gevarieerd seizoensgebonden dieet te krijgen.
Uit Maarten! 2015-3. Bestel losse nummers hier.
Geen lastminute naar Ibiza, Disneyland Parijs of zelfs maar met de caravan en een pot pindakaas op de Route du Soleil. Voor de meeste Nederlanders in de tijd dat Maarten opgroeide, de schrale jaren vijftig, bestond recreatie uit een tripje naar het strand, de bossen – of een bezoek aan de paar attracties die ons land rijk was. Probeer het ook eens.
Openluchtmuseum Arnhem
‘Zes jaar na de bevrijding zijn wij wel weer zo ver, dat wij van Nederlandse volkskunst kunnen genieten zonder daarbij een wrange smaak in de mond te proeven.’ In de jaren vijftig wordt het Openluchtmuseum in Arnhem een drukke toeristische trekpleister, met niet minder dan 220.000 bezoekers in 1953.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren