‘Tweede termijnen zijn zelden succesvol’
Door Frans Verhagen
Het is een bekende beroepskwaal: politici die te lang blijven zitten. Volgens Amerika-deskundige Frans Verhagen doen presidenten er verstandig aan om zich te beperken tot één ambtstermijn. ‘Na een herverkiezing lijkt steeds het noodlot toe te slaan.’
De geschiedenis heeft het eerder aangetoond: tweede termijnen leveren zelden succes op. Vrijwel alle Amerikaanse presidenten faalden in hun nieuwe regeringsperiode. Theodore Roosevelt is mogelijk de enige uitzondering. In zijn tweede termijn van 1905 tot 1909 was hij nog behoorlijk succesvol en had hij zelfs gemakkelijk een derde termijn kunnen afdwingen – als hij dat had gewild. Maar de presidenten die daarop volgden kwamen beduidend minder goed uit de verf na hun herkiezing.
Je kunt het genuanceerder formuleren: tweede termijnen neigen naar mislukking. Of het nu komt door politieke overmoed, oververmoeidheid of gewoon gebrek aan fantasie, of misschien door het onmiddellijk intredende lame duck effect, na een herverkiezing lijkt steeds het noodlot toe te slaan. Vroeg of laat struikelt de fris herkozen president over zijn eigen benen, over een stagiaire, een natuurramp of over zijn eigen overmoed.
Neem Franklin Roosevelt, de meest succesvolle president van de twintigste eeuw. Roosevelt had een imponerende eerste termijn. In 1936 werd hij overweldigend herkozen. Hij durfde het daarom aan het conservatieve Supreme Court – dat veel van zijn New Deal plannen had gedwarsboomd – te reorganiseren. Hij stelde voor het traditionele aantal van negen rechters uit te breiden, maar het Congres accepteerde de machtsgreep niet. Ondanks zijn eerdere grote verkiezingszege, werd Roosevelt keihard op de vingers getikt. Sindsdien is het onderwerp taboe.
Landslides zijn een soort doodskus voor zittende presidenten
In Roosevelts tweede termijn stofte hij een oude prioriteit af; de noodzaak van een evenwichtige begroting met oog op de bezuinigingen die daarvoor nodig waren. De Grote Depressie leek op zijn retour en een dosis anti-Keynesiaans beleid zou de uitgedijde overheid moeten terugdringen. Het liep niet goed af. Roosevelt miskende de diepte van de crisis en de necessiteit van stimulerend beleid. De Amerikaanse economie raakte in een nieuw dal. Pas met de Tweede Wereldoorlog werd er een einde gemaakt aan die economische krimp. Alleen door de oorlog kreeg Roosevelt nog een kans om zijn ware grootsheid te bewijzen, anders zou zijn historische positie aanzienlijk minder prominent zijn geweest.
Curieus is dat landslides – grote verkiezingsoverwinningen – een soort doodskus zijn voor zittende presidenten. Niet alleen FDR, maar ook Dwight Eisenhower en vooral Lyndon Johnson, Richard Nixon, Ronald Reagan en Bill Clinton raakten tijdens hun tweede termijn in de problemen. Dat terwijl ze toch een stevige overwinning op hun naam hadden staan op het moment dat zij aantraden. Wat lag aan het verval ten grondslag? In Johnsons en Nixons geval was dat niet hun gebrek aan ideeën. De onrust ontstond doordat zij zichzelf voor de gek hielden. Hun grote overwinningen in respectievelijk 1964 en 1972 betekenden namelijk niet dat de kiezer hen een vrijbrief had gegeven om te doen wat ze wilden. Het was eerder een afwijzing van de tegenstander, geen mandaat voor grote veranderingen.
Ondanks dat Eisenhower voor zijn tweede termijn nieuw elan, dynamiek, jonge politici en energiek beleid beloofde, gold ook voor deze president dat de algemene opinie niet onder de indruk was van zijn leiderschap. Dat is niet geheel terecht. Zo heeft zijn Highway Bill wel voor het netwerk van snelwegen in Amerika gezorgd. Verder wist hij de crisis rondom de Spoetnik-satelliet om te zetten in een investering in onderwijs en slaagde hij erin de Koude Oorlog koud te houden.
Dan kijken we naar Lyndon Johnson, een fabuleus succesvolle president als het gaat om binnenlandse wetgeving. Hij haalde in 1964 een enorme overwinning op de extreem conservatieve Barry Goldwater. LBJ kon er in 1965 nog burgerrechten-hervormingen doorjassen, maar de rest van zijn termijn verzandde in de binnenlandse onrust die mede het gevolg was van de oorlog in Vietnam. De kiezers keerden zich tegen Johnson en in het voorjaar van 1968, na een beschamend laag percentage stemmen in de voorverkiezingen van New Hampshire, liet hij weten zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen. Johnsons succes kwam tot stand in het jaar tussen de moord op Kennedy en zijn herverkiezing. Hij richtte zich op burgerrechten en het in de steigers zetten van de Great Society. Toen was het op. Het tweede termijnspook velde ook deze superpoliticus.
Het tweede termijnspook velde ook superpoliticus Lyndon Johnson
Richard Nixon legde het af tegen zijn eigen donkere demonen. Zijn eerste termijn was behoorlijk succesvol, met de relatieopening naar China, de détente met de Sovjet-Unie en een flinke uitbreiding van de overheid als hoogtepunten. Maar de Vietnamoorlog was een faliekante mislukking. Nixon had het in 1968 over een geheim vredesplan dat altijd geheim is gebleven. Maar het was juist dankzij de oorlog en zijn beroep op de silent majority dat hij de vredeskandidaat George McGovern in 1972 wist te verslaan. De enorme overwinning dat jaar leek bij voorbaat vast te staan, maar de duistere machten die Nixon in hun greep hadden maakten de president onzeker. Het leidde tot vele vormen van machtsmisbruik. Nixons tweede termijn was een drama dat op 9 augustus 1974 eindigde door zijn aftreden.
Geen serieuze agenda
Ook Ronald Reagan, de grote winnaar die in 1984 Walter Mondale verpletterend versloeg, maakte van zijn tweede termijn geen geweldig succes. Het is dat de Republikeinse aanbidding voor extra aanzien zorgde, waardoor hij door zijn eigen partij regelmatig wordt herinnerd als een van de meest succesvolste presidenten sinds Lincoln. Reagan is echter toe aan een herwaardering omlaag. De Iran Contra Affaire, net als Watergate, was een gevaarlijke corrumpering van de uitvoerende macht. Het had tot zijn impeachment moeten leiden. Omdat Nixon nog vers in het geheugen lag, durfden de politici dat in 1987 niet aan. Reagan was wel zo verstandig geweest om zich na zijn herverkiezing te concentreren op één groot onderwerp: belastinghervorming. Dat lukte, maar na een krap jaar was zijn magie wel uitgewerkt. Ook hij raakte steeds meer in de greep van beginnende Alzheimer, wat soms leidde tot beschamende vertoningen.
In 1996 leek Bill Clinton te kunnen gaan oogsten, maar we weten allemaal hoe dat af liep. Ernstiger dan de Lewinksy-affaire die hem politiek ontmande, was dat Clinton geen serieuze agenda had neergezet voor zijn tweede termijn. Daardoor was hij zonder concreet mandaat gekozen – dat is overigens iets dat zittende presidenten al gauw overkomt. Zo had Bush-43 buiten zijn oorlogen geen programma. In 2020 was Donald Trump het programma. De Republikeinse Partij had geen platform.
Uiteindelijk was het succes van Clintons tweede termijn dat hij impeachment wist te ontlopen. Dat is niet direct de erfenis waar deze ambitieuze man op wilde steunen. Of dat nu wel of niet gerechtvaardigd was, het is een feit dat Clintons tweede termijn weinig meer opleverde dan kleine stapjes. Dat is vooral te wijten aan het terugwinnen van het Huis van Afgevaardigden in 1998. Wel leverde Clinton door de economische groei en de aan hem opgelegde begrotingsdiscipline een begrotingsoverschot af voor zijn opvolger, die het prompt verkwanselde door belastingen te verlagen. Helaas ontmantelde Clinton ook de bescherming tegen de misdragende banken die uit de New Deal-tijd dateerde. Het leidde tot de crisis van 2008.
Clinton liet overigens ook een ander terugkerend patroon zien. Naarmate zijn binnenlandse politieke macht wegvloeide, richtte de president meer op het buitenlands beleid – met als dramatisch dieptepunt de onvoldragen Midden Oosten-topontmoeting in de zomer van 2000. Clintons poging om met een daverend buitenlandse politiek succes de geschiedenisboeken in te komen, bleek prematuur en leverde de tweede intifada op en de stagnatie die in een ontploffing in 2023 resulteerde.
Van de 46 presidenten werden er vijftien gekozen voor een tweede termijn
Ook hoog gewaardeerde presidenten als Woodrow Wilson en Harry Truman, beiden maar nipt herkozen voor een tweede termijn, raakten in de problemen. Wilson vervulde een historische rol door Amerika de Eerste Wereldoorlog in te loodsen. Maar hij verloor zijn grip op het vredesproces en elke voeling met wat het thuisfront bereid was te accepteren, waardoor Amerika buiten de Volkerenbond bleef. Hij eindigde half verlamd in een rolstoel, met echtgenote Edith als werkelijke president.
Hoewel Harry Truman vooral in 1949 historische successen boekte, slaagde hij er niet in de oorlog in Korea tot een acceptabel einde te brengen. Aan het einde van zijn termijn was hij een van de minst populaire presidenten in de Amerikaanse geschiedenis. Alleen George W. Bush stond bij zijn vertrek in lager aanzien.
Voor historische grootsheid is ook helemaal geen tweede termijn nodig. De nu vrij onbekende James Polk, gekozen in 1844, zei vooraf dat hij maar één termijn wenste. Vervolgens deed hij in vier jaar alles wat hij beloofd had, zoals het inlijven van Texas, het opengooien van Californië, het vernietigend verslaan van Mexico en het regelen van de noordwestgrens met Canada. Daarna pakte hij zijn biezen. In de historische top veertig staat Polk nu op gelijke hoogte met mensen als Jefferson, Jackson, Theodore Roosevelt, Wilson en Truman.
Een tweede termijn is trouwens minder vanzelfsprekend dan het nu lijkt. Van de 46 presidenten die Joe Biden voorgingen werden er vijftien gekozen voor een tweede termijn, twaalf wilden dat wel maar verloren. Vier presidenten volgden tussentijds op, maar werden daarna op eigen kracht gekozen. Dat waren Roosevelt, Coolidge, Truman en Johnson. Maar één president diende twee niet opeenvolgende termijnen, dat was Grover Cleveland. Ook toen het presidentschap nog minder alomvattend was dan het in de twintigste eeuw werd, waren tweede termijnen maar matig succesvol. Zelfs George Washington, Thomas Jefferson en Andrew Jackson kampten met regeermoeheid in hun latere jaren.
Een probleem met moderne tweede termijn presidenten is dat ze vaak te hard hun best doen om gedenkwaardig in de geschiedenisboeken te komen. Nixon deed niet anders. Ook Bill Clinton had daar last van. In een interview met The Washington Post vertelde Clinton in 1997 te hopen dat hij zou worden beschouwd als ‘een van die zeldzame leiders die hun stempel drukken op een tijdperk’. Volgens het artikel had de president te hoge verwachtingen van wat historici later over zijn ambtsperiode zouden schrijven. Hij wilde net als Theodore Roosevelt te boek staan als een president die ‘een tijdperk van dramatische verandering vorm kon geven zonder dat een grote oorlog daarvoor als katalysator moest fungeren’. De ambitie was er, het resultaat niet.
Je moet bonuspunten toekennen aan presidenten die op tijd vertrekken
Clinton had echter goed gezien dat de presidenten die historisch het meest worden gewaardeerd aan de macht waren in tijden van oorlog, crisis of andere rampspoed. Zonder Burgeroorlog zou Abraham Lincoln niet aan de top staan. De Eerste Wereldoorlog maakte van Woodrow Wilson meer dan een binnenlandse hervormer. FDR zou aanmerkelijk minder indruk hebben gemaakt zonder zijn optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog. En Harry Truman wist het Westen richting te geven ten tijde van de Koude Oorlog. Grote tijden maken grote presidenten. Maar ze kunnen ook presidenten breken. Zo werd Lyndon Johnsons dramatische val veroorzaakt door de Vietnamoorlog en verloor George W. Bush de controle na de oorlogen in Irak en Afghanistan.
Het lijkt een beroepskwaal van politici om te lang te blijven zitten en misschien moet je bonuspunten toekennen aan presidenten die op tijd vertrekken. Neem Calvin Coolidge, een ondergewaardeerde president. Hij betoogde het volgende: ‘Een nadere bestudering van de records van de presidenten die acht jaar hebben gediend zal laten zien dat in bijna alle gevallen de latere gedeelten van hun ambtstermijn weinig voortbracht in constructieve resultaten. Ze werden vaak overschaduwd door enorme teleurstellingen’. Coolidge was een wijs man. In de zomer van 1927 liet hij weten niet langer beschikbaar te zijn. Voor velen was het een raadsel waarom hij dat deed. Zeker was dat Coolidge er zelf weinig zin meer in had. Daddy thinks there is going to be a Depression’, liet First Lady Coolidge ontvallen. Had de superbe politieke strateeg zijn voorland gezien?
Frans Verhagen is historicus en Amerika-deskundige.
Gepubliceerd op 27 december 2023