Terug naar het land van nooit
Door Laurens Bluekens
Nostalgie is een krachtig wapen voor politici. Vooral rechts-populisten beloven dat zij gouden tijden zullen doen herleven. Maar ook links is niet immuun voor de lokroep van het verleden. Een verleden dat in werkelijkheid nooit heeft bestaan.
Uit Maarten! 2024-3. Bestel losse nummers hier of word abonnee
‘Ons land was ooit het mooiste land ter wereld, met eigen grenzen, een eigen cultuur,’ brieste Geert Wilders in het najaar van 2017 in het Tweede Kamerdebat over de regeringsverklaring van het kabinet-Rutte III. ‘Wij gaven ons geld uit aan onze eigen mensen. Er was fatsoenlijke zorg voor onze ouderen. En op straat struikelde je niet over hoofddoekjes of etterende, sissende Marokkaantjes.’
Zo fulmineerde de PVV-leider nog even verder, tot hij afsloot met de woorden: ‘Nederland was Nederland. En hoe anders, mevrouw de voorzitter, hoe anders is het vandaag. Wat is ons land vreselijk te grabbel gegooid. Wat zijn onze belangen verkwanseld. Heel veel Nederlanders zijn vreemden in hun eigen land geworden.’
Gewiekst vroeg de toenmalige fractievoorzitter van D66 Alexander Pechtold op welke periode in de Nederlandse geschiedenis Wilders precies doelde. ‘Nou, in ieder geval de periode voordat u in de politiek zat,’ grapte de PVV-leider, om er vervolgens zonder enig benul aan toe te voegen: ‘Voor 1850 ongeveer.’
Het betoog van Wilders gaf in een notendop weer hoe politici nostalgie inzetten als krachtig politiek wapen. Of het nu gaat om Donald Trumps ‘Make America great again’, Poetins terugverlangen naar de Sovjet-Unie, of de slogan ‘Take back control’ van de brexiteers: de boodschap is telkens dezelfde. Ooit zou het land een gouden tijd hebben gekend, maar ‘het volk’ is van zijn geluk beroofd door krachten van buitenaf – meestal globalisering of immigratie. Het heden is daardoor slechts kommer en kwel. Gelukkig kan de politicus van dienst zorgen dat de gouden tijden terugkeren – mits je op hem stemt.
Het is een retorische truc die werkt als een tierelier. Een rapport van de Bertelsmann Stiftung uit 2018 wijst uit dat van de 10.000 ondervraagde burgers in de Europese Unie ongeveer twee derde denkt dat de wereld vroeger een betere plek was. Vooral mannen, mensen die zichzelf beschouwen als onderdeel van de arbeidersklasse, werklozen en personen die op een andere manier economisch kwetsbaar zijn, zijn geneigd het verleden rooskleurig voor te stellen. De politicus die de nostalgie van de kiezers het best weet te mobiliseren, heeft dus goud in handen.
EHBO-emotie
Een vleugje nostalgie is niemand vreemd. Enkele jaren geleden stelde klinisch psycholoog Ad Vingerhoets, verbonden aan de Universiteit van Tilburg, in Maarten! dat er helemaal niets mis mee is om je persoonlijk te warmen aan een deel van het verleden, bijvoorbeeld door naar muziek van vroeger te luisteren. Nostalgie is een soort ‘EHBO-emotie’, stelde hij, die zowel psychisch als lichamelijk ongenoegen verzacht. Mits zij niet gestoeld is op het idee dat vroeger alles beter was. Vandaar ook dat Vingerhoets waarschuwde om nostalgie ‘niet in het politieke te trekken’.
Maar dat gebeurt en masse. De politicologen Stefan Müller en Sven-Oliver Proksch onderzochten maar liefst 1648 partijprogramma’s uit 24 Europese landen uit de periode tussen 1946 en 2018 en concludeerden dat zo’n 80 procent een vorm van nostalgische retoriek bevatte. Vooral cultureel conservatieve partijen – confessioneel, nationalistisch, of radicaal-rechts – blijken zich ervan te bedienen.
‘Nostalgie is significant sterker aan de rechterkant’
Kiezers die op zulke partijen stemmen, zijn gemiddeld dan ook vatbaarder voor nostalgie dan andere kiezersgroepen. Psycholoog Francesco Rigoli, verbonden aan de City, University of London, enquêteerde 1200 mensen in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Zuid-Afrika, Mexico en Polen over hun waardering voor het verleden. ‘Grosso modo geldt dat mensen aan de rechterkant een hogere dunk van het verleden hebben dan mensen aan de linkerkant,’ stelt hij. ‘Nostalgie is dus significant sterker aanwezig aan de rechterkant.’
Toch komt nostalgie ook voor onder progressieve kiezers. In reactie op de verkiezingswinst van Wilders klinkt vanuit die hoek regelmatig het geluid dat mensen ‘het Nederland waarin ze opgroeiden’ missen. Het gaat dan meestal om de jaren zestig tot en met negentig – tot aan de opkomst van Pim Fortuyn in de landelijke politiek – toen Nederland nog echt tolerant zou zijn geweest en rechts-populistische partijen nog niet de dienst uitmaakten. Het laat zien dat nostalgie niet is voorbehouden aan een bepaalde politieke richting, dat het sterk verschilt aan welke periode uit de geschiedenis wordt gerefereerd, en dat nostalgie voor verschillende waarden kan staan.
Verzorgingsstaat
Naar linkse nostalgie is op dit moment nog minder onderzoek verricht dan naar rechtse. ‘Omdat rechts-populistische partijen relatieve nieuwkomers zijn op het politieke toneel, gaat er in verschillende academische disciplines nu veel aandacht uit naar het onderzoeken van de vorm van politieke nostalgie die daarbij hoort,’ zegt historicus Stefan Couperus, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Maar ook hij ziet dat sommige linkse partijen nostalgie gebruiken als wapen. ‘De huidige Labour-premier van het Verenigd Koninkrijk, Keir Starmer, zette in zijn campagne vol in op het in ere herstellen van de publieke voorzieningen, die volgens hem kapot zijn gemaakt door de Conservatieven. Dat New Labour daar ook een hand in heeft gehad, vertelt hij er natuurlijk niet bij.’
Het voorbeeld van Labour sluit naadloos aan bij een van de conclusies uit het onderzoek van Müller en Proksch: er is een duidelijk onderscheid tussen rechtse en linkse nostalgische retoriek. Rechtse partijen refereren vooral aan culturele kenmerken van het verleden, zoals een etnisch homogenere samenleving, terwijl linkse partijen verwijzen naar economische omstandigheden zoals een sterkere verzorgingsstaat. Logisch, zegt psycholoog Rigoli. ‘Mensen aan de rechterkant zijn ook veel nostalgischer naar culturele factoren dan naar economische factoren.’
Maar het verschil tussen links en rechts is niet absoluut. ‘Eenzelfde soort nostalgie naar de verzorgingsstaat van de naoorlogse jaren zie je in Nederland bij zowel de SP als de PVV,’ zegt Couperus. Verlangen naar het herstel van sociale voorzieningen leidt onvermijdelijk tot de vraag wie wel en niet daar gebruik van mogen maken, denkt de historicus. ‘Je kunt de verzorgingsstaat van na de oorlog wel terug willen, maar de demografie is sindsdien ingrijpend veranderd. Vroeg of laat wil nostalgie altijd iets zeggen over wie erbij hoort en wie niet.’
Ook socioloog Gabriella Elgenius, verbonden aan de Universiteit van Göteborg, denkt dat nostalgisch terugverlangen naar de verzorgingsstaat niet los gezien kan worden van een bepaalde vorm van nationalisme. Zij vermoedt dat rechtse en linkse nostalgie op een andere manier van elkaar verschillen. ‘Aan de rechterkant is nostalgie vooral verbonden met etnisch nationalisme. Nostalgie aan de linkerkant lijkt meer gericht te zijn op een soort burgerlijk in plaats van etnisch nationalisme. Maar zij moet eerst nog beter onderzocht worden.’
Onzekere tijden
Eén ding hebben alle vormen van politieke nostalgie in elk geval gemeen, stellen zowel Elgenius als Couperus: het beeld van het verleden wordt altijd selectief geschetst. ‘Er wordt op zo’n manier uit het verleden geshopt dat het bij het politieke verhaal past,’ zegt de Zweedse socioloog. ‘Veel mensen die op rechts-populistische partijen stemmen, hebben daadwerkelijk een bepaald verlies ervaren. Ze zijn bijvoorbeeld hun baan kwijt. De beschuldigende vinger wijst naar massa-immigratie, maar eigenlijk spelen hele andere oorzaken, zoals de veranderde arbeidsmarkt. Nostalgie in de politiek leidt tot sterke versimpeling en werkt misleidend.’
Volgens Couperus is geschiedenis altijd een talige constructie waarmee mensen bekend en gesocialiseerd raken. ‘We hebben het verleden in ons hoofd al zo ingericht dat het beeld sowieso geen recht doet aan hoe het echt was. Bij politici is het gevaar nog groter dat het beeld dat ze van het verleden schetsen, niet strookt met wat we aan professionele kennis beschikbaar hebben. Het verleden staat in het teken van de huidige politieke agenda en is daarom nooit neutraal.’
‘Zogenaamd gouden tijden waren in werkelijkheid zelden echt zo goud’
Omdat het verleden het enige beschikbare referentiekader is, lijkt het onvermijdelijk dat de mens er soms op teruggrijpt. Couperus: ‘Het kan legitiem en inspirerend zijn om een verwijzing naar de geschiedenis te maken, maar het selectieve blijft problematisch. Er zijn natuurlijk wel verschillende gradaties in hoe concreet je een argument onderbouwt met historische feiten en professionele geschiedschrijving. Ik zou zeggen: hoe rechtser, hoe groter de kans dat je in de hoek van geschiedvervalsing komt.’
Ook in nostalgie op persoonlijk niveau zit een bepaalde selectiviteit besloten. In zijn boek Native Nostalgia laat historicus en journalist Jacob Dlamini zien dat ook zwarte Zuid-Afrikanen die tijdens de apartheid opgroeiden in de townships – zoals Dlamini zelf – nostalgische gevoelens ontwikkelen, ondanks het vreselijke systeem. Bijvoorbeeld voor de kunst, literatuur en muziek van die tijd. ‘In de basis is nostalgie een individueel psychologisch mechanisme dat pas later eventueel politiek geactiveerd wordt,’ stelt psycholoog Rigoli. ‘Over hoe dat precies in zijn werk gaat, is nog niet veel bekend. Nostalgie speelt in ieder geval sterk op in onzekere tijden en als mensen het gevoel hebben dat de wereld om hen heen snel verandert. Als de maatschappij niet zo sterk veranderd zou zijn, zou het zomaar kunnen zijn dat mensen niet zo nostalgisch zouden zijn.’
Ingebeeld Nederland
Rigoli vindt dat nostalgische elementen een plaats mogen hebben in de politieke arena. Het kan ook goed zijn om te erkennen dat er iets verloren is gegaan. ‘Mits dat gepaard gaat met een diepgaand begrip van de werking van nostalgie en voldoende ruimte en eerlijkheid om de complexiteit van het verleden in het oog te houden.’ Dat laatste vertrouwt Elgenius niet toe aan politici. ‘Politiek is per definitie een beetje populistisch, het draait deels om het scoren van punten. Het is aan onderzoekers, journalisten en burgers om bij te dragen aan een goed geïnformeerd debat en een kritisch oog te houden voor welk beeld politici precies oproepen van bepaalde perioden in het verleden. Zogenaamd gouden tijden waren in werkelijkheid zelden echt zo goud.’
Zoiets probeerde de politicus Alexander Pechtold in het najaar van 2017 ook aan Wilders duidelijk te maken. ‘De heer Wilders was erg tevreden over hoe wij voor 1850 met onze ouderenzorg omgingen,’ schertste hij. ‘Dat heeft u in de boekjes gelezen: hoe je toen als weduwe bij de kerk een gulden kreeg om met je kinderen de week door te komen, hoe er in het land onzekerheid was over het weer binnenvallen van een buitenlandse macht, want Europa was zwaar verdeeld, en over de sociale voorzieningen. […] Dat was het ideaalbeeld, mijnheer Wilders, toen we nog onze kolonie hadden, Indonesië, met miljoenen moslims daarin, onder onze verantwoordelijkheid? Is het dat beeld? Of zit ik ernaast?’
Wilders zal het ongetwijfeld een worst wezen hoe Nederland er in het verleden werkelijk uitzag. Als hij maar kan blijven lamenteren over een gefantaseerd Nederland dat van ‘het volk’ is gestolen. Een aanzienlijk deel van het electoraat gaat er met boter en suiker in. Zelfs de beste geschiedenisles kan niet op tegen een vurig verlangen naar een ingebeeld verleden, opgebouwd uit ‘oer-Hollandse’ plaatjes van grazende koeien in de groene wei met een rij molens op de achtergrond. Het oppompen van een historisch luchtkasteel is een fluitje van een cent, het lekprikken verdomd lastig.
Nostalgie is een krachtig wapen voor politici. Vooral rechts-populisten beloven dat zij gouden tijden zullen doen herleven. Maar ook links is niet immuun voor de lokroep van het verleden. Een verleden dat in werkelijkheid nooit heeft bestaan.
Uit Maarten! 2024-3. Bestel losse nummers hier of word abonnee
‘Ons land was ooit het mooiste land ter wereld, met eigen grenzen, een eigen cultuur,’ brieste Geert Wilders in het najaar van 2017 in het Tweede Kamerdebat over de regeringsverklaring van het kabinet-Rutte III. ‘Wij gaven ons geld uit aan onze eigen mensen. Er was fatsoenlijke zorg voor onze ouderen. En op straat struikelde je niet over hoofddoekjes of etterende, sissende Marokkaantjes.’
Zo fulmineerde de PVV-leider nog even verder, tot hij afsloot met de woorden: ‘Nederland was Nederland. En hoe anders, mevrouw de voorzitter, hoe anders is het vandaag. Wat is ons land vreselijk te grabbel gegooid. Wat zijn onze belangen verkwanseld. Heel veel Nederlanders zijn vreemden in hun eigen land geworden.’
Gewiekst vroeg de toenmalige fractievoorzitter van D66 Alexander Pechtold op welke periode in de Nederlandse geschiedenis Wilders precies doelde. ‘Nou, in ieder geval de periode voordat u in de politiek zat,’ grapte de PVV-leider, om er vervolgens zonder enig benul aan toe te voegen: ‘Voor 1850 ongeveer.’
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren