Negeer de doemdenkers, het komt wel goed met de EU
DOOR BART DE KONING
De Europese Unie belandt van de ene crisis in de andere. Maar het fundament onder ‛Europa’, de gemeenschappelijke markt, werkt prima.
Wie eind jaren tachtig, begin jaren negentig, economie studeerde (zoals de schrijver van dit stuk) kreeg het ingepeperd: Japan had de toekomst. Sony zou Philips wegvagen en Toyota en Nissan zouden de ingedutte Europese auto-industrie vervangen.
Ook buiten de muren van de universiteit bekeken westerlingen Japan met een mengeling van ontzag en angst. Het land maakte een flinke groeispurt door en blaakte van het zelfvertrouwen. Sony veroorzaakte een enorme schok toen het in 1990 de legendarische filmstudio’s van Metro-Goldwyn-Mayer overnam: een machtsgreep in Hollywood, het hart van de westerse filmcultuur. Westerse managers en politici konden geen genoeg krijgen van boeken die uitlegden waarom de Japanse aanpak superieur was. Journalist Karel van Wolferen brak in 1989 internationaal door met zijn bestseller Japan: de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht. Time Magazine plaatste in oktober 1992 een foto van presidentskandidaat Bill Clinton, die in het vliegtuig in slaap was gevallen met het boek Head to Head: The Coming Economic Battle among Japan, Europe, and America van Lester Thurow, een bekende econoom. Thurow voorspelde dat de komende halve eeuw in het teken zou staan van de economische rivaliteit tussen Europa, de Verenigde Staten en Japan. Dat laatste land was in het voordeel, omdat het meer gericht was op de lange termijn en harmonieuze samenwerking, en minder op geld verdienen. Voor andere opkomende economieën zag Thurow de komende halve eeuw geen grote rol weggelegd.
Fast forward naar 2019. Als Japan nu in het nieuws is, gaat het meestal over de reusachtige staatsschuld, over de zorgwekkende vergrijzing van de bevolking of over de economie die al een paar decennia sukkelt. Of het gaat over het corruptieschandaal rond de Franse topman van Renault-Nissan. Let daarbij op de volgorde in namen: Renault staat vóór Nissan, want de Franse autofabriek heeft de Japanse overgenomen en gered.
De grote kladderadatsch, die pessimisten al jaren voorspellen, lijkt onwaarschijnlijk
Tegenwoordig maken we ons opnieuw zorgen over een snelgroeiende Aziatische grootmacht. Alleen is het nu China waar we met een mengeling van angst en ontzag naar kijken. Dat China, net als Japan, structurele zwaktes heeft en ook niet tot in het oneindige zal groeien, vertellen de doemdenkers er niet bij.
De huidige somberheid wordt versterkt door het feit dat de westerse wereld er zelf slechter voor lijkt te staan dan dertig jaar geleden. In 1989 viel de Muur en had het kapitalisme het definitief gewonnen van het communisme. Een paar jaar later stonden de Amerikaanse president Bill Clinton en de Britse premier Tony Blair voor een nieuw soort politiek, een ‘derde weg’, een mix van liberalisme en sociaal-democratie. In Nederland leidde die derde weg tot de paarse kabinetten van PvdA, VVD en D66, onder Wim Kok.
Anno 2019 is er van het optimisme uit die tijd weinig meer over. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië, de landen die samen altijd de motor waren van de vrijhandel en liberalisering, zijn ten prooi gevallen aan populisten die zich heilig hebben voorgenomen om alle voordelen van internationale samenwerking en vrijhandel te slopen – ongeacht de prijs. Op het Europese vasteland winnen hun rechts-nationalistische geestverwanten aan invloed.
Zelfs als je de theatrale waarschuwingen over de ondergang van het Avondland negeert, blijven er genoeg echte problemen over. De welvaart van Europa is gefundeerd op de interne gemeenschappelijke markt en handel met de rest van de wereld. Maar wat blijft daarvan over als de Amerikanen het ene na het andere handelsverdrag opblazen en de Britten zich terugtrekken uit de Europese Unie? Het lijkt wel alsof Europese leiders niets anders te doen hebben dan jaar in jaar uit van de ene naar de andere topconferentie vliegen om crisis na crisis te bezweren: de kredietcrisis, de eurocrisis, de problemen in Griekenland, de Italiaanse staatsschuld, de Brexit, de inperking van de rechtsstaat in Polen en Hongarije, het touwtrekken om de verdeling van Europese topfuncties…
Dapper doormodderen
De vraag is dus of dit onderling verdeelde Europa op de lange termijn opgewassen is tegen de grootmachten China en Amerika. Het korte antwoord is ‘ja’ – als we tenminste dapper doormodderen zoals we dat al doen vanaf het begin van de Europese samenwerking.
Europa staat er namelijk veel beter voor dan de doemdenkers ons wijs proberen te maken. De ondergang van het Avondland is al vaker voorspeld; Oswald Spengler publiceerde het eerste deel van zijn klassieker met die titel in 1918 en Europa is een eeuw later rijker en veiliger dan ooit tevoren. De Europese Unie is de tweede economie ter wereld. Na de Verenigde Staten en de euro is, na de dollar, de meest gebruikte munt.
Ondanks de crises is de euro als munt namelijk prima overeind gebleven, al zitten er wel weeffouten in het systeem: de zuidelijke lidstaten zijn economisch veel zwakker dan de noordelijke, en dat blijft voor spanningen zorgen. Vroeger konden de Grieken en de Italianen bij een recessie hun munt devalueren en zichzelf uit de crisis exporteren, maar dat gaat met de euro niet meer. In de Verenigde Staten steunen rijke staten in moeilijke tijden zwakkere staten financieel. Maar de eurozone is géén politieke unie, dus dat ligt in Europa veel gevoeliger: noordelijke belastingbetalers hebben geen zin om op te draaien voor tekorten in het zuiden.
Hoe de discussie tussen noord en zuid gaat aflopen is niet te voorspellen, maar gezien de gebeurtenissen van de afgelopen jaren zal het waarschijnlijk neerkomen op veel touwtrekken, veel nachtelijke onderhandelingen en veel ingewikkelde compromissen. Maar de grote kladderadatsch, die pessimisten al jaren gretig voorspellen, lijkt onwaarschijnlijk.
Het is, bij alle aandacht voor populisten en nationalisten, goed om te bedenken dat het overgrote deel van de Europeanen gewoon vóór Europa is, zoals ook weer duidelijk bleek bij de laatste verkiezingen voor het Europese Parlement. De pro-Europese partijen kregen 518 zetels. Europa is dit jaar politiek tot leven gekomen, schreef Hans Goslinga na de verkiezingen in Trouw. En dat is een enorme prestatie, als je naar de geschiedenis kijkt.
Ondenkbare oorlog
Het begon in 1950 in een platgeschoten Europa met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de twee belangrijkste grondstoffen voor oorlog. De bedoeling van de EGKS was om nóg een oorlog ‘ondenkbaar te maken, maar ook materieel onmogelijk’ door kolen en staal onder internationaal beheer te brengen.
Daarna breidde de samenwerking zich geleidelijk steeds verder uit. Er kwam een Europese Economische Gemeenschap, die uiteindelijk een Unie werd. Aanvankelijk gingen in Brussel de meeste aandacht en het meeste geld naar landbouw, maar inmiddels bemoeit de EU zich met vrijwel alles: diensten, industrie, handel, telecom, banken, sociale zekerheid, transport, toerisme. Altijd met de gedachte dat er één Europese markt moet zijn, toegankelijk voor alle Europeanen. Zo is een marktmacht ontstaan van ruim 500 miljoen consumenten. Met al die mensen achter zich kan de EU prima onderhandelen met de rest van de wereld.
De Europese Unie is de tweede economie ter wereld
De gemeenschappelijk markt is een enorm succes en heeft ons flink wat welvaart gebracht. De gemiddelde Europeaan verdient per jaar 840 euro meer dan zonder de EU het geval zou zijn geweest, zo becijferde de onafhankelijke Duitse Bertelsmann-stichting in een rapport dat in mei verscheen.
Het rapport van de Bertelsmann-stichting benadrukte ook de waanzin van de Brexit. De Britse regio die het meest geprofiteerd heeft van de gemeenschappelijke markt, Kent, heeft overweldigend vóór de Brexit gestemd. De onderzoekers becijferen het jaarlijkse verlies aan welvaart voor de Britten bij een harde Brexit op 57 miljard euro. Dat de EU verlaten dom is, wisten verstandige mensen natuurlijk al, maar het is goed om dat nog eens stevig onderbouwd en becijferd te zien.
Het mooie aan de gedetailleerde analyse van de Bertelsmann-stichting is dat die ook laat zien dat de voordelen van de gemeenschappelijke markt niet evenwichtig verspreid zijn. Gebieden in de geografische kern van West-Europa profiteren, met een welvaartswinst van zo’n 4 procent per jaar. Het getuigt van een grote schoonheid dat de Franse regio die – na Parijs – het meest geprofiteerd heeft van de gemeenschappelijke markt de Elzas is: de regio waarover de Fransen en Duitsers eeuwenlang gevochten hebben.
De keerzijde is dat gebieden in de periferie veel minder overhouden aan de Europese markt. Denk daarbij aan het westen van Frankrijk, het zuiden van Italië en het oosten van Duitsland. Die verschillen tussen kern en periferie kunnen verder oplopen, en dat kan de EU zwaar onder druk gaan zetten, zo waarschuwt de Bertelsmann-stichting.
Kristallen bol
Dat brengt ons op de kernvraag van dit verhaal: hoe ziet de economische toekomst van Europa eruit? Die vraag is lastig te beantwoorden, omdat Europa vooral succesvol is doordat het géén grote economische blauwdruk had. De landen hebben al pratend en onderhandelend steeds een stapje verder gezet.
Dat noopt op deze plek tot bescheidenheid. De verleiding is groot om met de kristallen bol naast het toetsenbord strategische keuzes te maken: Europa moet bijvoorbeeld investeren in auto’s, luchtvaart, of ICT. Maar voorspellen is een denksport met veel blessures, zoals de arts Ad Dunning ooit opmerkte. Het is voor overheden notoir moeilijk om de winnaars te kiezen. In de praktijk komt het er meestal op neer dat we vol bewondering kijken naar een buitenlands voorbeeld, zoals Japan, ‘het Finse model’, Silicon Valley of China, en dat dan na gaan doen. Zoals het voorbeeld van Japan aan het begin van dit verhaal illustreerde, levert dat zelden succes op: daarvoor is economie te onvoorspelbaar. Oude succesnummers van industriebeleid (scheepsbouw en textiel in Nederland, Nokia in Finland) zijn vaak kwetsbaar, want nieuwe bedrijfstakken kunnen uit het niets komen opzetten. Het succes van Nederlandse dj’s en gamebouwers is bijvoorbeeld spontaan ontstaan, zonder voorafgaande beleidsnota’s of subsidies.
Leeglopende regio’s
Op sommige terreinen ontkomen we overigens niet aan strategische plannen, al was het maar om beleidsfouten uit het verleden te herstellen. Een belangrijk voorbeeld is het beleid ten aanzien van de landbouw. In de jaren tachtig incasseerden boeren 70 procent van het Europese budget. Tegenwoordig is de landbouw goed voor slechts 1,5 procent van het Europese bnp, dus was het nodig het budget aan te passen. Daarom ontvangt de landbouw tegenwoordig nog ‛maar’ een derde van alle Europese subsidies: 40 procent als je alle steun voor plattelandsontwikkeling meerekent.
Die daling laat zien dat Brussel wel degelijk kan hervormen, al duurt het misschien langer dan je als belastingbetaler zou willen. Dat laatste komt doordat veel van de achtergebleven, vergrijzende en leeglopende gebieden in Europa nog steeds sterk afhankelijk zijn van landbouw. Brussel kan die regio’s niet links laten liggen. Dat zou ongetwijfeld leiden tot een nog grotere populistische revolte.
Bovendien kunnen we de klimaatdoelstellingen niet halen zonder de landbouw stevig te hervormen. De veehouderij gaat gepaard met een kolossale uitstoot van broeikasgassen als CO2 en methaan – om nog maar te zwijgen van stikstof en mest. Verder zullen windmolens, zonnepanelen en nieuwe bossen voor bijvoorbeeld biobrandstof vooral op het platteland een plek moeten krijgen.
Mensen beschermen
De belangrijkste les voor de toekomst is dat Europa flink moet blijven investeren in onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dan kunnen we meebewegen als economische takken verdwijnen of ontstaan.
Daarnaast is een fatsoenlijke verzorgingsstaat essentieel, zodat slachtoffers van economisch malheur geholpen worden. Dat is ook het advies van de Amerikaanse econoom Barry Eichengreen, die een boek schreef over de populistische revolte in Amerika en Europa: The Populist Temptation. Economic Grievance and Political Reaction in the Modern Time. Banen kunnen verloren gaan, zegt Eichengreen: ‘Maar het punt is: overheden moeten geen regio’s beschermen, of banen; de overheid moet mensen beschermen. Door hen te compenseren als ze hun baan verliezen, door hun vaardigheden en omscholing te bieden om een volgende baan te vinden.’
Kiezen voor mensen en niet voor bedrijven: die boodschap lijkt ook in Den Haag te zijn geland
Kiezen voor mensen en niet voor bedrijven: die boodschap lijkt ook in Den Haag te zijn geland. Waar de grootste regeringspartij, de VVD, zich tot voor kort het vuur uit de sloffen liep om het multinationals naar de zin te maken (denk aan de poging tot afschaffing van de dividendbelasting), stelt de partij ineens de gewone man voorop, die al jaren niet of nauwelijks meeprofiteert van de groeiende economie en de miljardenwinsten in het bedrijfsleven. Je kunt dat opportunisme noemen of voortschrijdend inzicht, maar het is in elk geval vooruitgang.
Menswaardige algoritmen
Ook een stevige rechtsstaat is van cruciaal belang. Daarvoor moeten we niet alleen de rechterlijke macht in landen als Polen en Hongarije beschermen tegen autoritaire politici, maar ook de corruptie bestrijden die de welvaart in Bulgarije, Roemenië en Zuid-Italië ondermijnt. En we moeten kartels aanpakken in ogenschijnlijk nette landen als Nederland en Duitsland. Dat is niet alleen een principekwestie; economische criminaliteit gaat aantoonbaar ten koste van welvaart.
Als het gaat om de bescherming van privacy ten opzichte van bedrijven als Facebook en Google, loopt Europa voorop. In de Verenigde Staten zet het bedrijfsleven technologie vooral in om zo veel mogelijk geld aan klanten te verdienen. China gebruikt technieken zoals gezichtsherkenning en internetsurveillance om burgers onder de duim te houden. ‘Wij kunnen ons onderscheiden door een humane aanpak,’ zo schreef Marc Steen, onderzoeker bij TNO, onlangs. Hij pleit voor het stimuleren van menswaardige algoritmen en voor techniek die deugden zoals zelfbeheersing, empathie, zorg en burgerschap bevordert. ‘Daarmee bouwen we in Europa voort op onze humanistische traditie en kunnen we ons succesvol onderscheiden van de VS en China.’
Het uitgangspunt is altijd de bescherming van de Europeaan: als burger, als consument en als belastingbetaler. Met 500 miljoen mensen kan Europa de standaard zetten voor de rest van de wereld. De eisen die wij aan bedrijven stellen op het gebied van integriteit, kinderarbeid, veiligheid en milieu werken mondiaal door. Zo bezien is Europa dan niet langer het verdeelde en kibbelende continent dat vermalen wordt door de daadkrachtige grootmachten China en Amerika, maar een zelfbewust werelddeel dat zijn macht en rijkdom inzet voor zijn burger en niet omgekeerd.
Uit: Maarten! 2019-3
De Europese Unie belandt van de ene crisis in de andere. Maar het fundament onder ‛Europa’, de gemeenschappelijke markt, werkt prima.
Wie eind jaren tachtig, begin jaren negentig, economie studeerde (zoals de schrijver van dit stuk) kreeg het ingepeperd: Japan had de toekomst. Sony zou Philips wegvagen en Toyota en Nissan zouden de ingedutte Europese auto-industrie vervangen.
Ook buiten de muren van de universiteit bekeken westerlingen Japan met een mengeling van ontzag en angst. Het land maakte een flinke groeispurt door en blaakte van het zelfvertrouwen. Sony veroorzaakte een enorme schok toen het in 1990 de legendarische filmstudio’s van Metro-Goldwyn-Mayer overnam: een machtsgreep in Hollywood, het hart van de westerse filmcultuur. Westerse managers en politici konden geen genoeg krijgen van boeken die uitlegden waarom de Japanse aanpak superieur was. Journalist Karel van Wolferen brak in 1989 internationaal door met zijn bestseller Japan: de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht. Time Magazine plaatste in oktober 1992 een foto van presidentskandidaat Bill Clinton, die in het vliegtuig in slaap was gevallen met het boek Head to Head: The Coming Economic Battle among Japan, Europe, and America van Lester Thurow, een bekende econoom. Thurow voorspelde dat de komende halve eeuw in het teken zou staan van de economische rivaliteit tussen Europa, de Verenigde Staten en Japan. Dat laatste land was in het voordeel, omdat het meer gericht was op de lange termijn en harmonieuze samenwerking, en minder op geld verdienen. Voor andere opkomende economieën zag Thurow de komende halve eeuw geen grote rol weggelegd.
Fast forward naar 2019. Als Japan nu in het nieuws is, gaat het meestal over de reusachtige staatsschuld, over de zorgwekkende vergrijzing van de bevolking of over de economie die al een paar decennia sukkelt. Of het gaat over het corruptieschandaal rond de Franse topman van Renault-Nissan. Let daarbij op de volgorde in namen: Renault staat vóór Nissan, want de Franse autofabriek heeft de Japanse overgenomen en gered.
De grote kladderadatsch, die pessimisten al jaren voorspellen, lijkt onwaarschijnlijk
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren