Loopt Nederland vol?
Door Laurens Bluekens
Onheilsprofeten verklaren regelmatig dat Nederland in de nabije toekomst te veel inwoners zal tellen. Niet zozeer door een geboortegolf, maar vooral door migratie. Maar eigenlijk valt dat niet goed te voorspellen. Demografen hebben in het verleden nogal eens de plank misgeslagen.
Uit: Maarten! 2020-2. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Voorspelbaar: dat moet de immigratie naar Nederland worden zei Hugo de Jonge destijds als minister van Volkshuisvesting. Hij koos dat woord in een interview begin 2020 met NRC Handelsblad, omdat hij was geschrokken van het migratiesaldo van Nederland. Dat bedroeg de laatste jaren gemiddeld meer dan 80.000 personen. Te veel, vond de CDA’er, die daarom een bovengrens voor immigratie wilde instellen – zonder een concreet cijfer te noemen.
Wopke Hoekstra, De Jonges partijgenoot en in 2020 minister van Buitenlandse Zaken, kwam in september 2019 in de HJ Schoo-lezing ook met een strenge boodschap: op het terrein van migratie en integratie is er ‘veel te veel’ dat niet goed gaat. ‘Geen wonder dat de helft van de bevolking inmiddels onomwonden zegt dat er te veel migranten zijn en zich zorgen maakt over integratie.’ Hoekstra wilde daarom strengere eisen aan migratie en definiëren ‘welke mate van immigratie en integratie we succesvol kunnen dragen’.
De ferme taal van De Jonge en Hoekstra kan natuurlijk niet los worden gezien van de strijd om het leiderschap van hun partij, die zich tijdens de parlementsverkiezingen in maart 2021 heeft ontvouwd. Maar de CDA’ers zijn allerminst de enige doemdenkers op dit terrein, want het immigratie- en bevolkingsvraagstuk is weer helemaal terug op de agenda in Den Haag.
‘De geschiedenis van de mensheid is ook de geschiedenis van migratie’
Met dank aan Paul Scheffer, die de politiek halverwege 2018 wakker schudde met zijn essay voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Volgens de hoogleraar en publicist zouden we als samenleving het ‘democratische debat’ moeten voeren over de migratieaantallen en een staatscommissie voor migratiebeleid moeten instellen. ‘We hebben het over van alles – wonen, energie, klimaat, integratie –, maar niet over de onderliggende vraag: met z’n hoevelen gaan we dat doen?’ In de Volkskrant geeft Scheffer wel aan dat richting geven aan immigratie ‘niet per se restrictief’ hoeft te zijn.
Identiteit
Elsevier Weekblad verbaast zich al langer over de afwezigheid van een sterk immigratiebeleid, wil ‘het taboe op bevolkingspolitiek’ doorbreken en laat daartoe veelvuldig de stem van Jan Latten klinken, jarenlang de hoofddemograaf van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Nog voor het einde van 2020 telt Nederland 17,5 miljoen inwoners, en die bevolkingsgroei wordt vooral veroorzaakt door immigratie, analyseert Latten. Volgens hem dreigt het land uit balans te raken: ‘De Nederlandse samenleving is onbedoeld bezig zichzelf demografisch weg te cijferen. Dat raakt de toekomstige economie, maar ook identiteit en verbondenheid.’
Al in het najaar van 2018 nam de Tweede Kamer een motie aan van VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff. Die vroeg zich, gealarmeerd door Paul Scheffers boodschap, hardop af of er een ‘kritische grens’ is aan het aantal inwoners dat Nederland kan herbergen. De ondertekenaars van de motie willen dat de regering de veranderende omvang en samenstelling van de bevolking in kaart brengt en laat zien wat de gevolgen ervan zijn. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) coördineert het onderzoek, dat samen met de planbureaus en het CBS wordt uitgevoerd.
Leo van Wissen, hoogleraar economische demografie en verbonden aan het NIDI, is niet verbaasd over de doembeelden over migratie. ‘Angst is de fundamentele drijfveer die het verstand weleens aan de zijlijn zet,’ vertelt hij aan de telefoon. ‘De geschiedenis van de mensheid is ook de geschiedenis van migratie. Of het nu de Hunnen waren die naar Europa trokken, de Batavieren die naar het huidige Nederland kwamen of de Ieren die in de negentiende eeuw naar Engeland kwamen: de ontvangers moesten daar niets van hebben. Tot de nieuwe groep eenmaal integreert of de samenleving op een bepaalde manier verandert, en er zich weer een nieuwe golf migranten aandient.’
‘Migratie is ontzettend onvoorspelbaar’
Doemdenkers gooien veel op één hoop en leggen de bevolkingscijfers van het CBS te eendimensionaal uit, zegt Van Wissen. Toegegeven: wie enkel naar de kale cijfers van de laatste jaren kijkt, lijkt inderdaad reden te hebben tot zorg. In 2019 groeide de Nederlandse bevolking met 126.410 personen, in de jaren daarvoor met 101.079 (2018), 99.577 (2017), 102.387 (2016) en 78.394 (2015). Latten heeft gelijk dat de bevolkingsgroei vooral gestuwd wordt door immigratie – de laatste jaren dan. Tot 2014 werd de bevolkingsgroei vooral veroorzaakt door natuurlijke aanwas (de geboorte minus de sterfte). Die aanwas bedroeg in 2019 17.244 personen, de overblijvende 109.166 personen betreft het migratiesaldo (in 2019 immigreerden 267.738 personen naar Nederland minus 158.572 emigranten). Het Nederlandse migratiesaldo kent al sinds 2012 een stijgende lijn, maar was daarvoor grillig. Van 2003 tot en met 2007 had Nederland zelfs te maken met een negatief migratiesaldo: er vertrokken meer mensen dan dat er bij kwamen.
Tekorten
Van Wissen noemt vergrijzing als belangrijkste achtergrond bij de toegenomen migratie van de laatste jaren. ‘Sinds 2010 is de grote babyboomgeneratie met pensioen aan het gaan, en daardoor is de uitstroom van de arbeidsmarkt groter dan de instroom. Dat moeten we compenseren, zeker als de economie goed draait.’ De meeste immigratie in Nederland betreft dan ook arbeidsmigratie, geen golf van armen. Juist op dat punt berust volgens de hoogleraar het grootste misverstand: paniekverhalen spitsen zich vooral toe op asielzoekers en bootvluchtelingen, terwijl die groep relatief klein is.
Overspoeld door Afrikanen worden we ook niet. Van de 267.738 binnenkomers in 2019 hebben 24.699 een Nederlandse achtergrond (dat zijn terugkeerders; 9,2 procent), 142.661 een westerse migratieachtergrond (53,3 procent) en 100.378 een niet-westerse migratieachtergrond (37,5 procent). Gekeken naar werelddeel heeft 51,2 procent een migratieachtergrond uit Europa, gevolgd door Azië (19,4 procent), Amerika (11,3 procent), Afrika (7,9 procent) en Oceanië (0,9 procent). De top tien immigratielanden in 2019 zijn Polen (27.083), India (12.568), gebieden van de voormalige Sovjet-Unie (12.075), Duitsland (12.023), Roemenië (10.448), Turkije (9590), Bulgarije (8593), het Verenigd Koninkrijk (8448), China (7912) en de Verenigde Staten (6878).
Ruim een derde van de migranten (85.531 personen) valt onder het vrije verkeer van personen en goederen in de Schengenzone. Voor deze groep, maar ook voor migranten van buiten de Schengenzone, zoals Chinezen en Indiërs met een IT-achtergrond, geldt simpelweg dat ze nodig zijn om de tekorten op de arbeidsmarkt aan te vullen: zonder hen zouden heel wat Nederlandse IT-, bouw- en tuinbouwbedrijven instorten. Van Wissen: ‘Gekeken naar het verleden, waarin we vooral te maken hadden met volgmigranten uit landen als Turkije en Marokko, wordt vaak gezegd dat immigratie ons alleen maar geld kost. Tegenwoordig wordt immigratie vooral door economische motieven ingegeven en is immigratie heel belangrijk voor de Nederlandse economie.’
Verder zijn er nog drie andere redenen voor migranten om naar Nederland te komen: gezinshereniging, studie en de behoefte aan asiel. Het CBS heeft geen recent onderzoek gedaan naar de verhouding daartussen; wel is duidelijk dat het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt relatief meevalt. Al bestaan volgens Van Wissen juist daarover de grootste misverstanden. In 2019 kwamen zo’n 26.720 asielzoekers en nareizigers naar Nederland: circa 10 procent van het totaalaantal migranten. Het aantal asielzoekers schommelt de laatste jaren rond de 30.000, met de grote golf in 2015 als uitzondering; toen waren het er ongeveer 60.000.
Faliekant mis
Hoe de immigratie zich in de toekomst zal ontwikkelen is onzeker. Prognoses zijn volgens Van Wissen moeilijk te maken. ‘De ontwikkeling van het geboorte- en sterftecijfer kunnen we redelijk voorspellen, omdat die op lange termijn heel stabiel zijn gebleken: het geboortecijfer is heel vlak en de levensverwachting stijgt gestaag. De derde component van een prognose – migratie – is juist ontzettend onvoorspelbaar. Wie in de toekomst kan zien, is helderziend.’
Al tientallen jaren blijkt dat de precieze ontwikkeling van de bevolking zich inderdaad maar lastig laat voorspellen – zelfs niet op de korte termijn, zelfs niet door de knapste koppen en zelfs niet door de meest geavanceerde prognosemodellen. Ook het CBS komt daar op zijn website ruiterlijk vooruit, met de melding dat ‘de werkelijkheid op het gebied van geboorte, sterfte en (internationale) migratie grillig blijft’.
‘De grootste bevolkingsgroei op aarde ligt al achter ons’
Het instituut illustreert dat met vroegere voorspellingen die de plank faliekant missloegen. Zo ging het in 1936 uit van een bevolkingsaantal van 27,5 miljoen in 2020. En in 1965 voorspelde het CBS dat Nederland rond de eeuwwisseling 21 miljoen inwoners zou hebben. Het was de tijd waarin The Population Bomb (1968) van de Amerikaanse bioloog Paul Ehrlich naam maakte, een alarmistisch boek waarin voor de jaren zeventig en tachtig wereldwijde hongersnood werd voorspeld als gevolg van overbevolking. Naar aanleiding van de voorspelling van 1965 en de naoorlogse geboortegolf werd in 1972 in Nederland een staatscommissie ingesteld. Die hamerde vooral op snelle geboortebeperking, maar dat advies was bij de presentatie al achterhaald, omdat het aantal geboorten inmiddels flink was gedaald onder invloed van de vrouwenemancipatie en de verspreiding van de pil.
Natuurlijk zijn voorspellingen door voortschrijdende inzichten vooruitgegaan en zaten er in de loop der jaren ook betere ramingen van het CBS bij, maar het blijft koffiedik kijken. Daarvoor hangt de migratie af van te veel factoren waar we geen greep op hebben. Van Wissen: ‘De economie die instort, oorlogen, het ontstaan van een compleet andere technologische situatie of een nog dodelijker virus dan Covid-19 dat zich over de wereld verspreidt: zulke structurele veranderingen kan niemand voorspellen, maar ze kunnen grote gevolgen hebben voor migratie.’
Omdat bij het maken van een voorspelling aan zoveel verschillende knoppen valt te draaien, is het ook mogelijk allerhande doemverhalen uit de cijfers te destilleren. Neem de uitspraak van Jan Latten in de zomer van 2018 in dagblad Trouw dat Nederland in 2050 20 miljoen zielen zal tellen – bij aanhoudende hoogconjunctuur dan. Waarschijnlijker is dat de conjunctuur blijft golven. Ook uit een recenter stuk, voor Elsevier Weekblad, blijkt dat Latten graag de nadruk op extremen legt. Volgens hem is het om het taboe op bevolkingspolitiek te doorbreken noodzakelijk te kijken naar ‘scenario’s die durven te denken in termen van het onwaarschijnlijke’. Wat bijvoorbeeld als het migratiesaldo decennia boven verwachting blijft, vraagt hij zich af.
Van Wissen vindt het problematisch dat politieke partijen geneigd zijn zeer onwaarschijnlijke scenario’s te presenteren als waarschijnlijk.
Lijnen doortrekken
Afgaand op de meest recente lange termijnvoorspellingen gaat het CBS ervan uit dat het aantal inwoners in 2060 waarschijnlijk tussen 18,1 en 21,2 miljoen zal liggen – de kans daarop is 67 procent. En het is 95 procent zeker dat het aantal tussen de 16,8 en 22,6 miljoen bedraagt. Een bevolkingsaantal van 19,6 miljoen wordt als het meest waarschijnlijke aantal genoemd.
Scepsis over bevolkingsprognoses betekent niet dat we alle voorspellingen achterwege moeten laten. ‘Je moet wel ergens op varen,’ meent Van Wissen. ‘Je moet een beeld hebben van de toekomst: je moet je pensioenen, huizenbouw, zorg en economie plannen, en daarvoor is een kompas nodig. Alles wat we doen is zo goed mogelijk de lijnen uit het verleden doortrekken.’ En wie dat doet, ziet dat de beroepsbevolking op termijn krimpt als je geen rekening houdt met migratie.
Nederland telt in 2060 waarschijnlijk 19,6 miljoen inwoners
‘Als de economie op peil blijft – en dat is de vraag met de huidige ontwikkelingen –, dan zal er een structurele vraag blijven naar arbeid van over de grenzen.’ Nu gezinnen in grote delen van de wereld gemiddeld minder dan twee kinderen krijgen, ligt de grootste bevolkingsgroei op aarde al achter ons, becijfert Van Wissen. In Japan krimpt de bevolking al een aantal jaren, met alle gevolgen van dien op lange termijn: een haperende economie en welvaartsstaat. China begint al met krimpen; India zal in de tweede helft van deze eeuw volgen. De enige uitschieter is Afrika, maar ook daar gaan de geboortecijfers voor het grootste deel omlaag. Voor Nederland geldt dat het kantelpunt van groei naar krimp misschien rond 2050, 2060 is bereikt. Al moet volgens de hoogleraar vooral met een regionale bril gekeken worden: de Randstad zal blijven groeien, terwijl andere gebieden zullen krimpen.
In een interview met het Vlaamse blad HUMO schetste de Britse demograaf Paul Morland onlangs een van de gevolgen van krimpende Europese bevolkingen: concurrentie om immigranten te lokken. ‘Niets garandeert dat Europa op termijn economisch aantrekkelijk genoeg zal blijven voor immigranten. Immigratie stelt samenlevingen vandaag voor problemen, maar we zullen het misschien ooit betreuren dat die er niet meer is.’ Voor extreem-rechtse groeperingen die geen immigratie willen heeft de Brit een duidelijke boodschap: dan moeten ze bereid zijn per gezin drie of vier kinderen op de wereld te zetten. ‘Anders zullen ze vervangen worden door de natuur, door de wolven en de beren.’
Polen weren?
Van Wissen verwelkomt de politieke discussie over de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse bevolking. Hij vindt het vreemd dat vaak wordt ontkend dat Nederland een migratieland is, terwijl we in groten getale te maken hebben met immigratie. We moeten daarom nadenken over het land dat we willen zijn en welke bevolkingsontwikkeling daarbij past. En ook over de vervolgvragen: wat kunnen we wel en niet beïnvloeden? En als we iets kunnen beïnvloeden, wat zijn daarvan dan de gevolgen? ‘Door bij bevolkingsproblematiek niet enkel te kijken naar migratie, maar ook bijvoorbeeld naar economische consequenties, dwing je migratie los uit die enge “Nederland is vol”-gedachte.’
Hij noemt drie voorbeelden. Poolse immigranten weren, ondanks het Verdrag van Schengen? Onmogelijk binnen de huidige Europese verhoudingen. Partijen die de pensioenleeftijd terug willen draaien naar 65 en ook nog eens de immigratie willen terugschroeven? Dat zou betekenen dat we over twintig jaar met een beroepsbevolking zitten die met 2 miljoen gekrompen is – dat kan, maar is niet wenselijk. En werken met immigratiequota, zoals Canada? Dat is volgens Van Wissen voor een land als Nederland, dat midden in een continent ligt en waar verbindingen veel makkelijker zijn dan in Canada, veel moeilijker te realiseren.
Hij verwacht dat bevolkingspolitiek een grote rol zal blijven spelen in Nederland. Vandaar dat politiek Den Haag de scenario’s waaraan het NIDI werkt graag wil hebben – ze vormen bovendien een belangrijk uitgangspunt voor verkiezingsprogramma’s. Het NIDI probeert als coördinator van het onderzoek alle beschikbare kennis ‘zo goed mogelijk samen te ballen’. Maar dan nog moeten stevige onzekerheidsmarges in acht worden genomen, zegt Van Wissen. ‘Maar daar kijken politici niet zo graag naar.’
Wilt u graag op de hoogte blijven van de actualiteiten en diepgravende artikelen ontvangen? Neem een abonnement op Maarten! en profiteer van korting.