In Japan zijn immigranten taboe
Door Ivo van de Wijdeven
Het lijkt eenvoudig: de Japanse economie zit te springen om werknemers en buitenlanders willen er graag werken. Toch laten Japanners hen maar beperkt toe. Ze gruwelen bij de gedachte aan een multiculturele samenleving.
Uit Maarten! 2024-1. Bestel losse nummers hier of word abonnee
‘Tegenwoordig krijgen Japanners niet meer dan twee kinderen per gezin. Als we zo doorgaan, dan zijn er over 200 jaar helemaal geen Japanners meer. U hoeft zich geen zorgen te maken over Japan.’ Dat antwoordde de Japanse premier Kakuei Tanaka in 1972 op vragen van zijn Chinese collega Zhou Enlai over Japanse ambities in Azië.
We zijn inmiddels vijftig jaar verder, maar in Japan is er weinig veranderd. Het land heeft met 1,26 kinderen per vrouw een van de laagste geboortecijfers ter wereld. De Japanse regering doet verwoede pogingen om het te laten stijgen, maar die sorteren tot nu toe nog geen enkel effect. Sterker nog, er is sprake van een dalende trend omdat steeds meer vrouwen werken en toegang hebben tot anticonceptie.
Tegelijkertijd slaat de vergrijzing genadeloos toe. Japan heeft inmiddels het hoogste percentage ouderen ter wereld. In 2023 rapporteerde het Japanse ministerie van Binnenlandse Zaken dat een op de tien mensen ouder dan 80 jaar is. Een derde van de bevolking is ouder dan 65 jaar en daarmee heeft Japan ook het grootste aantal 65-plussers ter wereld. Het is dus niet verbazingwekkend dat Japan ook nog een derde record in handen heeft: ouderen maken 13 procent uit van de totale beroepsbevolking, vaak in deeltijdbanen of als invalkracht.
De vergrijzing slaat genadeloos toe
Dankzij een combinatie van het lage geboortecijfer en een van de hoogste levensverwachtingen ter wereld zal Japan deze records voorlopig nog wel in handen houden, al zit Zuid-Korea het land op de hielen. De Japanners blijven worstelen met een snel verouderende samenleving, die zwaar weegt op de economie. De uitgaven voor sociale zekerheid en gezondheidszorg stijgen explosief en dat geldt ook voor de toch al niet geringe staatsschuld.
Er zijn namelijk ook steeds minder mensen om de voortdurend stijgende kosten op te brengen. De beroepsbevolking blijft krimpen, waardoor veel sectoren zuchten onder een groot tekort aan arbeidskrachten. Overal in Japan hangen bordjes met de tekst ‘hulp gevraagd’. Het is dus ook de vraag wie er voor de almaar groeiende groep Japanse ouderen moet zorgen.
De oplossing lijkt relatief eenvoudig: arbeidskrachten uit andere landen aantrekken. Japan is een welvarend land, dus dat zou geen enkel probleem moeten zijn. Natuurlijk, het zich eigen maken van de unieke Japanse taal en de eigenaardigheden van de Japanse cultuur kost tijd en moeite. Maar daar staat een mooi salaris tegenover.
Toch zijn er in Japan maar weinig buitenlanders aan het werk. En dat hebben de Japanners aan zichzelf te wijten. Het land heeft zeer strenge migratieregels. Arbeidsmigranten worden mondjesmaat toegelaten en vluchtelingen worden slechts schoorvoetend opgevangen. Alle verblijfsvergunningen zijn tijdelijk. Iedereen die van buiten komt, wordt sowieso geacht na bepaalde tijd weer zijn of haar biezen te pakken.
Volgens experts zou versoepeling van de regels en beperkingen helpen om de krapte op de arbeidsmarkt op te lossen en de kosten van de vergrijzing te dragen. Maar de Japanse regering kiest er welbewust voor dat niet te doen. Immigratie is in Japan namelijk niet zozeer een economische kwestie als wel een zaak van nationale identiteit. Japanners zijn doodsbang dat die verloren gaat als ze de deuren wagenwijd open zouden zetten.
Superioriteitsgevoel
Dat sentiment gaat ver terug. Beroemd is het voorbeeld van het kunstmatige eilandje Dejima in de haven van Nagasaki. De daar gevestigde handelspost van de VOC vormde vanaf 1641 het enige contact met de rest van de wereld. Dat was het gevolg van het besluit van de Japanse shoguns, militaire alleenheersers die in naam van de keizer regeerden, om het eilandenrijk vrijwel hermetisch af te sluiten. Zij vreesden dat hun machtspositie zou worden aangetast door buitenlandse invloeden.
De Amerikaanse commodore Matthew Perry maakte in 1853 met zijn kanonneerboten een einde aan de afsluiting en dat was het startsein voor een politieke omwenteling in Japan. Tijdens de Meiji-restauratie werd de oorspronkelijke macht van de keizer in naam hersteld en werd er een radicale modernisering ingezet. De Japanners keken de kunst af van het Westen, importeerden op grote schaal (militaire) technologie en industrialiseerden in een razend tempo. Rond 1900 was Japan ook een koloniale macht, die klinkende overwinningen boekte in oorlogen tegen China en Rusland.
Maar het Japanse isolationisme veranderde niet. Etnische homogeniteit bleef heilig en dat was gekoppeld aan een superioriteitsgevoel. Japanners voelden zich ver verheven boven de rest van Azië. ‘Vereer de keizer, verjaag de barbaren,’ was het motto van de Meiji-restauratie. De daaropvolgende koloniale expansie zorgde ervoor dat Japanners vooral emigreerden naar nieuw veroverde gebieden als Taiwan, Korea en Mantsjoerije.
Etnische homogeniteit is heilig
Het Japanse Keizerrijk delfde uiteindelijk het onderspit in de Tweede Wereldoorlog. In de eerste decennia na die oorlog lag Japan volledig in puin. Het land kon alle monden nauwelijks voeden. Het beleid van de nieuwe democratisch gekozen regering was er dan ook vooral op gericht emigratie aan te moedigen, vooral naar landen in Zuid-Amerika. Voor mensen uit de voormalige koloniën die naar Japan kwamen – voornamelijk Koreanen – ging de deur schoorvoetend op een kier.
Ondanks de verloren oorlog bleef het idee dat de Japanse cultuur superieur was springlevend onder brede lagen van de bevolking. Het idee dat de Japanse samenleving moest worden beschermd verdween dan ook niet. Japan ruilde het imperialisme weer in voor het isolationisme.
Al gauw bleek echter dat de deur niet meer helemaal op slot kon. Toen de Japanse hightechindustrie eind jaren zeventig een enorme groeispurt doormaakte en veel Japanners daar een goed betaalde baan vonden, ontstonden nijpende tekorten in arbeidsintensieve sectoren als landbouw, visserij en de bouw. Daarvoor werden werknemers uit Iran, Bangladesh en Pakistan illegaal via de achterdeur binnengehaald op toeristenvisa. De overheid kneep een oogje dicht. Dat gebeurde ook bij vrouwen uit Thailand, Zuid-Korea en de Filipijnen die op een dubieus ‘entertainment-visum’ werkten in bars en massagesalons om hardwerkende Japanse mannen een uitlaatklep te bieden.
De illegale route bleek totaal ontoereikend toen de tekorten op de arbeidsmarkt nog verder toenamen en er ook meer hoger opgeleid personeel nodig was. Het invloedrijke Japanse bedrijfsleven drong bij de regering aan op maatregelen. Daarmee kwam de Liberale Democratische Partij (LDP), die sinds de Tweede Wereldoorlog onafgebroken de dienst uitmaakt in Japan, voor een dilemma te staan. De partij wilde enerzijds gehoor geven aan de wensen van de industrie, maar anderzijds niet de conservatieve en etnisch-nationalistische achterban van zich vervreemden.
Mensensmokkel
De oplossing was nieuwe wetgeving die het strikte anti-immigratiebeleid overeind liet, maar wel een ingewikkeld stelsel van tijdelijke werkvergunningen realiseerde. Het was aan het ministerie van Justitie en het daaraan verbonden Agentschap voor Immigratiezaken om daar streng toezicht op te houden. In de jaren negentig werd eerst de Japanse diaspora in Zuid-Amerika – de nikkeijin – uitgenodigd om aan de slag te gaan in de hightechindustrie. Het hemd was immers nader dan de rok.
Voor lager opgeleiden uit landen als China, Vietnam en de Filipijnen was en is er het Technical Intern Training Program (TITP) dat op papier een vijfjarige opleiding in Japan belooft, maar in de praktijk vooral wordt gebruikt om goedkope arbeidskrachten naar boerderijen, visverwerkingsbedrijven en fabrieken te lokken. Critici spreken zelfs van ‘gelegaliseerde mensensmokkel’.
Visa voor buitenlandse studenten – ook vaak afkomstig uit andere landen in Azië – zijn een andere manier om de tekorten op de arbeidsmarkt aan te vullen. Voltijdstudenten mogen in Japan maar liefst 28 uur per week werken en vormen daarmee goedkope en flexibele arbeidskrachten in de dienstensector in de grote steden.
Sinds de introductie is dit stelsel vrijwel ongewijzigd gebleven. In 2018 is er wel een Specific Skilled Workers-programma (SSW) geïntroduceerd om misstanden met TITP en studentenvisa aan te pakken en – vooral – om geschoolde werknemers te vinden voor veertien specifieke industriesectoren die moeite hebben om die in Japan te vinden. Het SSW-programma voorziet in hogere salarissen en betere bescherming, maar gaat ook uit van tijdelijke verblijfsvergunningen.
Permanente immigratie is expliciet niet de bedoeling. De Japanse overheid gebruikt dan ook liever de term ‘acceptatie van buitenlandse werknemers’ in plaats van ‘immigratie’. ‘Arbeid’ is welkom, maar ‘mensen’ niet. Zelfs de etnisch verwante nikkeijin werden in het kielzog van de wereldwijde economische crisis in 2008 vriendelijk doch dringend verzocht weer hun biezen te pakken.
Het is dus ook niet heel verwonderlijk dat de Japanse nationale overheid totaal geen werk maakt van integratie van buitenlandse werknemers en hun families. Integratie ligt in Japan politiek net zo gevoelig als immigratie, omdat het breed wordt gezien als opmaat naar een permanent verblijf.
Tegenzin
Ondertussen worden buitenlanders wel geacht de Japanse taal te leren, zich te verdiepen in de Japanse cultuur en zich aan te passen aan Japanse waarden en normen. Hoewel het aantal buitenlandse werknemers in Japan de afgelopen decennia sterk is gegroeid, mag het karakter van de Japanse samenleving absoluut niet veranderen. De meeste Japanners gruwelen bij de gedachte aan een multiculturele samenleving.
Er is geen landelijke infrastructuur om nieuwkomers te helpen bij hun integratie in Japan. Voor taalonderwijs, juridische hulp en wat we in Nederland inburgering zouden noemen zijn ze afhankelijk van gemeenten, die het werk vaak overlaten aan commerciële organisaties of vrijwilligers. Die laatsten zijn vooral te vinden in gemeenschappen van Koreaanse, Chinese en Vietnamese vluchtelingen die inmiddels al decennia in Japan verblijven, de zogenoemde zainichi (letterlijk: ‘in Japan woonachtigen’).
Want zelfs de Japanners kunnen niet alle veranderingen tegenhouden. Vooral de Koreaanse minderheid die tijdens de dekolonisatie naar Japan is gekomen, heeft hard gevochten voor gelijke rechten. De zainichi hebben inmiddels een ‘speciale permanente verblijfsvergunning’ en recht op uitkeringen, kinderbijslag en een ziektekostenverzekering. Nieuwkomers vissen echter veelal achter het net.
In de afgelopen dertig jaar is het aantal buitenlanders die in Japan wonen wel gestaag gestegen. Het zijn er nu zo’n drie miljoen, een verdrievoudiging sinds de jaren negentig. Dat is 2,5 procent van de totale bevolking van Japan. Iets meer dan de helft bestaat uit werknemers die de grote tekorten op de Japanse arbeidsmarkt aanvullen. De rest wordt gevormd door (werk)studenten, remigranten en vluchtelingen.
Internationaal vergeleken is die laatste categorie erg klein. Dat heeft deels te maken met de geografie. Japan is een eilandstaat met als buren het welvarende Zuid-Korea, de gesloten dictaturen China en Noord-Korea, en het meest onherbergzame deel van Rusland. In de jaren zeventig vonden Vietnamese bootvluchtelingen wel hun weg naar de kust van Japan, maar dat is de laatste grotere groep die met enige tegenzin door de Japanners werd opgevangen.
Japan heeft een strenge asielprocedure; bijna niemand wordt toegelaten
De belangrijkste reden voor het kleine aantal vluchtelingen dat Japan opvangt, is een ongekend strenge asielprocedure. Japan heeft weliswaar alle internationale vluchtelingenverdragen ondertekend, maar de daadwerkelijke kans op een verblijfsvergunning is echt bijna nul. Van 10.375 asielaanvragen in 2019 werden er 44 toegekend. Voor de goede orde: dat is maar 0,4 procent. Vluchtelingen uit verre oorden worden simpelweg beschouwd als een te groot risico voor de etnische homogeniteit van Japan.
Alles bij elkaar genomen is er in Japan een rare paradox ontstaan. Enerzijds zijn buitenlanders onmisbaar voor de Japanse economie, maar anderzijds doen de Japanners alsof buitenlanders de grootste bedreiging voor de toekomst van het land zijn. Tobishima, dat vaak wordt genoemd als het rijkste dorp van Japan, is volledig afhankelijk van de TITP-werknemers om de boel netjes aangeharkt en draaiende te houden. Maar de welgestelde dorpsgemeenschap laat hen volledig aan hun lot over. Ondertussen zijn er wel veiligheidscamera’s op iedere straathoek geïnstalleerd om ze nauwgezet in de gaten te houden.
Japanners kijken over het algemeen minzaam op hen neer als ‘kwetsbaar’, ‘afhankelijk’ en ‘zielig’, maar de meeste buitenlanders in Japan zien zichzelf niet zo. Zij zien vooral de belangrijke bijdrage die ze leveren aan de economie en de maatschappij. Het zou mooi zijn als de Japanners dat zelf ook gaan zien. Door hun starre xenofobische houding laten ze waardevol en op lange termijn waarschijnlijk onmisbaar menselijk kapitaal domweg verloren gaan. Zonder buitenlandse hulp komen bejaarde Japanners pas echt in de problemen.
Meer lezen uit dit nummer? Bestel uw exemplaar hier
Het lijkt eenvoudig: de Japanse economie zit te springen om werknemers en buitenlanders willen er graag werken. Toch laten Japanners hen maar beperkt toe. Ze gruwelen bij de gedachte aan een multiculturele samenleving.
Uit Maarten! 2024-1. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren