Het boek vol sprookjes van Fortuyn
Door Maarten van Rossem
Zelfs jaren na zijn dood worden de verzinsels van Pim Fortuyn nog steeds serieus genomen. De elite zou een puinhoop hebben gemaakt van Nederland en het overgeleverd hebben aan de islam. Niets van waar, maar de fabels zijn hardnekkig.
Uit Maarten! 2012-1. Bestel losse edities hier of word abonnee
Het publieke debat in Nederland wordt dikwijls gedomineerd door twee mythes. De eerste mythe houdt in dat Nederland al decennia – zo ongeveer sinds het vertrek van Drees – wordt geregeerd door een autistische elite, die weigert te luisteren naar de verstandige ideeën van de burgers. Die elite heeft er daardoor een ongelofelijke puinhoop van gemaakt. De tweede mythe is dat de Nederlandse cultuur en nationale identiteit worden bedreigd door massale immigratie, in het bijzonder van fanatieke moslims, die zich hebben voorgenomen de westerse cultuur te vernietigen.
Beide mythes zijn het werk van de meest succesvolle fabulant die de Nederlandse politiek ooit heeft gekend: Pim Fortuyn. Zijn ideeën zijn te vinden in Tegen de islamisering van onze cultuur. Nederlandse identiteit als fundament (1997) en De puinhopen van acht jaar paars. Een genadeloze analyse van de collectieve sector en aanbevelingen voor een krachtig herstelprogramma (2002). Dat deze teksten ooit serieus zijn genomen, en dat velen zelfs vonden dat ze revolutionaire nieuwe inzichten bevatten, blijft een wonderbaarlijke zaak.
Een van de hoofdoorzaken van het verbluffende succes van Fortuyn en zijn zonderlinge denkbeelden was ongetwijfeld de ronduit panische en hulpeloze reactie van de zittende politieke klasse op zijn plotselinge, spectaculaire opkomst.
Na Fortuyns verpletterende zege in 2002 bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam en het succes van de Lijst Pim Fortuyn enkele weken later, toen de lijsttrekker al vermoord was door een fanatieke milieu-activist, besloten veel politici dat Fortuyn toch op z’n minst een beetje gelijk moest hebben gehad. Zij kozen in hun doodsangst dat ze door het nieuwe populisme weggevaagd zouden worden voor een vorm van populism light en gingen massaal naar de burgers luisteren, teneinde te vernemen wat voor verstandige ideeën die hadden over het landsbestuur.
Van die populistische retoriek zijn we nog lang niet af. Velen geloven nog steeds dat elites slecht zijn en het volk goed. Desondanks kunnen we zonder enige terughoudendheid constateren dat Fortuyn, afgezien van een incidenteel nuttig idee in De puinhopen, een volstrekte kletsmajoor was, een schrijver van gemakzuchtige stukjes die geen van zijn denkbeelden werkelijk goed doordacht had.
Autistische overlegstructuur
Laten we eerst Fortuyns bewering toetsen dat de Nederlandse elite er al jaren een puinhoop van had gemaakt. Volgens Fortuyn had de politieke klasse het volledig laten afweten. Minister-president Kok beschreef hij als ‘een ramp’. De paarse kabinetten hadden niets klaargemaakt en het geroemde poldermodel was volgens hem een ‘autistische overlegstructuur’, waarin technocraten op hoogst ondemocratische wijze het beleid bepaalden dat al die ellende had veroorzaakt.
Dat de legitimiteit van de Nederlandse politieke elite twijfelachtig was, was simpelweg een kwalijke leugen. Het Nederlandse politieke systeem heeft in feite steeds verrassend alert gereageerd op de verschillende stemmingen van de kiezer. Dat er een paars kabinet zat, was bijvoorbeeld het gevolg van de nogal onverdiende meganederlaag van het CDA in 1994. De winst van Paars in 1998 was een keurige weerspiegeling van de heersende politieke stemming.
Volkomen anders dan Fortuyn beweerde, voerde de Nederlandse elite tussen 1982 en 2002 een frappant succesvol beleid
Volkomen anders dan Fortuyn beweerde, had de Nederlandse sociaal-economische en politieke elite tussen 1982 en 2002 een frappant succesvol beleid gevoerd. Van een kneusje in het EU-gezelschap was Nederland in die twee decennia een economische koploper geworden met een zeer hoge arbeidsparticipatie, een al even hoge arbeidsproductiviteit, een lage werkloosheid en het op twee na hoogste inkomen per hoofd in de EU, gerekend naar koopkrachtpariteit. De economie was succesvol gesaneerd en Nederland had zijn zaakjes goed op orde. Ook in de jaren na 2002 was Nederland een van de succesvolste EU-landen.
Dat ‘de puinhopen van Paars’ een aansprekende metafoor werd, hebben we voor een belangrijk deel te danken aan de gemakzuchtige media, die collectief een beetje verliefd waren op de spectaculaire variété-artiest Fortuyn. In de nieuwsvoorziening was het met ‘onze Pim’ alle dagen feest. De kijkcijfers verdubbelden als hij op het scherm verscheen. Dat wilde echter allerminst zeggen dat hij ook gelijk had.
Fact free politics
De mythologie over de puinhopen van Paars was een onderdeel van een nog veel omvangrijker mythologie, waarop Fortuyn zijn denkbeelden had gebaseerd. Al tijdens de maanden van zijn plotselinge verschijning op het Nederlandse politieke toneel werd erop gewezen dat hij meestal – maar niet altijd – opereerde vanuit een nogal radicale variant van het toen zeer dominante neoliberalisme, dat ook invloed had op de paarse beleidsagenda.
Het neoliberalisme, dat vooral tot ontwikkeling was gekomen in de Verenigde Staten en Engeland, bepleitte een snel en radicaal afscheid van het sociaal-economische beleid zoals dat in West-Europa en de Verenigde Staten was gevoerd in de eerste drie decennia na de oorlog. De rol van de overheid moest worden teruggedrongen, de belastingen moesten worden verlaagd en de markt moest ongehinderd zijn gang kunnen gaan.
In de VS en Engeland zijn deze uitgangspunten grotendeels gerealiseerd. In continentaal Europa – ook in Nederland – hebben ze aanzienlijke invloed uitgeoefend, maar zijn ze nooit voluit in praktijk gebracht. Dat leidde ertoe dat in de Angelsaksische financiële pers jarenlang laatdunkend werd geschreven over het lamlendige ‘oude’ Europa, dat was vervallen tot euro-sclerosis.
Fortuyn opereerde vanuit een nogal radicale variant van het neoliberalisme, dat ook invloed had op de paarse beleidsagenda
Vooral de laatste jaren is duidelijk geworden dat het verhaal over het ongekende economische succes van het neoliberale marktfundamentalisme een sprookje is. De continentale West-Europese naties hebben het, door de neoliberale agenda maar zeer ten dele over te nemen, in feite veel beter gedaan dan de VS en Engeland.
Het grote succesverhaal is natuurlijk dat van Duitsland. Dat land is jarenlang door de neoliberalen voor een verkalkt kneusje gehouden, maar blijkt de laatste jaren de meest succesvolle exportmachine ter wereld. Nederland heeft daarvan geprofiteerd en heeft ook zelf in het veelgeprezen poldermodel een goed functionerend compromis gevonden tussen het traditionele beleid en het neoliberalisme.
Zowel de neoliberalen als de populisten hebben voor Nederland een speciale mythische variant van het recente verleden geconstrueerd. In die mythe is het hele beleid van voor 2002, of het nu de sociaal-economische politiek of de immigratie betreft, volledig het werk van de ‘linkse kerk’. In werkelijkheid was dat beleid, dat dus over de hele linie sinds de oorlog verrassend succesvol was, een coproductie van de drie grote regeringspartijen, PvdA, CDA (aanvankelijk ARP, CHU en KVP) en VVD.
De VVD is evenzeer verantwoordelijk voor de constructie van de Nederlandse verzorgingsstaat als de twee andere partijen. Dat de VVD nu graag de indruk wekt eigenlijk niets te maken te hebben gehad met het zogenaamd ‘linkse’ Nederland van voor de populistische revolte is een typisch staaltje van fact free politics.
Superioriteit
Fortuyns these over de islamisering was minstens even gek als en een stuk gevaarlijker dan de puinhoopretoriek. In Nederland was gedurende de laatste drie decennia van de vorige eeuw sprake geweest van een omvangrijke immigratie, die de nodige sociale en culturele frictie had veroorzaakt, zoals trouwens altijd het geval is bij omvangrijke immigratiebewegingen.
Als Fortuyn daartegen had gepolemiseerd, was dat geheel begrijpelijk en ook nuttig geweest. Hij deed echter iets heel anders. Hij beweerde dat een deel van die immigranten, te weten de moslims, in feite een staatsgevaarlijke vijfde colonne was, die de Nederlandse natie onherstelbare schade zou kunnen toebrengen.
In Tegen de islamisering schreef hij dat de westerse cultuur in de dagelijkse confrontatie met de islam ten onder dreigde te gaan. Dat kwam door het ‘cultuurrelativisme’ dat in Nederland en elders in de westelijke cultuur heerste. Volgens Fortuyn was het zaak de eigen Nederlandse culturele identiteit opnieuw te definiëren, voordat er van een vitale westerse cultuur geen sprake meer was.
Van de steeds veronderstelde enorme invloed van het cultuurrelativisme is echter nimmer sprake geweest. Ongetwijfeld dachten sommige beleidsmakers en academici in cultuurrelativistische termen. De overgrote meerderheid van de bevolking in Nederland en elders in het Westen is echter altijd volledig overtuigd geweest van de superioriteit van de eigen cultuur.
Grondslag van de eigen culturele identiteit van Nederland was volgens Fortuyn de Joods-christelijke-humanistische traditie. Hij deed verder geen enkele poging dit vage begrip uit te werken of te relateren aan praktische zaken als bijvoorbeeld de rechtsstatelijke beginselen.
Met name over de veronderstelde, zogenaamd noodzakelijke nationale identiteit is in de volgende jaren een publiek debat gevoerd dat niets heeft opgeleverd. Hoewel 60 procent van de Nederlanders van mening is dat een dergelijke identiteit bestaat, heeft wetenschappelijk onderzoek ter zake nooit meer opgeleverd dan schrale, eendimensionale Oranjesentimenten. Aan het gezeur over een specifiek Nederlandse identiteit dient, bij gebrek aan resultaat, direct een einde gemaakt te worden.
Fortuyns these over de islamisering was minstens even gek als en een stuk gevaarlijker dan de puinhoopretoriek
De islamisering die het gevolg zou kunnen zijn van de dagelijkse confrontatie met de islam is zonder meer het gekste sprookje uit Fortuyns toverdoos. Na de aanslagen van 11 september 2001 leek Fortuyn de wind in de zeilen te hebben. De reeks van verschrikkelijke aanslagen die ons na 9/11 werd voorspeld en die het vrije Westen zou ontwrichten, is echter nooit gekomen. Er zijn weliswaar enkele aanslagen gepleegd, maar het is bij incidenten gebleven. Van een werkelijke bedreiging van de coherentie en continuïteit van de westerse samenlevingen is nooit sprake geweest. Blijkbaar waren de moslimimmigranten niet zo daadkrachtig en vastbesloten als de islamofoben steeds beweerden.
In feite is de hele islamisering een fantoom. In Nederland vormen moslims 5 procent van de bevolking, in de gehele EU 4 procent. Hoe dergelijke kleine minderheden de rest van de bevolking zouden moeten islamiseren is altijd volkomen duister gebleven.
Een standaardonderdeel van de islamofobe bangmakerij is de bewering dat de integratie van de moslims volledig is mislukt. Alle onderzoek wijst echter diametraal in de andere richting. De integratie maakt goede vorderingen en met name de doorstroom naar het tertiair onderwijs is verrassend hoog.
Het is werkelijk de allerhoogste tijd dat het sprookjesboek van Fortuyn wordt dichtgeslagen. Zijn ellendige invloed heeft al veel te lang geduurd.