De puinhopen van het neoliberalisme
DOOR MAARTEN VAN ROSSEM
Ergens in de jaren zeventig begon een nieuwe tijdgeest. China werd een economische grootmacht, de Sovjet-Unie brokkelde af en de VS waanden zich machtiger dan het Romeinse Rijk. Maar dezelfde factoren die dit mogelijk maakten, zorgden ook voor de totale implosie van deze korte holiday from history.
De fifties en sixties zijn historische begrippen geworden, mits we het niet al te nauw nemen met begin- en eindpunt van deze decennia. Mijn excuses voor het Engels in dit verband, maar ‘de sixties’ klinkt als historisch begrip beter dan ‘de jaren zestig’. Vrijwel iedereen kan in het kort uitleggen hoe het zat met de tijdgeest van die jaren.
Zo niet voor de jaren zeventig. Er is niet zoiets als de seventies. En niemand zou een beknopte beschrijving kunnen geven van dit decennium. Zelf heb ik de jaren zeventig ook altijd verwarrend gevonden, alsof er in die jaren geen sprake was van een dominante tijdgeest. In de geschiedenis van de jaren zeventig zag ik simpelweg geen duidelijk patroon.
Nu heb ik langzamerhand het gevoel iets meer duidelijkheid te krijgen, zij het dat die deels bestaat uit het besef dat de jaren zeventig onvermijdelijk onduidelijk zijn. Dat is omdat dat decennium eigenlijk twee tijdgeesten heeft. De ene is stervende, de andere bezig uit het ei te kruipen. De stervende tijdgeest is natuurlijk die van de sixties, de andere die van de volgende dertig jaar, zo ongeveer tot het begin van de kredietcrisis in 2008. Ergens tussen 1974 en 1977 was er sprake van een Gestaltswitch; plotseling keken veel mensen heel anders tegen de wereld aan.
De oorzaken van die perspectiefwisseling waren, in het kort, de neoliberale ‘revolutie’ in het economische denken; de globalisering – mondialisering is mooier, maar minder vaak gebruikt – die het gevolg was van die revolutie; de opkomst van China, die direct gerelateerd was aan de globalisering; en ten slotte de ordinaire conservatieve backlash tegen de sixties, vooral in de Verenigde Staten en Engeland virulent.
Free Enterprise
Dat de sixties op hun eind liepen was al duidelijk in 1971, ook al schoten ze hier en daar nog door tot 1977. In 1971 ontkoppelde president Nixon de dollar van zijn vaste goudprijs, hetgeen leidde tot een devaluatie van de dollar met 10 procent, al beweerde de president dat alle andere valuta gerevalueerd waren. Dat signaleerde dat Europa en Japan economisch weer geheel boven Jan waren en de VS hun economische almacht van de naoorlogse periode hadden verloren.
Het neoliberalisme kon triomferen als gevolg van de langdurige economische problemen van de jaren zeventig. Rond 1970 begon de snelle groei van de Gouden Jaren tussen 1945 en 1975 te vertragen en de werkloosheid op te lopen. De hele jaren zeventig werden vervolgens geplaagd door een structureel hoge inflatie.
Volgens de keynesiaanse regels kon een haperende economie gestimuleerd worden met verhoging van de overheidsuitgaven. Maar dat leek in deze jaren nauwelijks te helpen. Volgens de neoliberale economen leidde stimulering van de vraag door de overheid alleen maar tot nog meer inflatie.
De groeiende wanhoop over de effectiviteit van het keynesiaanse economische model blies wind in de zeilen van de neoliberalen, die sedert de Tweede Wereldoorlog een bestaan in de marge van de economische wetenschap hadden geleid. Het was ongetwijfeld geen toeval dat Friedrich Hayek in 1974 de Nobelprijs voor de economie kreeg en Milton Friedman twee jaar later. Zij waren verreweg de meest prominente neoliberale economen.
Zou free enterprise verloren gaan, dan was het ook gedaan met de Amerikaanse democratie
Neoliberale economen vonden dat de overheid een veel te dominante rol in de economie speelde. De economie moest zo veel mogelijk bevrijd worden van overheidsbemoeienis. Vrijwel alles kon worden overgelaten aan de magische wijsheid van de markt. Verder moest er vooral gedereguleerd en geprivatiseerd worden.
Uit een bescheiden start in de jaren zeventig ontwikkelde zich in de volgende decennia een obsessieve, dominante marktideologie, die overal potentieel heilbrengende markten zag en zodoende alles wilde ‘vermarkten’. Dat heeft deels zeer negatieve effecten gehad.
Een fameus voorbeeld van de backlash tegen de sixties was het Powell Memorandum, dat dateert van 1971. Lewis Powell was een prominente lobbyist voor het bedrijfsleven, later door Nixon benoemd in het Hooggerechtshof. Volgens Powell was het Amerikaanse economische systeem in dodelijk gevaar. Niet vanwege linkse extremisten, maar juist door de opvattingen van de liberals, die de media en de universiteiten domineerden. Zij wilden het bedrijfsleven reguleren, zodat er weinig overbleef van de vrije ondernemersgeest.
Het bedrijfsleven diende zich onverwijld te organiseren; politieke macht was namelijk nodig om het te redden uit de klauwen van de regelgevers. Zou free enterprise verloren gaan, dan was het ook gedaan met de Amerikaanse democratie. Het memo eindigde met de omineuze woorden: ‘The hour is late.’
De effecten van Powells oproep waren uiteindelijk enorm. Het bedrijfsleven kwam inderdaad politiek in beweging en zou vanaf 1977 alle andere georganiseerde belangengroepen in invloed overtreffen.
Deng Xiaoping
In 1978 kwam Deng Xiaoping aan de macht in China. Deng was een voorstander van ingrijpende hervormingen, zowel om praktische problemen zoals de dreigende honger op te lossen, als om China zo snel mogelijk te industrialiseren. Hij begon van onderop, door het decollectiviseren van de landbouw.
Enkele jaren later was de agrarische productie met 25 procent toegenomen. Vervolgens werd er ruimte geboden aan buitenlandse investeerders. China had daarbij het voordeel van een omvangrijke zakelijke Chinese diaspora, in het bijzonder op Taiwan. Die Chinezen waren graag bereid te investeren.
In de tweede fase werden regulering en protectionisme zo veel mogelijk opgedoekt. China bleef protectionistisch, maar vooral door de prijs van de eigen munt laag te houden. Tussen 1978 en 2013 groeide de Chinese economie met bijna 10 procent per jaar. In 2005 werd China lid van de WTO en passeerde het Japan als de tweede economie ter wereld.
De Amerikanen zagen deze verbluffende expansie zorgeloos en met genoegen aan, overtuigd als zij waren dat een geïndustrialiseerd China uiteindelijk een democratisch China zou zijn. Van Deng kunnen we zeggen dat hij op zijn oude dag de wereldgeschiedenis beslissend heeft bijgestuurd.
Reagan en Thatcher
Margaret Thatcher werd na gewonnen verkiezingen in mei 1979 de eerste vrouwelijke prime minister van Engeland. Ook zij bracht een ingrijpend veranderingsproces op gang. Thatcher wenste een kleinere overheid, lagere belastingen en meer ruimte voor het bedrijfsleven door deregulering en privatisering. Ze brak de macht van de vakbonden en sloot 150 kolenmijnen. De werkloosheid steeg explosief.
Thatcher was daardoor aanvankelijk helemaal niet populair, maar won de verkiezingen in 1983 door de nationale euforie over de gewonnen Falkland-oorlog. De vergaande liberalisering van de financiële industrie – de zogenoemde Big Bang van 1986 – maakte Londen tot het belangrijkste financiële centrum van de wereld. Hoewel de ongelijkheid in Engeland in deze jaren sterk toenam, accepteerde Labour Thatchers hervormingen.
Ronald Reagan won met speels gemak de verkiezingen van 1980, en zocht het vervolgens ook in de neoliberale receptuur van belastingverlagingen en deregulering. Thatcher en Reagan maakten school. Neoliberaal beleid was plotseling in de hele westerse wereld de rigueur.
Een interessante en enigszins paradoxale figuur was in dit verband Jacques Delors, die begin 1985 aantrad als nieuwe voorzitter van de Europese Commissie met de intentie de Europese Gemeenschap weer vlot te trekken. Hij kwam in 1986 met de Single European Act, die de EG daadwerkelijk aaneen moest smeden tot een reusachtige markt. Die ontwikkeling paste natuurlijk ook in het geschetste kader van economische schaalvergroting en globalisering. Delors was echter geen marktfanaticus; hem ging het om de verdere integratie van de EG.
Gorbatsjov
Zo geraken we tot het tweede historische wonder van deze jaren (de Chinese groei is het eerste): de totaal onverwachte implosie van de Sovjet-Unie. In 1985 kwam Gorbatsjov aan de macht, en net als Deng wist hij dat omvangrijke hervormingen noodzakelijk waren om de SU boven water te houden.
Om de macht van de Communistische Partij te breken begon hij met democratische hervormingen. Die bleken uiteindelijk onvoldoende, maar zorgden er wel voor dat de CP haar greep op de samenleving verloor. Dat leidde op korte termijn tot een zodanige chaos dat zelfs het hongerspook om de hoek keek. Gorbatsjov gaf de landen van het Sovjetimperium in Oost- en Centraal-Europa vrij baan, omdat hij verwachtte dat ze zich in sociaal-democratische zin zouden ontwikkelen. Hij bleek zelfs bereid de DDR op te geven, zij het tegen zeer ruime betaling.
Wat deed Deng goed en Gorbatsjov fout? Gorbatsjov begon van bovenaf, Deng van onderop. Deng handhaafde het machtsmonopolie van de CP en maakte korte metten met de democratische studentenopstand op het Tiananmen-plein in 1989. Deng beheerste het proces; Gorbatsjov verloor al heel snel de controle. Eind 1991 maakte Jeltsin Gorbatsjov brodeloos door de belangrijkste deelrepublieken van de SU te laten besluiten de SU op te heffen.
Francis Fukuyama
Voor de VS was het verdwijnen van de SU een vreemde ervaring, te vergelijken met het overlijden van een van de partners in een slecht huwelijk. Plotseling was de vier decennia gekoesterde tegenstander verdwenen. Het hele Amerikaanse strategische denken en het complete en omvangrijke militaire arsenaal waren gebouwd rond het Sovjetgevaar.
Wat nu? Wat was de juiste analyse van dit strategische vacuüm, en vervolgens de taak van de VS in de wereld?
De meest opzienbarende analyse van het einde van de Koude Oorlog kwam van de hand van Francis Fukuyama, verliep langs hegeliaanse lijnen, en was getiteld The End of History and the Last Man. Dat essay verscheen in 1989 en twee jaar later in boekvorm. Fukuyama betoogde dat met het verdwijnen van de SU een nieuwe fase van de wereldgeschiedenis was begonnen, omdat er nu geen alternatief meer was voor de liberaal-democratische samenleving. Er was nog maar één spoor naar de toekomst.
Fukuyama dacht helemaal niet dat de evenementiële geschiedenis daarmee was afgelopen. Het ging hem om het grootst denkbare historische kader: de fundamentele aard van de moderne, industriële samenleving. Zijn visie sloot in de jaren negentig goed aan bij het toen heersende idee dat het Westen, na de neoliberale hervormingen en natuurlijk onder leiding van de VS, het buskruit had uitgevonden.
Third Way
Ook links boog in die jaren mee met de storm van neoliberale zelfgenoegzaamheid. Na een korte aarzeling in de vroege jaren negentig groeide de economie overal als kool, met de fenomenale jobs machine van de VS voorop. Bill Clinton en Tony Blair, met de verlegen assistentie van Wim Kok (die van het ideologievrije poldermodel), ijverden voor een Third Way – dat wil zeggen, het neoliberalisme met een beschaafd rood randje.
Overal ging men actief verder met globaliseren, dereguleren en voor zover mogelijk privatiseren. Vooral de vrijwel totale liberalisering van de Amerikaanse financiële industrie onder leiding van Alan Greenspan, de directeur van de Federale Bank, zou een decennium later een ramp veroorzaken.
Minstens even triomfalistisch, maar veel meer gedacht vanuit machtspolitiek perspectief, was een opstel van Charles Krauthammer, de invloedrijke huisideoloog van de Amerikaanse neoconservatieven. Hij signaleerde in 1991 The Unipolar Moment. De VS waren nu een supermacht zonder concurrentie, en dat zou nog wel even zo blijven. Er waren wel tweederangs mogendheden zoals Japan en Duitsland, maar die stonden volledig in de Amerikaanse schaduw.
Ook links boog in die jaren mee met de storm van neoliberale zelfgenoegzaamheid
Dat was ongetwijfeld juist, maar ook opmerkelijk omdat juist in die jaren Japan door sommigen werd gezien als een potentiële concurrent van de VS. De VS moesten volgens Krauthammer niet aarzelen om hun immense macht te gebruiken voor de handhaving van de internationale orde.
Weapon State
Ondanks de implosie van de SU was het in de wereld namelijk allerminst veilig. Er was in de afgelopen decennia een heel nieuw gevaar ontstaan, de zogenoemde Weapon State: derderangs naties met eersterangs wapens. Rond 2000 zouden er tientallen naties kunnen zijn met ballistische raketten en massavernietigingswapen. Noord-Korea, Pakistan en Argentinië hadden die potentie. Irak was al zover.
De hele redenering van Krauthammer sloot natuurlijk aan bij de Golfoorlog van 1990-1991, die het gevolg was van de Irakese bezetting van Koeweit. Ongetwijfeld zou Saddam Hoessein niet tot de orde zijn geroepen zonder het Amerikaanse optreden in dat conflict. Volgens allerlei militair deskundigen zou het militaire conflict met Irak zeer onaangenaam en langdurig kunnen zijn.
Met goedkeuring van de Veiligheidsraad, waarin nu ook de SU meewerkte, en gesteund door een brede coalitie traden de Amerikanen militair beslissend op. Het ‘vreselijke’ conflict was in drie dagen afgelopen. Wat een schitterende overwinning! Het nog steeds pijnlijke Vietnam-syndroom was plotseling genezen. De VS stonden klaar om de wereld politiek, economisch en moreel naar hun hand te zetten.
Dat was ook de doelstelling van een nieuwe neoconservatieve organisatie, opgericht in 1997, met de ambitieuze naam ‘Project for a New American Century’. Het ging die organisatie om de bevordering van het mondiale leiderschap van de VS. Dat was goed voor de VS – en goed voor de wereld. Wat moest de wereld in godsnaam zonder de VS?
Een groot deel van het personeel van dit project speelde een beslissende rol in de regering van Bush jr. tussen 2001 en 2009. Het belangrijkste voornemen van het project voor de korte termijn was een regime change in Irak.
9/11
Zo leek de wereld in de jaren negentig in de best mogelijke orde. Over de klimaatverandering maakte men zich toen geen grote zorgen. De globalisering ontwikkelde zich stormachtig, China bleek een economisch wonder. Het voormalige Sovjetimperium in Oost- en Centraal-Europa werd in de NATO opgenomen en kreeg de belofte van EU-lidmaatschap.
De economie leek frictieloos te groeien, deskundigen beweerden dat er ook geen conjunctuurbeweging meer was. Vandaar dat die jaren weleens zijn beschreven als een holiday from history. Wat kon er nog misgaan? Welaan, binnen tien jaar zou vrijwel alles misgaan!
Eerst haperde de beurs, en toen kwam de klap van 9/11. Lang had de vakantie van de geschiedenis niet geduurd. 9/11 was een indrukwekkende, knap uitgevoerde terroristische aanslag. De aanslagplegers hadden een paar vlieglessen genomen, stanleymessen gekocht en in totaal nog een 400.000 dollar gespendeerd.
Het Amerikaanse antwoord heeft tot op heden zo’n 4000 miljard dollar gekost en vooral het terrorisme bevorderd. De Amerikanen zagen 9/11 niet als een terroristische aanslag, maar als een oorlogsverklaring aan hun zelfverklaarde mondiale dominantie. Nu moest getoond worden waartoe de VS in staat waren.
De VS creëerden hun eigen werkelijkheid en legitimiteit
Eerst moest natuurlijk Afghanistan aangepakt worden, de broedplaats van Al Qaida. Daar zijn de Amerikanen bijna achttien jaar later nog steeds actief, zonder dat zij daar iets van betekenis hebben bereikt. De taliban zijn nog even sterk als in 2001.
Zonder een schijn van bewijs werd vervolgens beweerd dat Saddam Hussein de hoofdaanstichter van 9/11 was. Dat leidde tot de Amerikaanse invasie en bezetting van Irak in 2003. Eindelijk een regime change, met een schijnbaar perfecte aanleiding. Tijdens een feestelijke bijeenkomst van het American Enterprise Institute in februari 2004 mocht Charles Krauthammer nog eenmaal uitleggen hoe bijzonder de VS wel niet waren. Hij werd geïntroduceerd door vicepresident Dick Cheney.
De VS, zei Krauthammer, waren machtiger dan het Romeinse Rijk ooit was geweest. Zij moesten zich niets aantrekken van allerlei verdragen en multilateraal gekrabbel. Zij waren machtig genoeg om de wereld te dwingen te doen wat zij noodzakelijk achtten. De VS creëerden hun eigen werkelijkheid en legitimiteit. Het was de laatste klaroenstoot van de Amerikaanse hegemoniale arrogantie.
Kredietcrisis
Irak leek aanvankelijk een fluitje van een cent, maar de VS raakten er verwikkeld in een lang slepende, betrekkelijk primitieve guerrillaoorlog. Wat zij verkeerd konden doen, deden ze verkeerd. De zelfverzekerde neoconservatieve beleidsmakers sneuvelden stuk voor stuk in de barre werkelijkheid.
Donald Trump is de perfecte erfgenaam van een boos en gefrustreerd Amerika
In 2007 en 2008 werd duidelijk dat Greenspans onbeperkte vertrouwen in de financiële markten een loze utopie was. De kredietcrisis maakte definitief een einde aan de holiday from history. Obama heeft intelligent geprobeerd de schade te beperken, maar werd meedogenloos gesaboteerd door de Republikeinen.
Donald Trump is de perfecte erfgenaam van een boos en gefrustreerd Amerika. Hij ziet de VS als slachtoffer, vooral van egoïstische bondgenoten. Maar de ruïne die rest van de grote dromen van de jaren negentig, hebben de Amerikanen toch vooral te danken aan hun eigen arrogantie en zelfoverschatting.
Ergens in de jaren zeventig begon een nieuwe tijdgeest. China werd een economische grootmacht, de Sovjet-Unie brokkelde af en de VS waanden zich machtiger dan het Romeinse Rijk. Maar dezelfde factoren die dit mogelijk maakten, zorgden ook voor de totale implosie van deze korte holiday from history.
De fifties en sixties zijn historische begrippen geworden, mits we het niet al te nauw nemen met begin- en eindpunt van deze decennia. Mijn excuses voor het Engels in dit verband, maar ‘de sixties’ klinkt als historisch begrip beter dan ‘de jaren zestig’. Vrijwel iedereen kan in het kort uitleggen hoe het zat met de tijdgeest van die jaren.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren