Maarten: ‘De elite bestaat niet’
Door Maarten van Rossem • Illustratie Job van der Molen
De Nederlandse populisten zetten zich af tegen ‘de elite’, die zou samenspannen om ‘het volk’ eronder te houden. Maar wie zijn dat dan? Telt ons land echt een kwaadaardige, hecht georganiseerde groep mensen die zich verheven voelt boven de rest?
Uit Maarten! 2024-2. Bestel losse nummers hier of word abonnee
In het aantrekkelijke sprookjesboek van het populisme zijn er drie hoofdrolspelers. Allereerst natuurlijk ‘het volk’, de naamgever van deze ideologie. Het volk is soeverein, homogeen, deugdzaam en ondeelbaar. Het is de hoeder van een eigen authentieke cultuur, die wortelt in een glorieus verleden. Deze is bij uitstek exclusief – wie niet deelt in de unieke historische ervaring hoort er niet bij. Dat zijn de meestentijds gevreesde ‘anderen’.
Tegenover het volk staat ‘de elite’: arrogant en hoogopgeleid. De elite is bovenal een kwaadaardige groep, die welbewust grote aantallen ‘anderen’ importeert om aan de macht te blijven. Zij weet de zogenaamd democratische parlementaire democratie zo te manipuleren dat het volk de facto niets te vertellen heeft. De elite koestert een pretentieuze minachting voor de authentieke cultuur van het volk. Die wordt bovendien bedreigd door de wezensvreemde godsdienst en gruwelijke levenswijze van de ‘anderen’.
Centraal in het populisme staat de charismatische leider, die op geheimzinnige wijze in contact staat met het volk en daardoor steeds diep in zijn populistische ziel weet wat het volk denkt, voelt en wenst. Ook als de populisten politiek in de minderheid zijn, claimen zij via de uitzonderlijke band tussen de leider en het volk de echte democraten te zijn.
Het zwakke punt van de populisten is de vaagheid van de begrippen ‘volk’ en ‘elite’. Wie de charismatische Leider is, is meestal wel duidelijk. Maar wie of wat is de elite? Bestaat er inderdaad een kwaadaardige, hecht georganiseerde groep mensen die zich verheven voelt boven de rest? Zijn dat de ware machthebbers, die het volk steeds weer op achterbakse wijze buiten weten te sluiten? Of zijn het die 200 personen die de Volkskrant jaarlijks aanwijst als de belangrijkste en machtigste Nederlanders? En heeft de voorzitter van de SER echt wat te vertellen, of is die ook maar een hulpeloze Haagse vergaderaar?
De culturele elite wil havermelk en quinoa, lees ik in de krant
Wie er even over nadenkt, vermoedt al snel dat er waarschijnlijk meerdere elites zijn: een culturele elite, een zakelijke elite, een politieke, een media- en wellicht een kleine geld-elite, die zo rijk is dat zij het betalen van belasting kan vermijden.
Dan is de vraag onmiddellijk of die diverse elites daadwerkelijk samenwerken om het volk te onderdrukken en te vernederen. De culturele elite wil havermelk en quinoa, lees ik in de krant, en is erin geslaagd Zwarte Piet blijvend verdacht te maken als een koloniaal fantoom. De culturele elite heeft dus een zekere invloed, maar wordt ook op grote schaal belachelijk gemaakt. De media-elite en een deel van de politieke elite zijn wel gevoelig voor de opvattingen van de culturele elite, maar de zakelijke elite, voor zover ik dat kan nagaan, totaal niet. Van kwaadaardige samenwerking lijkt mij weinig sprake.
Wel erg veel beslissers
Laten we eens kijken naar de Nederlandse klassenstructuur zoals die is beschreven door het Sociaal Cultureel Planbureau, een buitengewoon nuttige instelling. Het betreft het rapport Eigentijdse ongelijkheid. De post-industriële klassenstructuur op basis van vier typen kapitaal. Verschil in Nederland 2023. Het gaat om economisch kapitaal, sociaal kapitaal (wie je kent), cultureel kapitaal (waar je bij past), en persoonlijk kapitaal (gezondheid en uiterlijk). Het SCP onderscheidt zeven sociale klassen.
Nummer één is de ‘werkende bovenlaag’ die 19,9 procent van de werkende bevolking beslaat. Deze groep is actief op de arbeidsmarkt en beschikt over het meeste ‘kapitaal’, met uitzondering van het culturele kapitaal, waar zij op de tweede plaats komt. Deze ‘klasse’ is meestal hoogopgeleid en verdient goed. De tweede groep zijn de ‘jongere kansrijken’ (8,6 procent). Zij zijn hoogopgeleid en hebben aanzienlijke mogelijkheden op de arbeidsmarkt, maar moeten nog groeien. De derde groep wordt de ‘rentenierende bovenlaag’ genoemd. Dat is 12,2 procent van de bevolking. Die bovenlaag heeft relatief veel vermogen, een goed inkomen en is hoogopgeleid.
Wie heeft meegeteld ziet, wellicht tot zijn lichte verbazing, dat ruim 40 procent van de bevolking er waarlijk bijzonder goed aan toe is. Daarbij laat zich direct de vraag stellen: is dat nu de gewetenloze elite waar de populisten het over hebben? Als dat werkelijk de beslissers in onze samenleving zijn, zijn er wel erg veel beslissers.
Minder florissant wordt het voor de volgende groep, dat is de werkende middengroep, bijna 25 procent van de bevolking boven de achttien. Toch horen die kennelijk nog wel tot de middenklasse, laten we zeggen dat het de onderkant van het midden van de middenklasse is. Hier zou onder lastige omstandigheden maatschappelijk ongenoegen de kop kunnen opsteken. Ergernis bijvoorbeeld over de arrogantie van hoogopgeleiden.
De volgende groep zijn de laagopgeleide gepensioneerden, 18,1 procent. Het ontbreekt deze mensen meestal aan het middelbare opleidingsniveau dat vakmensen tegenwoordig nodig hebben. Ze hebben op zijn best een redelijk inkomen, maar weinig cultureel kapitaal en een beperkt netwerk. Ze spreken geen Engels. Over de hele linie is het waarschijnlijk een nogal conservatieve groep.
We dalen langzaam af naar de verliezers in de Nederlandse samenleving. De zesde groep zijn de onzekere werkenden: 10 procent. Ze hebben meestal geen vast contract, zijn vaak werkloos, hebben depressieve gevoelens, weinig mentaal kapitaal en vaak schulden. De laatste categorie, de brigade der hopelozen, ook wel het precariaat genoemd, heeft maar sporadisch betaald werk of een niet toereikend pensioentje. Het is ruim 6 procent van de bevolking, en hier schuilt de armoede – die in Nederland relatief laag is.
Uit deze opsomming wordt wel duidelijk dat de structurele ongelijkheid in Nederland aanzienlijk is en bovendien hardnekkig, want deze klassenstructuur is in de afgelopen decennia niet veranderd. Ongeveer 30 procent van de bevolking heeft het niet breed of ronduit slecht. Zo’n 20 procent is kwetsbaar en vaak ontevreden. Die groep vindt ook dat zij door de overheid wordt verwaarloosd. Of deze ontevredenen populistisch stemmen is maar de vraag. Velen aan de onderkant stemmen helemaal niet.
Zevenvinkers
Intussen zitten we wel met een omvangrijke elite. Maar zijn al die hoogopgeleiden met ruim sociaal en cultureel kapitaal ook de werkelijke machthebbers, de ‘beslissers’, of zijn zij niet anders dan de bovenkant van de brede middenklasse? In NRC van 30 maart 2024 wees Dylan van Rijsbergen erop dat de meeste hoogopgeleide Nederlanders kantoorbanen hebben of in het onderwijs werken. Zij hebben geen maatschappelijke macht en hun economisch kapitaal is meestentijds de overwaarde op hun koophuis. Ze denken zelf misschien dat ze de elite zijn, maar zij zijn simpelweg de middenklasse.
Zouden we binnen deze brede groep onderscheid kunnen maken tussen een cultureel dominante links-liberale stedelijke elite en de rest van de brede, hoogopgeleide middenklasse? Het is die progressieve stedelijke elite die door de populisten als de ware vijand wordt gezien. Zeg maar: vrouwelijke rechters die D66 stemmen en binnen de Amsterdamse grachtengordel wonen. Wat in dit verband overigens te denken van de ‘zevenvinkers’ van Joris Luyendijk? Dat zijn hoogopgeleide blanke mannen met op zijn minst één hoogopgeleide ouder, die ook in Nederland is geboren.
Ongeveer 30 procent van de bevolking heeft het niet breed of ronduit slecht
Dit zijn twee specifieke groepen met wellicht iets meer maatschappelijke praatjes, maar de beslissers zijn ze niet. Van Rijsbergen introduceert de allerrijkste Nederlanders, de absolute financiële top, als de ware beslissers. Ze zijn zo rijk dat hun enorme inkomens met toestemming van de fiscus grotendeels verdonkeremaand worden. Ze hebben geen last van overheden omdat hun vermogens mondiaal mobiel zijn. Toch zijn ook zij zeker niet degenen die de besluiten nemen. Daarvoor zijn ze te autonoom en te weinig maatschappelijk betrokken.
Juist omdat hij zozeer op zoek is naar een duidelijk afgebakende, zo herkenbaar mogelijke elite mist Van Rijsbergen een groot deel van de evidentie. Hij heeft zeker gelijk als hij stelt dat de hoogopgeleide burgers aan de top van de middenklasse bepaald niet de prominente beslissers in de Nederlandse samenleving zijn. Maar de hoogopgeleide middenklasse, ik zou zelfs zeggen de brede middenklasse, speelt wel degelijk een rol in het complexe circus van besluiten dat elke moderne samenleving nu eenmaal is. Zij levert bijvoorbeeld via de media een essentiële bijdrage aan de vorming van de publieke opinie en die speelt weer een rol op de verschillende niveaus waar de beslissingen worden genomen.
Hier moet een extra factor in de elitediscussie worden geïntroduceerd, namelijk het democratische gehalte van de samenleving. In een dictatuur valt meestal wel een elite aan te wijzen, hoewel ook in tal van dictaturen de beslisstructuur een rommeltje is. Het lijkt mij dat de Nederlandse democratie redelijk functioneert. Klagers en marginalen komen vrij makkelijk het systeem binnen, ondanks hun eigen beweringen van het tegendeel.
Er zijn overigens democratische samenlevingen met een veel duidelijker elitestructuur dan Nederland. Denk aan het Eton/Oxford-gezelschap dat de top van de Engelse samenleving domineert, of aan de voor elke serieuze carrière noodzakelijke invloedrijke opleidingen in Frankrijk. In Nederland maakt het niets uit of je op het Barlaeus Gymnasium of op het gymnasium in Emmen hebt gezeten.
Iedereen doet zijn zegje
Hiervoor al signaleerde ik de aanwezigheid van verschillende elites: een cultureel-wetenschappelijke elite, een zakelijke elite, een politieke elite, een ambtelijke elite en allez, een media-elite. Ik benoem ze hier uit de losse pols, maar dat is meer handig dan correct. Geen van de genoemde groepen is nauwkeurig afgebakend of hecht georganiseerd. We hebben opnieuw te maken met een nogal chaotisch systeem.
Van een duidelijke, dominante elite, die op tal van terreinen zonder aarzelen de lakens uitdeelt, is in Nederland geen sprake. Laat staan van een hecht georganiseerde, vechtlustige combinatie van alle elites. Natuurlijk zijn er her en der beslissers, maar zij opereren in een enorm complex systeem, waarin zij afhankelijk zijn van allerlei andere beslissers die in dat systeem op tal van verschillende niveaus aan het werk zijn. Nederland is een uitgesproken overlegsamenleving en dat maakt dat de toch al nauwelijks georganiseerde elites vaak een frustrerend leven hebben. Laten we een praktisch voorbeeld nemen: de bouw van een nieuwe kerncentrale. Nog geen twee decennia geleden was het besluit om een kerncentrale te bouwen ondenkbaar, maar de energietransitie heeft het denkbaar gemaakt. Daar hebben we de veranderende publieke opinie! Vervolgens moet de politieke elite moeizaam op zoek naar een Kamermeerderheid, want lang niet iedereen vindt een nieuwe kerncentrale een goede zaak.
Stel dat het besluit is genomen; dan moeten de wetenschappers aan het werk, er zijn voor een dergelijke centrale tal van systemen mogelijk. De wetenschappers zijn het onderling niet eens, er volgt een moeizame discussie waarvan de uitslag ongewis is. En waar moet het ding komen? Nederland is vol, niemand wil een kerncentrale in zijn dorp, stad of buitengebied. Gemeentelijke en provinciale politiek gaan een rol spelen. Daarna geeft de aanbesteding zeker problemen.
Ik kan het nog wel wat ingewikkelder maken, maar de boodschap is hopelijk duidelijk. Tientallen beslissers, uit verschillende ‘elites’, hebben hun zegje gedaan. Denk in dit verband ook aan de eindeloze discussie over de vernieuwing van het pensioenstelsel. Over het eindresultaat van die discussie is nu weer ernstige twijfel gerezen.
Dat wij ons druk maken over de elites komt doordat de publieke opinie tegenwoordig kritisch is over de vraag of die nu wel of niet bestaan. Ook de verkettering van de veronderstelde elite door de populisten zal een rol hebben gespeeld. De media ten slotte, in de ruimste zin van dat woord, vinden elites fascinerend: hoe rijk zijn de rijken, wie doet het met wie – en dan is er natuurlijk nog de treurige tv-elite.
Een deel van de verschillende elites is nogal schuldbewust: wij hebben het goed voor elkaar en vele anderen in Nederland niet. Maar hoogopgeleide Nederlanders, geheel afgezien van de vraag of zij daadwerkelijk machtig zijn, doen er alles aan om hun kinderen, zelfs als ze niet bijster talentvol zijn, toch hoogopgeleid te krijgen. Daarmee scheppen ze zelf het gevreesde fenomeen van een gesloten meritocratie.
Vooral de progressieve elite wil graag iets doen aan een grotere kansengelijkheid. Daar zijn maar heel weinig mensen tegen, maar toch wil het niet erg vlotten. Wat staat ons te doen als de door het SCP gesignaleerde klassenstructuur voorlopig onwrikbaar vast ligt, zoals het bureau zelf suggereert? In ieder geval is de inkomensongelijkheid in Nederland in de afgelopen decennia niet sterk toegenomen, vooral omdat de overheid de wel degelijk gegroeide bruto-inkomenskloof met sociale en fiscale maatregelen reduceert. Zodoende hebben zich ontwikkelingen als in de Verenigde Staten, waar de inkomensongelijkheid terug is op het niveau van de jaren twintig, niet voorgedaan.
De meeste hoogopgeleiden hebben geen werkelijke macht
Aan de armoede dient iets te worden gedaan, maar ook met de beste bedoelingen is dat een lastige onderneming. Nederland heeft nog steeds zo’n beetje de laagste armoedecijfers ter wereld. Dat neemt niet weg dat de overal aanwezige armoede in het gehele rijke Westen dat in de laatste driekwart eeuw tussen de vijf en zeven keer zo welvarend is geworden, toch hoogst merkwaardig is.
Terug naar de sprookjeswereld van de populisten. De begrippen volk en elite klinken altijd goed, maar bestaan helemaal niet in de zin zoals ze door de populisten gebruikt worden. In een ingewikkelde moderne samenleving is een aanhoudende hetze tegen de elite een onzinnige onderneming. Onze samenleving kan helemaal niet zonder een hoogopgeleide elite. De huidige bovenkant van de Nederlandse samenleving, die 40 procent die het SCP signaleerde, is bepaald niet perfect, maar hoeft zich helemaal niet te schamen.
Trouwens, mochten de populisten aan de macht komen, dan zullen zij ongetwijfeld een nieuwe elite vormen, of beter gezegd een nieuw onderdeel van de al bestaande bovenkant van de middenklasse. Ervaringen elders maken duidelijk dat er geen enkele reden is ons daarop te verheugen.
De Nederlandse populisten zetten zich af tegen ‘de elite’, die zou samenspannen om ‘het volk’ eronder te houden. Maar wie zijn dat dan? Telt ons land echt een kwaadaardige, hecht georganiseerde groep mensen die zich verheven voelt boven de rest?
Uit Maarten! 2024-2. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren