Maarten van Rossem en Ad van Liempt volgen het Tourparcours
Door Marchien den Hertog en Geertje Dekkers
In juli 2015 startte de Tour de France in Utrecht, thuishaven van Maarten en journalist Ad van Liempt. Samen verkenden ze de route langs Van Liempts geboortehuis, via de spuuglelijke Uithof en de Maliebaan, de ‘foutste’ straat van Nederland.
‘Daar vindt de start plaats,’ wijst Ad van Liempt. Samen met Maarten rijdt de (sport)journalist, historisch onderzoeker en eerste eindredacteur van Andere Tijden door de rommelige omgeving van het Utrechtse station, aan de kant van de Jaarbeurs. Hier zal op 4 juli 2015 het peloton van de Tour de France vertrekken voor de eerste etappe van het jaar.
Vanaf de start achter de Jaarbeurs fietsen de renners rechtstreeks naar de rivierenwijk, waar Van Liempt zijn jeugd doorbracht. Op een paar meter na koersen ze langs zijn ouderlijk huis, en de kans is groot dat Van Liempt daar in het publiek zal staan. Want sportliefhebber Van Liempt wil de etappe in zijn Utrecht zeker bijwonen.
Sporthater Maarten moet niets hebben van alle commotie. Maar met Van Liempt kan hij praten over de geschiedenis van Utrecht, en dus is hij bereid samen het parcours af te leggen – ‘mits ik de kans krijg uit te leggen wat een onzin die “Grand Départ” is.’
Het startgebied staat nu vol beursgebouwen en parkeerplaatsen, maar was in Van Liempts jeugd een wat rommelige, onbestemde zone. ‘Er stond ooit een groentehal. Het was de enige grote hal van Utrecht en daarom gebruikte de NSB die voor een massabijeenkomst. Daar zijn foto’s van: 9000 NSB’ers bij elkaar, als haringen in een ton. Het fanatisme dat je daar ziet, is schokkend.’
Een tocht met Van Liempt door Utrecht is vooral een reis door de ‘stad der beweging’: de stad waar de NSB in de oorlogsjaren haar hoofdkwartier had en waar onder meer de nazistische Sicherheitsdienst en de Germaanse SS gevestigd waren. Hij beschrijft deze periode in zijn laatste boek: Aan de Maliebaan. De kerk, het verzet, de NSB en de SS op een strekkende kilometer.
Klein huisje
Maar Van Liempt (1949) groeide zelf op in een ‘onschuldig’ deel van de stad, in de kleine Zoomstraat, waar het peloton rakelings langs zal fietsen. ‘In mijn jeugd lag hier de rand van de stad,’ vertelt Van Liempt. ‘We woonden bijna naast het Merwedekanaal, en daar hield alles op. We hadden hier een huis met twee slaapkamers, en mijn ouders hadden vijf kinderen. Zelf sliepen ze op een opklapbed in de woonkamer.’
Maarten: ‘Het was allemaal heel klein en smal, maar dat was normaal. Ik liet mijn zoon het huis zien waar ik ben opgegroeid. Toen zei hij na enige stilte: “Wat een klein huisje.” Maar zo voelde het helemaal niet. We waren er erg tevreden mee.’
Die opvattingen begonnen eind jaren vijftig te veranderen, toen aan de overkant van het kanaal werd begonnen met de bouw van de flats van Kanaleneiland. Momenteel staat de wijk landelijk slecht bekend, maar de familie Van Liempt (‘nette middenklasse’) was zeer onder de indruk: ‘Mijn zusje ging trouwen en kreeg daar een flat. We sloegen achterover van de luxe daar: van het licht, van de centrale verwarming. Mijn zus had het ver geschopt, vonden wij. Maar juist die wijk werd later een no-go-area.’
Maarten: ‘Dat zal over een paar jaar wel veranderen. Sinds ik in Utrecht woon, heb ik totaal verpauperde wijken zien veranderen in dure yuppenbuurten. Kanaleneiland is binnenkort vast ook aan de beurt.’
Suffe stad
Van Liempt: ‘In mijn jeugd was een groot deel van Utrecht niet om aan te zien, ook de binnenstad niet. Als we naar C&A gingen om kleren te kopen, moesten we over de smalle Oude Gracht. Daar werden we van de weg gereden door de stadsbussen. Dat is inmiddels allemaal veranderd, en dat hebben we te danken aan de komst van Hoog-Catharijne in de jaren zestig.
Middenstanders uit het oude centrum zagen toen aankomen dat het nieuwe winkelgebied hen zou wegvagen, en daarom hebben ze hun deel van de stad aangepakt. Ze hebben de bus van de gracht gegooid en er een voetgangersgebied van gemaakt. Toen begonnen de grachten te leven; er kwamen terrassen, leuke winkeltjes wilden zich er vestigen. Hoog- Catharijne is de redding geweest van de stad.
In mijn jeugd was een groot deel van Utrecht niet om aan te zien, ook de binnenstad niet
De stad heeft enorm veel dynamiek gekregen, en dat merk je aan alles. Inmiddels is één op de vier inwoners student; een groot deel blijft hier na het afstuderen wonen, omdat ze het gezellig vinden. Dankzij al die hoogopgeleide mensen is Utrecht een van de economische motoren van Europa. Dan mag je best een keer op de trom slaan en de Tourstart organiseren. Dat is ongetwijfeld goed voor het toerisme.’
Maarten: ‘Toen ik hier aankwam, in 1962, vond ik het een heel suffe stad. Ik ben het met je eens dat het enorm is opgeknapt. Maar of we dat nu moeten vieren met een wielrenfeestje?’
Ritueel
Een flinke sprint verderop komen de wielrenners langs stadion Galgenwaard. ‘Aan de buitenkant is dit het allerlelijkste gebouw van Utrecht,’ vindt zelfs verstokte FC Utrecht-fan Van Liempt. ‘Dat komt doordat het vol hangt met reclameborden. Maar vanbinnen is het prachtig, ik ga naar alle thuiswedstrijden.
Ik vind het heel leuk om naar dit stadion te gaan en niet te weten hoe ik me twee uur later zal voelen. Het gaat me vooral om het ritueel: ik ga altijd met mijn dochter, en zie daar al jaren dezelfde vrienden. Het is allemaal steeds hetzelfde.’
Maarten: ‘Ik ben er één keer geweest, heel lang geleden. Toen speelden ze tegen PSV en verloren met 2-0 of 2-1. Dat was in het oude stadion, dat zou worden afgebroken. Toen de wedstrijd was afgelopen, begonnen de supporters daar zelf alvast mee. Heel vreemd.’
Uithof
Verderop langs de route voelt Maarten zich beter thuis, want daar begint de Uithof, met gebouwen van de universiteit. In de jaren zeventig schreef hij hier zijn proefschrift: ‘De afdeling Geschiedenis zat toen een tijdje hier, in plaats van in de binnenstad. Mijn collega’s vonden het hier verschrikkelijk, en daardoor kon ik rustig werken.
De Uithof lijkt rechtstreeks afkomstig uit de voormalige DDR
Inmiddels zitten de historici alweer jaren in het oude centrum, en ik moet zeggen dat ik wel iets van de afkeer van de Uithof begrijp. Er staan hier een paar geslaagde gebouwen, maar veel lijkt toch rechtstreeks afkomstig uit de voormalige DDR.’
In die sombere gebouwen studeren de duizenden studenten van de universiteit en hogeschool, die zich recent voorzichtig roerden tegen het rendementsdenken – al waren de protesten in Utrecht veel minder luid dan in Amsterdam.
Maarten: ‘Ik werd er wel opgewekt van dat er toch nog een bepaald protest in studenten zit. Ik dacht dat dat allang dood was.’
Van Liempt: ‘Ik heb er een soort automatische sympathie voor, maar ik had het er moeilijk mee toen ik hoorde dat er in Amsterdam tijdens die vergaderingen alleen slecht Engels mocht worden gesproken. Dat Engels aan de universiteiten is doorgeslagen. Dan zijn er drie gaststudenten en gaat iedereen over op steenkolenengels.
Maarten: ‘Hier in Utrecht is het ook standaard. Standaard! Publicaties moeten allemaal in het Engels en in internationale peer-reviewed tijdschriften staan. Zo krijg je artikelen in obscure Finse bladen die geen hond leest. Je doet veel meer mensen een plezier met een goed Nederland betoog.’
Van Liempt: ‘En we leven in zo’n mooie tijd. Er komt zoveel nieuwe informatie beschikbaar, maar de universiteit keert het algemene publiek de rug toe.’
Blauw licht
De Tourrenners slingeren verder de Uithof over, langs het door Maarten meest gehate gebouw van de stad: de toren van het Provinciehuis, ooit gebouwd als kantoor van Fortis.
Maarten: ‘Het is aan de bovenkant ’s nachts verlicht, en dat zie ik uit mijn zolderraam. In plaats van een stille sterrenhemel zie je het blauwe licht van dit ding. Als ze het nou half zo hoog hadden gemaakt, en iets dikker, dan had niet heel Utrecht-Oost permanent last gehad van dat vreselijke licht. Ik zie het zelfs als ik ’s avonds in het park loop.’
Van Liempt: ‘Is er geen kans dat ze ermee ophouden vanwege het milieu?’
Maarten: ‘Dat mag niet; er is wetgeving die kunstcreaties beschermt tegen latere ingrepen. Want de architect zegt dat dat blauwe licht wenselijk is voor zijn gebouw. Je kunt ook niet zomaar een sculptuur weghalen, of die raampjes dichttimmeren – of dus dit licht uitzetten.’
Van Liempt: ‘Dan is er een meesterwerk in gevaar.’
Niet schieten
Het Provinciehuis kijkt uit op verkeersplein de Berekuil, waarover de fietsers de Biltstraat op zullen rijden: ‘De Berekuil is nog ontworpen door Anton Mussert,’ vertelt Van Liempt, ‘toen hij als ingenieur bij de provinciale waterstaat werkte.’ Hij vormt de entree naar de statige Wilhelminaparkbuurt, waar Mussert tijdens de oorlog woonde. Het peloton rijdt hier rechtdoor de Biltstraat over, maar Maarten en Van Liempt slaan af richting Prinses Marijkelaan, die tot na de oorlog Nassaulaan heette. Daar woonde Mussert sinds de jaren dertig, op nummer 4.
Het huis kijkt uit op een rosarium. Op 7 mei 1945, toen Utrecht zich klaarmaakte voor de intocht van de geallieerden, stuitte daar een groep Duitse soldaten op mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten. Wat er gebeurde is onduidelijk, maar een onbekende schoot en vervolgens openden de Duitse soldaten het vuur. Tien BS’ers werden doodgeschoten.
Van Liempt: ‘Twee jongens overleefden doordat ze achter een muurtje doken. Een van hen kwam na een tijdje omhoog en riep: “Niet schieten, niet schieten!” Maar een Duitser schoot toch en raakte hem in zijn elleboog. Gek genoeg bleef het daarbij en overleefde hij het drama. Ik heb een foto gezien van de begrafenis van de andere mannen, en daar zat hij, met een mitella om. Nu ik dit verhaal ken, is het vreemd om hier te staan.’
Marcheerbaan
Vanuit zijn huis aan de Nassaulaan liep Mussert tijdens de oorlog naar de brede Maliebaan, waarover Van Liempt zijn laatste boek schreef. Op de eerste dag van de Tour rijden de renners om deze straat heen, om via de Tolsteegsingel weer terug te fietsen richting Jaarbeursterrein, waar de finish is. Op dag twee doen ze de brede laan wel aan. Dan rijden ze ook langs nummer 35, waar de NSB tijdens de oorlog haar hoofdkantoor had.
Maarten: ‘Ik begrijp wel dat die NSB’ers hier gingen zitten. Het is een echte marcheerbaan, daar kon je tijdens partijdagen een stoere indruk maken. Dat komt doordat de baan in de zeventiende eeuw is aangelegd voor het maliespel, een soort boerengolf. Het schijnt dat goede spelers in drie slagen de hele baan konden afleggen. Ik heb het zelf weleens geprobeerd, maar ik kon met drie slagen nog geen 25 meter overbruggen.’
Van Liempt: ‘In 1942 is Himmler hier op bezoek geweest. Het schijnt dat hij kwam polsen of Nederland klaar was voor de Holocaust. Daar zijn nog filmbeelden van. Blijkbaar was Himmler tevreden met wat hij zag, want hij kijkt behoorlijk vrolijk.
Maarten: ‘Mussert gebruikte het balkonnetje aan de voorkant van het kantoor om toespraken te houden. Dat heb ik ook nog eens gedaan, toen we hier met RTV Utrecht filmden. Het pand was toen een enorme chaos. Er was geen cv en op het balkonnetje zat een duif te broeden. Het gebouw was heel moeilijk te verkopen, vanwege het besmette verleden.’
Van Liempt: ‘Er waren heel lang nog Utrechters die niet over de Maliebaan wilden fietsen. Dan reden ze een stukje om.’
Martelingen
Nummer 35 is niet het enige gebouw aan de straat met een pijnlijke geschiedenis. Ook de Ordnungspolizei was er gevestigd, de WA, de Sicherheitsdienst en de Germaanse SS. Opmerkelijk genoeg woonden tussen deze nazigebouwen ook leden van het verzet, die onder de neus van de bezetter hun illegale werk deden.
Van Liempt: ‘Van die hele geschiedenis is momenteel bijna niets te zien. Verderop, aan de singel, liggen twee Stolpersteine, die herinneren aan twee mannen die zijn vermoord in Auschwitz. Maar hier wordt de zwarte kant van de geschiedenis weggestopt. Toen ik aan mijn boek bezig was, werd ik steeds kwaaier, omdat bijna niemand meer weet wat hier allemaal gebeurd is.’
Van Liempt doelt onder meer op de martelingen die plaatsvonden in de kelder van nummer 74 – het kantoor van de Sicherheitsdienst. ‘Wie in Maliebaan 74 terechtkomt, is zijn leven niet zeker,’ schrijft Van Liempt in zijn boek. Twee leden van het verzet, Jo Siljade en Gerrit van Stokkum, werden doodgeschoten toen ze verdacht rondhingen in de tuin achter het pand.
In het buurhuis naast de Sicherheitsdienst, op 72 bis, woonde Marie Anne Tellegen, een principiële juriste die een belangrijke motor werd van het verzet. Ze hielp onder meer Joodse kinderen onderduiken en leidde de verspreiding van Vrij Nederland. Haar huis werd een belangrijke vergaderplaats voor de ondergrondse.
Op het huis van Tellegen is een plaquette aangebracht met informatie over haar bijzondere daden, maar bij de buren is niets te vinden over de geschiedenis van dat pand. Van Liempt: ‘Daar is het nu, 70 jaar na dato, toch wel tijd voor.’
‘Overigens werd ik laatst rondgeleid in het gebouw. Toen bleek dat er kantoorruimte vrij was,’ vervolgt Van Liempt. Voor 800 euro per maand, met uitzicht op de Maliebaan. Helaas heb ik geen kantoor nodig, anders had ik het gedaan.’
Maarten: ‘Een historisch onderzoeksbureau in het voormalige pand van de Sicherheitsdienst. Dan kun je bizarre visitekaartjes laten drukken. Zullen we het samen huren?’
Uit Maarten! 2015-3
In juli 2015 startte de Tour de France in Utrecht, thuishaven van Maarten en journalist Ad van Liempt. Samen verkenden ze de route langs Van Liempts geboortehuis, via de spuuglelijke Uithof en de Maliebaan, de ‘foutste’ straat van Nederland.
‘Daar vindt de start plaats,’ wijst Ad van Liempt. Samen met Maarten rijdt de (sport)journalist, historisch onderzoeker en eerste eindredacteur van Andere Tijden door de rommelige omgeving van het Utrechtse station, aan de kant van de Jaarbeurs. Hier zal op 4 juli 2015 het peloton van de Tour de France vertrekken voor de eerste etappe van het jaar.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren