‘Kinderen krijgen het niet meer beter dan hun ouders’
Door Maarten van Rossem en Alies Pegtel
Vroeger kreeg bijna iedere generatie het beter dan de vorige. Dat is niet meer zo, constateert Jan Luiten van Zanden, hoogleraar economische geschiedenis. ‘De sociale mobiliteit is gestagneerd: tegenover iedere klimmer staat nu een daler.’
Maarten: ‘In de lijstjes met meest welvarende en gelukkige landen ter wereld zie je al decennialang dezelfde landen in de top. En het aardige is: Nederland staat er altijd bij, met de Scandinavische landen en Zwitserland. Wat zijn nu de factoren die maken dat deze landen het zo ontzettend goed doen? Ikzelf zeg wel: “Hoe hoger de belastingdruk, hoe gelukkiger de mensen.”’
Van Zanden: ‘Deels valt het succes te verklaren doordat kleine landen sociaal homogeen zijn en makkelijker hun sociale zekerheid kunnen organiseren dan grote landen met een diversere samenstelling.’
Maarten: ‘Nederland is eigenlijk ook een vrij heterogeen land. Als ik in een dorp in Brabant een lezing geef, tref ik een volstrekt andere sfeer dan in Groningen.’
Nederland kent een zeer lage mate van ongelijkheid
Van Zanden: ‘Dat mag jij zo ervaren, maar wij hebben in Nederland een relatief lage mate van ongelijkheid in vergelijking tot andere EU-lidstaten. De sociale en inkomensverschillen zijn al helemaal niet vergelijkbaar met die in de Verenigde Staten. Een klein land heeft een strategisch voordeel om hoog te scoren op indicatoren die maken dat ze in de toprankings belanden van landen waar mensen zich het gelukkigst voelen, omdat de welvaart eerlijk verdeeld is.’
Maarten: ‘Nederland is wel een uniek geval. De Zweden hebben het pas in de twintigste eeuw tot de toplanden geschopt; tot ver in de negentiende eeuw waren ze straat- en straatarm. Wij Nederlanders zijn al meer dan een half millennium een van de rijkste en succesvolste landen ter wereld. Hoe kan dat?’
Van Zanden: ‘Nederland heeft vanaf 1500 altijd tot de rijkste landen behoort. De redenen waarom wij een van de meest innovatieve landen zijn met een open economie, heb ik met Maarten Prak beschreven in een boek over het poldermodel. Wij schrijven dat de sociale stabiliteit in Nederland te danken is aan de diepgewortelde instituties die het voor machthebbers altijd noodzakelijk hebben gemaakt om te onderhandelen. Sinds de Middeleeuwen is de macht hier niet ongelijk verdeeld, maar verspreid over verschillende sociale groepen die goed georganiseerd waren. Kerk, steden en feodale heersers voerden overleg. Niemand kon in zijn eentje zijn wil opleggen, men was bereid een beetje mee te geven, en dan kwamen ze ergens in het midden uit. Dit overlegmodel is later geëvalueerd in werkgeversorganisaties en vakbonden.’
Sinds de Middeleeuwen is de macht in Nederland verspreid over verschillende sociale groepen
Maarten: ‘Ik begrijp ook dat het scholingsniveau in Nederland vergelijkenderwijs hoog was?’
Van Zanden: ‘Dat had te maken met de sterke positie van de vrouw. Vanaf de late Middeleeuwen kennen wij een demografisch patroon waarin huwelijken op consensus gebaseerd zijn. Dat is onder meer het gevolg van een kerkelijke doctrine die in 1215 werd afgekondigd. Vanaf de kansel werd gepredikt dat man en vrouw zelf moesten beslissen over hun huwelijkspartner, en dit maakte de vrouw tot een gelijke onderhandelingspartij. Als een vrouw gelijkwaardig is aan een man, wordt in huishoudens meer geïnvesteerd in onderwijs van kinderen, ook in het onderwijs van meisjes. Vrouwen speelden in de economie een belangrijke rol; uit onderzoeken blijkt dat zij beter konden rekenen dan mannen. Deze bevindingen impliceren dat vrouwen mogelijk meer handelden op de markt en meer transacties sloten.’
Wij zijn een van de rijkste en succesvolste landen
Maarten: ‘Waren Nederlandse vrouwen tot 1956 juridisch niet handelingsonbekwaam?’
Van Zanden: ‘Ja, maar dat was het gevolg van een soort terugslag; vanaf 1870 gingen vrouwen zich terugtrekken uit de economie. De huisvrouw die thuisblijft om zich volledig aan de kinderen te wijden, was een negentiende-eeuws ideaal. Voor 1870 waren Nederlandse vrouwen juist heel actief op de arbeidsmarkt. Ze kregen ook maar een beperkt aantal kinderen.’
Maarten: ‘Deden mensen dan aan geboortebeperking?’
Van Zanden: ‘De beperking van het kindertal was vooral het gevolg van de relatief hoge leeftijd waarop Nederlanders trouwden. Als ouders je uithuwelijken, word je vaak al op je twaalfde in het huwelijk gestort, en dan volgen er vanzelf kinderen. In Nederland en Engeland trouwde men gemiddeld pas op zijn 25ste. Mensen moesten eerst op zoek naar een partner; dat kostte tijd. En er verstreken ook jaren omdat ze moesten sparen voordat ze een zelfstandig huishouden konden voeren.’
Het commerciële succes in Nederland begon met de opkomst van Amsterdam en de Hollandse binnenvaart
Maarten: ‘Wanneer begon in de Lage Landen eigenlijk het grote commerciële succes?’
Van Zanden: ‘In de veertiende eeuw, met de opkomst van Amsterdam en de Hollandse binnenvaart. Tot dat dan toe behoorden we tot de periferie van Europa en was Vlaanderen bijvoorbeeld veel welvarender.’
Maarten: ‘Jij schrijft het Hollandse succes toe aan de institutionele dieptestructuren gebaseerd op een overlegmodel, maar was het reusachtige succes van de Republiek in de zeventiende eeuw niet vooral te danken aan de buitenlandse omstandigheden? Er woedde een burgeroorlog in Engeland en een burgeroorlog in Frankrijk; dit gaf de Republiek volop ruimte om zich te ontpoppen.’
Van Zanden: ‘Als je kijkt naar de Verenigde Oost-Indische Compagnie – wat je er verder over denken mag toch het meest eclatante voorbeeld van ons economisch succes -, dan is deze handelsonderneming een typische exponent van onze overlegcultuur. Er stond geen CEO aan het hoofd van de VOC die besloot wat er moest gebeuren – nee, het Compagnie-bestuur was onderverdeeld in zes “kamers” waarin burgers met elkaar verstandige besluiten namen. Dit vergadermodel werkte commercieel uitstekend, en het is gegrondvest in dezelfde tradities die de politieke structuren van de Republiek kenmerkten.’
Maarten: ‘Je had voor dit model wel een burgerij nodig die redelijk goed in de slappe was zat.’
Van Zanden: ‘O, de burgerij had zich in heel West-Europa sterk ontwikkeld. Daarin liep Nederland bepaald niet voorop. Overal zag je in de Middeleeuwen dat machthebbers met burgers onderhandelden, dat ze parlementen inrichtten. Maar dit proces werd in de meeste landen afgebroken door de opkomst van het absolutisme. Alleen in de Republiek won de cultuur van onderhandelen het van het centrale gezag.’
Maarten: ‘Er zit toch wel een breuk in dat Hollandse polderen: de opstand tegen de Spanjaarden in 1568 was een vrij bloedige aangelegenheid.’
In de Republiek won de cultuur van onderhandelen het van het centrale gezag
Van Zanden: ‘Eerder dan een breuk was dat een clash tussen twee systemen. Je kunt de opstand tegen de Spanjaarden zien als verzet van de Hollandse burgerij die haar privileges verdedigde tegen het absolutisme van de Spaanse vorst. De Hollanders wilden hun polderachtige structuur in stand houden, en het is daarom logisch dat ze voor de Republiek een staatsvorm bedachten die gebaseerd was op dat overlegmodel.’
Maarten: ‘Als we nu de andere Europese landen erbij betrekken die inmiddels ook in de top-zes staan van welvarende landen, waar is hun succes dan op gebaseerd?’
Van Zanden: ‘Op vergelijkbare factoren: sociale homogeniteit, kleine economische verschillen, oude democratische tradities, onderwijs. Van oudsher hebben de Scandinavische landen en ook Zwitserland een goed opgeleide beroepsbevolking.’
Maarten: ‘Speelt het protestantisme hierbij een rol, dat gelovigen zelf de Heilige Schrift moesten kunnen lezen?’
Van Zanden: ‘Zeker, hoewel de geletterdheid in Nederland al voor de Reformatie relatief hoog was.’
Maarten: ‘Om succesvol te zijn, moet je dus een klein landje zijn met een protestantse traditie. Maar neem nu de VS. Voor de industrialisatie was dat een vrij egalitaire samenleving; ze dragen ook een egalitair ideaal mee. Maar in de laatste halve eeuw is de sociale gelijkheid in Amerika gedaald tot op het niveau van Brazilië. Minder dan 1 procent van de bevolking verdient gigantische kapitalen, terwijl de middeninkomens sinds de jaren zeventig niet gestegen zijn. Volgens jouw theorie moet die groeiende ongelijkheid grote consequenties hebben voor de politieke kracht van die samenleving.
Van Zanden: ‘Ik ben het volledig met je eens dat de VS een angstaanjagend voorbeeld zijn van hoe het niet moet. Je ziet inderdaad dat een groot deel van de Amerikanen niet meer stemt. Het bipolaire systeem breekt ze op. Daar mag je heel pessimistisch over zijn.’
Maarten: ‘Is de ongelijkheid in West-Europa ook toegenomen?’
Van Zanden: ‘Een klein beetje, niet vergelijkbaar met de VS. Je ziet dezelfde trends en CEO’s zijn ook hier substantieel meer gaan verdienen, maar over het geheel genomen is de ongelijkheid in Europa nauwelijks toegenomen. Ik zie ook voldoende tegenkrachten die voorkomen dat wij eenzelfde weg gaan bewandelen als de VS.’
Maarten: ‘Met zijn boek over de groeiende ongelijkheid signaleert Thomas Piketty dus een probleem dat niet speelt in in Nederland?’
Vermogensongelijkheid is sterk toegenomen
Van Zanden: ‘Nee, ongelijkheid is altijd een probleem, dat moet je scherp in de gaten blijven houden. Kijk, de inkomensongelijkheid is hier niet sterk toegenomen, maar de vermogensongelijkheid is dat wel. De erfbelasting is behoorlijk verlaagd; dat dreigt de vermogensongelijkheid te vergroten. Er zijn zeer goede argumenten te bedenken om de vermogensbelasting weer op een progressieve manier op te voeren.’
Maarten: ‘Jij vindt dat je beleidsmatig moet bijsturen als de ongelijkheid toeneemt?’
Van Zanden: ‘Jazeker. Als je ons type samenleving in stand wilt houden met een evenwichtige besluitvorming en een polderachtige structuur, dan moet je het fundament niet ondermijnen door grote economische en sociale ongelijkheid toe te staan.’
Maarten: ‘Wat moeten we doen om ervoor te zorgen dat we niet net als de VS een bipolaire samenleving worden? Ruim 30 procent van de Nederlanders is hoogopgeleid. De rek lijkt er wat betreft betere scholing een beetje uit.’
Van Zanden: ‘De sleutel ligt misschien niet zozeer bij de bovenlaag, maar bij de onderlaag van de arbeidsmarkt. Aan de onderkant kalven arbeidsrechten af; arbeiders moeten concurreren met lagelonenlanden. Veel mensen hebben geen bestaanszekerheid meer, ze voelen zich bedreigd door de globalisering, en dit leidt tot onrust en ontevredenheid. We moeten de onderste 40 procent van de arbeidsmarkt misschien beter gaan beschermen en meer gaan betalen.’
Maarten: ‘Zzp’ers zitten met een vergelijkbaar probleem. Die dreigen ook buiten de boot van de verzorgingsstaat te vallen.’
De VS zijn een angstaanjagend voorbeeld van hoe het niet moet
Van Zanden: ‘Kijk, aan het einde van de negentiende eeuw hebben we we een arbeidsmarktmodel ontwikkeld gebaseerd op overleg tussen werkgevers en vakbonden. Door de veranderende ontwikkelingen zouden we dat model moeten hervormen, maar niemand ziet precies welke kant het op zou moeten. Verschil met vroeger is dat bijna elke generatie het beter had dan de vorige, zowel sociaal als economisch. Maar veel mensen kunnen niet meer hoger klimmen dan hun ouders; de economische groei is veel minder groot dan na de oorlog. De sociale mobiliteit is gestagneerd: tegenover iedere klimmer staat nu ook een daler.’
Maarten: ‘Hebben wij met de Scandinavische landen wellicht een soort optimum bereikt van maatschappelijke vrede en algemeen welbehagen? En hoe houden we dit dan in stand?’
Van Zanden: ‘We moeten proberen de machtsverhoudingen en de sociale ongelijkheid niet uit de hand te laten lopen. Het politieke probleem is alleen dat de democratie kraakt. We zitten in een Europees proces van integratie en dat verandert het hele spel. We moeten nu op Europees niveau een oplossing vinden voor onze problemen. Ons strategische voordeel van “we zijn klein, we zijn sociaal homogeen, we kunnen het met elkaar oplossen” is uit handen gegeven.’
Maarten: ‘Jij ben geen fan van Europa?’
Van Zanden: ‘Ik was al tegen de euro toen Geert Wilders als VVD-Kamerlid nog voor de euro stemde. Het aaneenklinken van de diverse valuta vond ik een stap te ver. Ik dacht dat het niet kon werken vanwege de verschillende politieke en economische tradities. Toen Duitsland en Frankrijk zich als eersten niet aan de spelregels hielden, ging het eigenlijk al fout.’
Ik was al tegen de euro toen Geert Wilders als VVD-Kamerlid nog voor de euro stemde
Maarten: ‘Ik ben optimistisch van aard en denk: we moeten de middelen gebruiken die ons in staat hebben gesteld om te komen waar we zijn. We kunnen het raamwerk van Europa verder democratisch optuigen.’
Van Zanden: ‘Mijn zorgen zijn inderdaad deels ingegeven door onze goede uitgangspositie: als je in het paradijs zit, maak je je zorgen over wat er gebeurt als je eruit valt. Europa heeft ook een traditie om de macht te delen. Deze traditie maakt de huidige Europese integratie mogelijk – dat we kunnen omgaan met een Brussel, dat we binnen de Europese grenzen naar nieuwe structuren zoeken. Ons paradijs is overigens niet onfeilbaar: we hebben niet gesproken over duurzaamheid en milieuproblemen, en daar valt ook voor Nederland nog veel te verbeteren.’
FOTO’S SANDER HEEZEN
Uit Maarten! 2015-6
Vroeger kreeg bijna iedere generatie het beter dan de vorige. Dat is niet meer zo, constateert Jan Luiten van Zanden, hoogleraar economische geschiedenis. ‘De sociale mobiliteit is gestagneerd: tegenover iedere klimmer staat nu een daler.’
Maarten: ‘In de lijstjes met meest welvarende en gelukkige landen ter wereld zie je al decennialang dezelfde landen in de top. En het aardige is: Nederland staat er altijd bij, met de Scandinavische landen en Zwitserland. Wat zijn nu de factoren die maken dat deze landen het zo ontzettend goed doen? Ikzelf zeg wel: “Hoe hoger de belastingdruk, hoe gelukkiger de mensen.”’
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren