Fatale liefde voor blauw op straat

Door Bart de Koning

Nederlanders letten vooral op zichtbare misdaad en willen ook zichtbare politie. Alles wat niet bloedt (zoals fraude) vinden we niet zo belangrijk. Dat betekent dus veel blauw op straat en weinig recherche. En weinig opgehelderde misdrijven.

Uit Maarten! 2018-2. Bestel losse nummers hier

Stel dat Nederlandse ziekenhuizen nu 100.000 behandelingen minder zouden verrichten dan tien jaar geleden – met ongeveer hetzelfde budget en dezelfde aantallen artsen en patiënten. Of dat het Nederlandse onderwijs nu 100.000 diploma’s minder zou uitreiken dan tien jaar geleden – wederom met ongeveer hetzelfde budget en dezelfde aantallen leraren en leerlingen.

En stel vervolgens dat Den Haag zou besluiten om alle ziekenhuizen te laten fuseren tot het Nationale Ziekenhuis en alle scholen tot de Nationale School omdat dat veel efficiënter zou zijn – en dat de daling van de productiviteit dan gewoon door zou gaan. Dat zou in beide gevallen de nodige ophef en maatschappelijke onrust opleveren. Er zouden honderdduizenden gedupeerde burgers zijn: patiënten die niet behandeld zouden worden, scholieren die zonder diploma van school zouden gaan.

Dit is ongeveer wat er bij de Nederlandse politie is gebeurd. De Nederlandse politie vangt steeds minder boeven. In 2007 helderde de politie 330.000 misdrijven op, in 2016 waren dat er 240.000. Het aantal zal volgens schattingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid nog verder dalen, tot circa 200.000 opgehelderde misdrijven in 2022. Ook het aantal beschikbare gevangeniscellen loopt in hoog tempo terug.

 

Er ligt een deprimerend dikke stapel onderzoeken naar de staat van de politie

 

Het is verbazingwekkend hoe weinig ophef er is over de dramatische terugloop van het aantal opgehelderde zaken en over de mislukking van de Nationale Politie. Ivo Opstelten, voormalig Minister van Justitie en Veiligheid (2010–2015), noemde in 2011 een ‘effectievere opsporing’ nog als een van de doelen bij de vorming van de Nationale Politie. Mark Rutte beloofde tijdens verkiezingscampagnes ‘meer straf en minder begrip voor criminelen’. Het verkiezingsprogramma van zijn partij beloofde in 2012: ‘De VVD wil de politie afrekenen op resultaten […] Het ophelderingspercentage en de pakkans moeten daarbij de rode draad zijn.’ Dat is dus allemaal niet gelukt. Er ligt een deprimerend dikke stapel onderzoeken naar de staat van de politie en ze zijn allemaal kritisch en somber.

Toch lijkt dat allemaal af te ketsen van het Tefallaagje van de VVD. Niemand piept. Er zijn geen woedende brieven in De Telegraaf of de Elsevier, Twitter ontploft niet, er zijn geen scheldtirades op de website van de partij (zoals wel gebeurde toen bleek dat het kabinet-Rutte II verkiezingsbeloftes zou gaan schenden) en de partijcongressen van de VVD verlopen kabbelend gezellig als altijd. Op een enkele losse flodder van Baudet na is de dalende opheldering ook in de rest van de rechtse kerk geen thema. Dat is vreemd, want de retoriek over ‘spijkerhard aanpakken’ was ook tijdens de gemeenteraadsverkiezingen weer volop te beluisteren.

Mazzel

We zitten dus met de raadselachtige situatie dat veel politici en kiezers zéggen dat ze het heel belangrijk vinden dat boeven worden gevangen, maar dat het eigenlijk niemand iets kan schelen als er steeds minder boeven achter de tralies verdwijnen. Een eerste mogelijke verklaring voor dit raadsel is dat de misdaad in Nederland sterk daalt, net als in de rest van de westerse wereld. Het aantal geregistreerde misdrijven zakte hier van 1,3 miljoen tien jaar geleden tot naar schatting 900.000 in 2022. Het optreden van de politie heeft daar niet of nauwelijks invloed op, zo legt het artikel ‘Het raadsel van de dalende misdaadcijfers uit. De daling is vooral toe te schrijven aan betere beveiliging door burgers en bedrijven – een goed bewaard geheim onder criminologen en politiewetenschappers. In die zin heeft de Nederlandse politie dus behoorlijke mazzel: ondanks een mislukte reorganisatie en een falende opsporing wordt Nederland objectief gezien toch veiliger.

Herdenking bij een café waar een afgezaagd hoofd werd gevonden. Nederlanders maken zich vooral druk over zichtbare problemen.

De burger is redelijk tevreden. Volgens de Veiligheidsmonitor van het CBS zijn burgers tussen 2012 en 2016 positiever over de politie gaan denken. Ze zijn vooral tevreden over de zichtbaarheid op straat en het functioneren van de politie in de woonbuurt. Hier hebben we de kern van het ogenschijnlijke raadsel te pakken: Nederlanders zijn vooral erg geïnteresseerd in blauw op straat. Ze maken zich druk over zichtbare problemen, zoals overlast en asociaal gedrag op straat of in het verkeer en de vraag of de politie daar wel voldoende bekeuringen voor uitdeelt. Dat bepaalt de tevredenheid over de politie, niet de abstracte getallen over de opgehelderde misdrijven die het CBS verzamelt en publiceert.

De voorliefde voor ‘blauw op straat’ boven ‘opsporing’ zit heel diep bij Nederlandse burgers en politici, en dus ook bij de politie. Uit een onderzoek van adviesbureau AEF in 2012 bleek dat Nederland van alle Europese landen de minste rechercheurs had: 12,8 procent van de werknemers bij de politie, tegen 17,2 procent in Duitsland en 24,2 procent in Denemarken. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar, maar er zijn sinds de vorming van de Nationale Politie geen drastische veranderingen doorgevoerd in de verhoudingen tussen ‘blauw’ en recherche. De opsporing is als vanouds een beetje een ondergeschoven kindje. Nog steeds maken politiechefs carrière via de uniformdienst. De enige korpschef die uit de recherche kwam, Bernard Welten, is met pensioen. Nog steeds verdient een rechercheur netto zo’n 500 per maand minder dan iemand met dezelfde rang in uniformdienst, omdat rechercheurs allerlei onregelmatigheidstoeslagen niet krijgen.

Slimmer Münster

Dat verklaart dat de ophelderingscijfers in Nederland relatief laag zijn. Vergelijkingen met andere landen zijn altijd lastig omdat de systemen, definities en registraties overal weer anders zijn. Politieonderzoeker Caroline Liedenbaum onderving dat bezwaar in 2008 door mee te lopen met de wijkrecherche in Utrecht en Münster, twee steden en korpsen die goed met elkaar te vergelijken zijn. In Utrecht helderde de politie 13 procent van de misdrijven op, in Münster 48 procent. Beide steden hadden ongeveer evenveel uitvoerende politiemensen, maar in Duitsland werkten twee keer zoveel van hen bij de recherche. Dit laat zien dat meer capaciteit voor de recherche en een slimmere organisatie de opheldering flink kunnen verhogen. Dit onderzoek is alweer tien jaar oud, maar ook hier geldt dat de personeelssamenstelling sindsdien niet wezenlijk is veranderd.

Onze diepgewortelde voorkeur voor blauw op straat heeft dus ingrijpende gevolgen voor de opheldering van misdrijven. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, vangt de uniformdienst niet zoveel boeven. Natuurlijk rijden agenten in surveillancewagens voortvluchtige overvallers klem en arresteren ze automobilisten die bij controle van hun rijbewijs voortvluchtig blijken te zijn, maar de aantallen beïnvloeden de ophelderingspercentages niet wezenlijk. Agenten in uniform besteden slechts zo’n 20 procent van hun werktijd aan misdaad. De rest gaat op aan briefings, papierwerk, rondrijden, assistentie bij ongelukken, bekeuringen schrijven, het oplossen van ruzies en ander sociaal werk, bijvoorbeeld bij meldingen van verwarde personen.

 

Agenten in uniform besteden slechts zo’n 20 procent van hun werktijd aan misdaad

 

Dat de politie op straat niet veel boeven vangt, ontdekten Amerikaanse politiewetenschappers al bij hun eerste onderzoek naar de Kansas Foot patrol in de jaren zestig. Ook zeer recent en geavanceerd Brits onderzoek bevestigt dat beeld: meer blauw op straat helpt niet om misdaad te voorkomen (zie kader).

Anarchist-af

Het zou overigens onterecht zijn om te concluderen dat de politie overbodig is. In The Blank Slate (Het onbeschreven blad) schrijft de Canadese taalkundige en psycholoog Steven Pinker over discussies die hij als tiener had met zijn ouders. In het vredige Canada van de jaren zestig was hij een enthousiast aanhanger van de anarchist Bakoenin. Zijn ouders probeerden hem uit te leggen dat zonder overheid de hel zou lobarsten, maar dat vond hij allemaal onzin.

Agenten bij het Centraal Station Amsterdam. De uniformendienst vangt niet zoveel boeven als veel mensen veronderstellen.

‘Onze verschillende voorspellingen werden op de proef gesteld om acht uur ’s ochtends op 17 oktober 1969, toen de politie van Montréal ging staken,’ zo schrijft Pinker. ‘Om 11.20 uur werd de eerste bank overvallen. Tegen de middag waren meeste winkels in het centrum gesloten wegens plunderingen.’ Het ging van kwaad tot erger, met moorden, overvallen en branden: ‘Aan het eind van de dag waren er zes banken overvallen, honderd winkels geplunderd, twaalf branden gesticht en veertig vrachtwagenladingen aan winkelruiten gesneuveld.’ De autoriteiten moesten het leger en de mounties (de bereden politie) inzetten om de orde te herstellen.

Pinker was in één klap geen anarchist meer: zonder gezag op straat gaat het niet. Je kunt lang praten over wat de taken en prioriteiten van de politie zijn – handhaving, opsporing, openbare orde bewaken of dienstverlenen –, maar de belangrijkste functie is ‘er zijn’, zoals de voormalige Amsterdamse commissaris Joop van Riessen het ooit samenvatte.

Zo bezien is het de vraag hoe erg het is dat de recherche in Nederland een zorgenkindje is en steeds minder zaken opheldert. Kennelijk kan het grote publiek prima leven met het huidige misdaadpeil. Maar het belang van de politie ligt niet alleen in abstracte ophelderingscijfers, maar ook in de symbolische functie van opsporing. Als criminelen de broer van een kroongetuige doodschieten is dat een schokkende zaak en dan is het van groot belang dat de recherche heel snel de vermoedelijke dader te pakken heeft. In de beroemde woorden van Lord Chief Justice Hewart: ‘Not only must justice be done, it must also be seen to be done.’ De meeste burgers mogen dan niet geïnteresseerd zijn in ophelderingspercentages, ze hebben natuurlijk wel door of de politie op cruciale momenten faalt of niet.

Daarnaast maken veel politiemensen zich ernstig zorgen dat ze de greep op de georganiseerde misdaad aan het verliezen zijn. Het gaat hier om misdaad, zoals drugshandel en witwassen, die gewone burgers zelf niet ondervinden of aangeven, maar die de politie eigener beweging moet opsporen. Korpschef Stoffel Heijsman sprak in 2011 al over een ‘crisis in de opsporing’.

Sindsdien ontsnapt er eens in de zoveel tijd een noodkreet aan de recherche, in de vorm van een kritisch rapport, dat meestal snel in een Haagse bureaula belandt. Het recentste was van de Nederlandse Politiebond, die na achtergrondgesprekken met honderden rechercheurs in februari stelde dat Nederland een narcostaat aan het worden was. Nu is Nederland natuurlijk geen Mexico, maar tegelijk is het duidelijk dat drugshandelaren hier tamelijk ongehinderd hun gang kunnen gaan. Zolang drugs niet gelegaliseerd worden is dat een serieus probleem, omdat de politie slechts een fractie van de drugsmiljarden te pakken krijgt.

De oplossingen die de opsporing kunnen versterken zijn al jaren bekend: om Nederland op internationaal peil te brengen zouden er een paar duizend rechercheurs bij moeten komen. Ze moeten hoger opgeleid zijn en beter betaald worden. De politie moet eindelijk de ICT eens op orde brengen, net als het OM en de rechterlijke macht. Het rijtje aanbevelingen ligt nogal voor de hand en is al decennia oud – er gebeurt alleen niets mee.

Cybercrime

Maar zelfs al er nu een wonder zou gebeuren, alle verbeteringen doorgevoerd zouden worden en de recherche twee keer zo productief zou worden, dan nog zou de politie de hulp van burgers hard nodig hebben.

Dat geldt zeker voor de aanpak van cybercrime. Door verbeterde inbraak- en diefstalpreventie en het verdwijnen van cash geld krijgt de traditionele crimineel het steeds moeilijker. Misdaad verschuift naar internet, waar per definitie behoorlijk slimme criminelen opereren. Het is de vraag of de politie daar een antwoord op heeft. Van hacks en andere vormen van cybercrime doen slachtoffers slechts in een fractie van de gevallen aangifte. Op illegale internetmarkten en witwassen via bitcoins is nauwelijks zicht.

De nieuwe afdelingen Cybercrime van de politie ontwikkelen zich goed en doen hun best, maar zij kunnen per afdeling hoogstens enkele tientallen grote onderzoeken per jaar draaien. De verantwoordelijkheid voor cybersecurity ligt dus grotendeels bij burgers en bedrijven. De politie kan daar een belangrijke rol in spelen door steeds de nieuwste trends in de misdaad te signaleren en door te geven. Dat wordt door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen wel steeds lastiger.

De politie is vanouds een mbo-organisatie – slechts 10 procent is hbo-plus opgeleid. Voor heel Nederland is dat bijna 30 procent, in de wereld van ICT en fraudebestrijding bijna 100 procent. Wil de politie een gelijkwaardige partner blijven, dan moeten ze op niveau mee kunnen praten. Dat betekent meer hoger opgeleiden in dienst nemen én hun meer betalen.

Aangezien een structureel hoger budget er niet meer in zit, zal de politie op andere terreinen een veer moeten laten. Dus betekent dus minder blauw op straat en meer recherche achter het beeldscherm.

Nederlanders letten vooral op zichtbare misdaad en willen ook zichtbare politie. Alles wat niet bloedt (zoals fraude) vinden we niet zo belangrijk. Dat betekent dus veel blauw op straat en weinig recherche. En weinig opgehelderde misdrijven.

Uit Maarten! 2018-2. Bestel losse nummers hier

Welkom bij Maarten!

Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.

InloggenRegistreren

Reacties

Geef een reactie

Gerelateerde artikelen

Het wordt nooit beter

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.