‘Laten we weer vooruit denken’

Door Maarten van Rossem en Teun Willemse ● Foto’s Sander Heezen

Koopkracht, stikstof, asiel, woningnood – Nederland rolt van de ene crisis in de andere. Pieter Hasekamp, directeur van het Centraal Planbureau (CPB), denkt dat Den Haag langetermijnbeleid moet maken om het vertrouwen van burgers te herwinnen. ‘Er moet een toekomstvisie komen. Dat woord is te lang taboe geweest.’

Uit Maarten! 2024-1. Bestel losse nummers hier of word abonnee

Maarten: ‘Tijdens de verkiezingscampagne lieten een hoop partijen hun plannen niet doorrekenen door het CPB. Ze zijn niet tevreden over de modellen. Begrijpt u die kritiek?’

Hasekamp: ‘Deels. Onze doorrekening dwingt politieke partijen om hun plannen concreet te maken en zorgt ervoor dat politici minder beloftes doen die financieel onhaalbaar zijn. We krijgen de kritiek dat we daarbij te veel kijken naar wat plannen kosten en te weinig naar wat ze opleveren. Voor een deel klopt dat, maar bij iedere investering wil je natuurlijk wel weten wat het kost. Een bedrijf of een huishouden dat iets aanschaft, wil ook de prijs weten en zien of het binnen het budget past. De CPB-doorrekening is nog altijd de stempel die een verkiezingsplan financieel goedkeurt.’

Maarten: ‘Maar er is toch niemand die zijn keuze in het stemhokje laat afhangen van financiële haalbaarheid?’

Hasekamp: ‘De doorrekeningen zijn ook geen stemadvies. Of ze effect hebben op de verkiezingsuitslag, hangt vooral af van de situatie op dat moment. De kiezer waardeert budgettaire degelijkheid meer tijdens een recessie dan in economisch betere tijden.’

Maarten: ‘Hoe staat de Nederlandse economie er op dit moment voor?’

Hasekamp: ‘Naar omstandigheden redelijk. Maar Nederland is de afgelopen jaren wel iets belangrijks kwijtgeraakt: het vermogen om vooruit te denken. Op het gebied van ruimtelijke ordening en economisch beleid heeft ons land een rijke traditie van plannen. We hebben altijd geprobeerd om consistente lijnen uit te zetten en tijdig actie te ondernemen als we een probleem aan zagen komen. Maar dat lijken we een beetje te zijn verloren.’

Maarten: ‘Waar ligt dat aan?’

Hasekamp: ‘Een van de oorzaken is de politieke versnippering. Vroeger konden grote partijen erop rekenen dat ze vroeg of laat in een kabinet zouden belanden. Dat zorgde voor een groter draagvlak voor langetermijnbeleid. Omdat de politieke situatie nu onzekerder is geworden, worden er minder dappere keuzes gemaakt voor de toekomst.’

Maarten: ‘Die ellenlange formaties helpen ook niet mee.’

Hasekamp: ‘Volgens mij zijn dat eerder symptomen van gebrekkig beleid dan een oorzaak ervan. Na de laatste formatie is het vertrouwen in de Nederlandse politiek dramatisch weggezakt. Maar het goede nieuws is dat ons vertrouwen in elkaar vrij hoog blijft. Ondanks alle verhalen over polarisatie zijn Nederlanders nog steeds geneigd elkaar te vertrouwen. We hebben minder vertrouwen in de democratie, maar dat gaat sowieso met ups en downs.’

Maarten: ‘Wat moet een komend kabinet doen om dat vertrouwen te herstellen?’

Hasekamp: ‘Gezond beleid voeren en een verhaal vertellen waar burgers in mee kunnen gaan. Er moet een toekomstvisie zijn. Dat woord is te lang taboe geweest.’

Maarten: ‘We hebben toch een groot verhaal? Het klimaatprobleem en de energietransitie.’

Hasekamp: ‘Dat is een deel van het verhaal. De overheid moet ook vertellen welke kant we op willen met onze samenleving en met de economie. Het verhaal over klimaat en verduurzaming is redelijk uitontwikkeld, maar de visie op economie en migratie is dat nog niet.’

Maarten: ‘Migratie lijkt vooral een negatief verhaal.’

Hasekamp: ‘De relatie tussen onze economie en migratie is veel genuanceerder dan vaak wordt voorgesteld. Arbeidsmigratie is nodig, maar we moeten beter nadenken over het soort arbeidskrachten dat naar Nederland komt. De huidige situatie is ons een beetje overkomen. Er zijn allerlei extra uitzendbureaus opgezet vanwege de groeiende vraag naar arbeiders vanuit bepaalde sectoren: slachthuizen, kassen, distributiecentra en inmiddels ook de horeca. Onze arbeidsmigratie is daardoor bottom-up tot stand gekomen − vanuit de bedrijven − terwijl op nationaal niveau niet de afweging is gemaakt wat dit betekent voor de samenleving. Er zijn te weinig vragen gesteld over de private baten en publieke lasten van arbeidsmigratie, dat wreekt zich nu in het woningtekort en plaatselijke overlast.’

‘We kunnen niet tegelijk de landbouw intensiveren, de industrie vergroten én meer woningen bouwen’

Maarten: ‘Het valt mij op dat Nederlanders steeds meer eisen stellen aan de samenleving en economie. Eisen die volgens mij helemaal niet haalbaar zijn.’

Hasekamp: ‘De economie wordt altijd gedomineerd door schaarste: niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk. We lijken het in toenemende mate moeilijk te vinden om die budgetrestrictie te accepteren. We kunnen niet én de landbouw intensiveren, én de industrie vergroten én meer woningen bouwen, want uiteindelijk is er maar een beperkt aantal vierkante kilometers. Dan moet je als land kiezen wat je echt belangrijk vindt. De overheid is niet de enige die daarin knopen doorhakt, daar hebben burgers zelf ook een rol in. Maar die keuzes maken en de consequenties accepteren, dat vinden we steeds lastiger.’

Maarten: ‘U heeft zelfs wel eens gezegd dat we steeds meer op Italië gaan lijken. Is dat niet wat te somber?’

Hasekamp: ‘Op politiek-economisch vlak zie ik overeenkomsten met Italië: we schuiven steeds vaker moeilijke, belangrijke beslissingen voor ons uit. Maar de economische situaties lijken niet op elkaar. In Italië is die veel zorgelijker. Daar is het misgegaan omdat ze de basis van hun economie hebben verwaarloosd. Het onderwijs ligt er vijftig jaar achter.’

Maarten: ‘Nederland heeft toch ook een onderwijsprobleem?’

Hasekamp: ‘Dat klopt, en daar moeten we ons grote zorgen over maken. De afgelopen tien jaar is de kwaliteit van ons funderend onderwijs enorm achteruitgegaan. In absolute cijfers is dat lastig te meten, maar we halen nog maar net de middenmoot in vergelijking met andere landen.’

Maarten: ‘Er zijn niet genoeg leerkrachten. En de docenten die er wel zijn, krijgen beroerd betaald.’

Hasekamp: ‘De waardering voor het docentenvak is enorm achteruitgegaan, dat wreekt zich. De aanwas bij de pabo’s bestaat niet altijd uit de grootste talenten van ons land, en het geld dat we voor de corona-achterstanden in het basisonderwijs stoppen, loopt er even snel weer uit. We hebben het basis- en secundair onderwijs verwaarloosd, maar volgens mij zitten er ook culturele aspecten aan het probleem. Waarom heeft Nederland er bijvoorbeeld vijf jaar over gedaan om mobieltjes in de klas te verbieden? En nog steeds is dat slechts een advies. Het past bij het Nederlandse idee dat alles moet kunnen.’

‘Waarom heeft Nederland er vijf jaar over gedaan om mobieltjes in de klas te verbieden?’

Maarten: ‘In de coronacrisis heeft het kabinet niet geluisterd naar adviezen om de hand op de knip te houden. Nu ligt er een rapport dat het komende kabinet ook 17 miljard zou moeten bezuinigen. Wat als een regering dat advies opnieuw naast zich neerlegt?’

Hasekamp: ‘Dan schuiven we die financiële lasten door naar toekomstige generaties. Het is een keuze om nu te investeren in bijvoorbeeld klimaatadaptatie, maar we moeten daarbij wel de financiële kant in de gaten houden. Wat er ook gebeurt, toekomstige generaties betalen sowieso de klimaatlasten. Zij zullen straks de dijken moeten verhogen. Dus het is prima om nu te investeren, maar laten we de financiële lasten dan niet óók naar de toekomstige generatie doorschuiven.

‘Het uitgavenbeleid van de overheid is niet houdbaar’

Het uitgavenbeleid dat de overheid heeft ingezet, is niet houdbaar. Op korte termijn vormen veel uitgaven geen probleem, maar als je de toekomstige kosten van de vergrijzing, de groeiende zorgvraag en de behoefte aan een grotere defensie bij elkaar optelt, wordt het een lastig verhaal. Op dit moment worden we nog “gered” door het feit dat de overheid haar geld niet allemaal kan uitgeven, omdat er te weinig mensen zijn om het werk te doen. Maar als we deze lijn doortrekken, zullen de tekorten en staatsschulden steeds verder oplopen.’

Maarten: ‘Wat voor plannen moeten we dan wel maken?’

Hasekamp: ‘We moeten investeren in sectoren en producten waarmee we in de toekomst ons geld kunnen verdienen. Lang was dat aardgas; we hebben een energie-intensieve industrie gecreëerd die op goedkoop aardgas functioneert. Maar dat gas komt niet meer terug. Daarom moeten we ons afvragen of we in de toekomst nog steeds goed willen zijn in de sectoren waar we in het verleden succesvol mee waren. Dat geldt ook voor de agro-industrie.’

Maarten: ‘Moeten we meer gaan investeren in nieuwe technieken zoals AI?’

Hasekamp: ‘Bijvoorbeeld. Qua investeringen en innovatie op het gebied van kunstmatige intelligentie zit Nederland nu een beetje in de middenmoot. Dat geldt zowel voor de overheid als het bedrijfsleven. Ook daarbij speelt arbeidsmigratie een rol: als je bedrijfsmodel op goedkope arbeid drijft, heb je geen prikkel om te innoveren.’

Maarten: ‘Sommige mensen pleiten juist voor ‘degrowth’: het krimpen van de economie om het klimaat te redden.’

Hasekamp: ‘Ik zie helemaal niets in dat idee. Mensen verwijten economen wel eens een fixatie op groei en het bbp, maar “degrowthers” doen eigenlijk hetzelfde. Ze keren het alleen om. Sommige sectoren zullen in de toekomst kleiner zijn dan nu, maar dat is van alle tijden. We hebben bijvoorbeeld ook geen textielindustrie meer in Nederland. Maar als er bedrijven verdwijnen, is dat de uitkomst van een economisch proces, geen doel op zich.

Sturen op economische krimp werkt niet, want mensen zullen altijd blijven streven naar het verbeteren van hun eigen positie en die van hun kinderen. Ik denk dat de degrowth-beweging wel een punt heeft dat we ons in het verleden te eenzijdig op materiële welvaartsgroei hebben gericht. Maar we kunnen ook economische groei behalen terwijl we minder beslag leggen op het klimaat.’

Maarten: ‘Zouden we ook plannen moeten maken om wat meer kinderen te krijgen?’

Hasekamp: ‘Dat is een illusie. Landen die dat geprobeerd hebben, zijn helemaal niet succesvol. Bovendien staat een grotere bevolking niet gelijk aan meer welvaart. Japan kampt al jaren met een krimpende bevolking en als je de bbp-cijfers bekijkt, houden die niet over. Maar als je naar economische groei per hoofd van de bevolking kijkt, doet Japan het helemaal niet zo slecht. Behalve in Afrika zie je de trend van bevolkingskrimp over de hele wereld. Zuid-Korea staat zelfs helemaal onderaan het lijstje van aantal kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling past blijkbaar bij een welvarende samenleving.’

Maarten: ‘Nederland is ook nog steeds welvarend; er is al jaren een dalende armoedetrend. Waarom speelden armoede en bestaanszekerheid dan toch zo’n grote rol bij de verkiezingen?’

Hasekamp: ‘Als je puur naar gemiddelden kijkt, zijn we welvarender dan twintig jaar geleden. Maar er is wel een groeiende groep mensen die onzeker is vanwege tijdelijke contracten en ontbrekende buffers. Mensen die niet weten waar ze over een jaar staan. Het heet niet voor niets bestaanszekerheid; het gaat veel meer om die onzekerheid dan om het geld dat iedere maand binnenkomt, want dat ziet er redelijk uit. Bovendien zijn er gemiddeld genomen minder armen dan de afgelopen decennia, maar er is wel een hardnekkige groep die structureel in armoede leeft.’

Maarten: ‘Zijn dat de ‘afgehaakten’ die op populistische partijen stemmen?’

Hasekamp: ‘Ik onderschrijf niet per se de analyse dat de huidige opkomst van politieke partijen samenhangt met het neoliberalisme of de groeiende verschillen in de samenleving. Dat kan een deel van de opkomst verklaren, maar uiteindelijk is het doorslaggevend dat mensen die onderwerpen als migratie belangrijk vinden, zich jaren niet gezien voelden.’

Maarten: ‘Sommige van die partijen willen uit de EU stappen. Dat moeten we toch niet serieus overwegen?’

Hasekamp: ‘Je hoeft een econoom niet te overtuigen van het nut van de Europese Unie. Zeker voor Nederland, want wij zijn de toegangspoort tot Europa. De Britten hebben ook spijt van de Brexit: naast de negatieve economische gevolgen heeft Engeland nu meer migratie dan voorheen, dus ook op dat vlak doet de uittreding niet wat de bevolking werd voorgespiegeld. Voor Nederland is het geen optie om uit Europa te stappen. Economisch niet, maar ook niet op het gebied van veiligheid en verduurzaming. Klimaatproblemen kunnen we niet in ons eentje aanpakken; die toekomstplannen kunnen we alleen schrijven in een Europese context.’

Maarten: ‘Moeten we juist meer Nederlandse vraagstukken op Europese schaal aanpakken?’

Hasekamp: ‘Dat is lastig, omdat Europa op twee gedachten hinkt. We hebben één interne markt, maar veel wetgeving is nationaal. Je stuit daardoor al snel op een grote beperking van de EU: iedereen ziet de noodzaak voor samenwerking, maar ondertussen proberen alle lidstaten hun eigen industrie naar voren te schuiven. Over de defensie-industrie is de meeste overeenstemming, maar ook daar zie je dat probleem terugkeren: het ene land wil de munitie blijven produceren en het andere land de tanks. De vraag is of je bereid bent om elkaar wat te gunnen.’

Maarten: ‘Moet de EU zich daarvoor meer losmaken van Rusland, China en de VS?’

Hasekamp: ‘We kunnen in de EU niet alles zelf produceren wat we belangrijk vinden, maar we moeten wel strategischer kijken naar onze afhankelijkheden. Het was een slecht idee om alle kaarten op Russisch gas te zetten, maar het is een illusie dat we nooit afhankelijk hoeven te zijn van Rusland, China of andere landen. Laten we onze risico’s spreiden en ervoor zorgen dat die landen andersom ook afhankelijk zijn van de EU. Ook met landen als China moeten we handel blijven drijven, want een open houding naar de rest van de wereld is belangrijk voor de EU. En zeker voor Nederland.’

Maarten: ‘Zijn er dingen die we in Nederland faliekant verkeerd doen?’

Hasekamp: ‘De doorgeschoten flexcontracten op de arbeidsmarkt zijn een groot probleem. We zijn stevig vast blijven houden aan de bescherming van werknemers, maar ondertussen is er een situatie ontstaan waarbij een deel van de arbeidsmarkt geen enkele bescherming heeft. “Flexcontract” is een mooi woord, maar in werkelijkheid is het gewoon een tijdelijke, onzekere verbintenis. Het is vooral “flex” voor de werkgever.

Wat zich ook opdringt is het stikstofvraagstuk. Dat heette vroeger gewoon het mestprobleem en is al meer dan veertig jaar bij ons. Daarin hebben we geen stap vooruit gezet. Ik pretendeer niet dat ik de oplossing heb, maar het feit dat je geen huis meer kunt bouwen en geen weg meer kunt aanleggen omdat we er niet in geslaagd zijn dit op te lossen, valt niet uit te leggen.’

Maarten: ‘Hoe zouden we dat dan aan moeten pakken?’

Hasekamp: ‘Dan ga je voorbij mijn expertise, maar Economische Zaken heeft bijvoorbeeld een prijzensysteem geopperd. Dan kan een boer kiezen: ga ik mijn stikstofrechten benutten om mijn stal uit te breiden, of verkoop ik ze aan de industrie in de buurt? Het is geen panacee, maar op dit moment overheerst het gevoel dat er niets meer kan, dus er moet beweging komen in dat dossier.’

Maarten: ‘Het enige waar we in Nederland echt trots op mogen zijn, is onze verzorgingsstaat, maar daar wordt al jaren aan geknabbeld. Moet een volgend kabinet iets doen aan die afbraak?’

Hasekamp: ‘Ik vind afbraak een te sterke term. Het neoliberalisme krijgt nu overal de schuld van, daar zijn we in doorgeslagen. Aan het begin van de jaren tachtig was de verzorgingsstaat enigszins topzwaar geworden. Een zekere correctie was toen nodig. Volgens mij moeten we niet zozeer de afbraak tegengaan, maar de tweedeling aanpakken. Want onze verzorgingsstaat is steeds meer iets voor insiders geworden; sommige mensen vallen buiten de boot. Dat gezegd hebbende is onze verzorgingsstaat nog steeds groot. Vergelijk het bijvoorbeeld met een land als Engeland, waar de zorgsector voor 10 tot 15 procent uit particuliere zorg bestaat. Bij ons gaat dat maar om een paar procent. Bovendien zijn de Engelse wachtlijsten schokkend.’

Maarten: ‘Bent u optimistisch over de komende kwarteeuw?’

Hasekamp: ‘Redelijk. Ik denk dat Nederlanders somberder zijn dan nodig is. We vergeten wel eens hoe welvarend we zijn en waar we vandaan komen; we hebben de neiging om een verleden te verheerlijken dat niet bestaat. Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over ons verslechterende investerings- en ondernemingsklimaat, maar in de internationale lijstjes staan we nog steeds in de top vijf of top tien van de wereld. Er valt heus wel wat te verbeteren, maar onze uitgangspositie is best goed. De grootste uitdagingen waar we voor staan, zijn de vergrijzing, de krappe arbeidsmarkt en verduurzaming. Denk bijvoorbeeld aan het stroomnet.’

‘Ik denk dat Nederlanders somberder zijn dan nodig is.’

Maarten: ‘Hoe is het toch mogelijk dat we dat overvolle elektriciteitsnet niet aan zagen komen?’

Hasekamp: ‘Dat is dus het gevolg van een overheid die te weinig vooruitkijkt. Alle regelgeving was gebaseerd op “statische efficiëntie”: energiebedrijven moesten hun zaken zo goedkoop mogelijk regelen binnen het bestaande netwerk. Er zat geen enkele druk op het toekomstbestendig maken van de infrastructuur. De overheid heeft nu tientallen miljarden vrijgemaakt om dit alsnog te faciliteren. Dat is een verstandig besluit, maar het had tien jaar eerder genomen moeten worden.’

Maarten: ‘Dus het advies aan een komend kabinet: meer vooruit kijken en minder reageren?’

Hasekamp: ‘Ja, maar dat is lastig. Uiteindelijk zijn de Deltawerken ook pas gebouwd na de Watersnoodramp. Helaas moet het soms eerst misgaan voordat er een oplossing komt. Zo werkt de menselijke natuur – en zo werkt de politiek ook. Regeren is vaak vooruitschuiven, totdat het niet meer kan.’

CV

Pieter Hasekamp (1965) is sinds 1 maart 2020 directeur van het CPB. Hij studeerde Algemene Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en promoveerde aan het European University Institute in Florence op het proefschrift Essays on the credibility of Economic Policy. Hij was vanaf 2015 directeur-generaal Fiscale Zaken bij het ministerie van Financiën. In de periode daarvoor was hij algemeen directeur bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en bekleedde hij diverse managementfuncties bij het ministerie van VWS en het ministerie van Financiën. Hij is kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER) en adviserend lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Daarnaast is hij sinds 1 januari 2022 onafhankelijk commissaris en voorzitter van de raad van commissarissen bij Geldmaat.

Meer lezen uit dit nummer? Bestel uw exemplaar hier

Koopkracht, stikstof, asiel, woningnood – Nederland rolt van de ene crisis in de andere. Pieter Hasekamp, directeur van het Centraal Planbureau (CPB), denkt dat Den Haag langetermijnbeleid moet maken om het vertrouwen van burgers te herwinnen. ‘Er moet een toekomstvisie komen. Dat woord is te lang taboe geweest.’ Uit Maarten! 2024-1. Bestel losse nummers hier of word abonnee

Maarten: 'Tijdens de verkiezingscampagne lieten een hoop partijen hun plannen niet doorrekenen door het CPB. Ze zijn niet tevreden over de modellen. Begrijpt u die kritiek?'

Hasekamp: 'Deels. Onze doorrekening dwingt politieke partijen om hun plannen concreet te maken en zorgt ervoor dat politici minder beloftes doen die financieel onhaalbaar zijn. We krijgen de kritiek dat we daarbij te veel kijken naar wat plannen kosten en te weinig naar wat ze opleveren. Voor een deel klopt dat, maar bij iedere investering wil je natuurlijk wel weten wat het kost. Een bedrijf of een huishouden dat iets aanschaft, wil ook de prijs weten en zien of het binnen het budget past. De CPB-doorrekening is nog altijd de stempel die een verkiezingsplan financieel goedkeurt.’ Maarten: 'Maar er is toch niemand die zijn keuze in het stemhokje laat afhangen van financiële haalbaarheid?' Hasekamp: ‘De doorrekeningen zijn ook geen stemadvies. Of ze effect hebben op de verkiezingsuitslag, hangt vooral af van de situatie op dat moment. De kiezer waardeert budgettaire degelijkheid meer tijdens een recessie dan in economisch betere tijden.’ Maarten: 'Hoe staat de Nederlandse economie er op dit moment voor?' Hasekamp: ‘Naar omstandigheden redelijk. Maar Nederland is de afgelopen jaren wel iets belangrijks kwijtgeraakt: het vermogen om vooruit te denken. Op het gebied van ruimtelijke ordening en economisch beleid heeft ons land een rijke traditie van plannen. We hebben altijd geprobeerd om consistente lijnen uit te zetten en tijdig actie te ondernemen als we een probleem aan zagen komen. Maar dat lijken we een beetje te zijn verloren.’ Maarten: 'Waar ligt dat aan?' Hasekamp: ‘Een van de oorzaken is de politieke versnippering. Vroeger konden grote partijen erop rekenen dat ze vroeg of laat in een kabinet zouden belanden. Dat zorgde voor een groter draagvlak voor langetermijnbeleid. Omdat de politieke situatie nu onzekerder is geworden, worden er minder dappere keuzes gemaakt voor de toekomst.’ Maarten: 'Die ellenlange formaties helpen ook niet mee.' Hasekamp: ‘Volgens mij zijn dat eerder symptomen van gebrekkig beleid dan een oorzaak ervan. Na de laatste formatie is het vertrouwen in de Nederlandse politiek dramatisch weggezakt. Maar het goede nieuws is dat ons vertrouwen in elkaar vrij hoog blijft. Ondanks alle verhalen over polarisatie zijn Nederlanders nog steeds geneigd elkaar te vertrouwen. We hebben minder vertrouwen in de democratie, maar dat gaat sowieso met ups en downs.’ Maarten: 'Wat moet een komend kabinet doen om dat vertrouwen te herstellen?' Hasekamp: ‘Gezond beleid voeren en een verhaal vertellen waar burgers in mee kunnen gaan. Er moet een toekomstvisie zijn. Dat woord is te lang taboe geweest.’ Maarten: 'We hebben toch een groot verhaal? Het klimaatprobleem en de energietransitie.' Hasekamp: ‘Dat is een deel van het verhaal. De overheid moet ook vertellen welke kant we op willen met onze samenleving en met de economie. Het verhaal over klimaat en verduurzaming is redelijk uitontwikkeld, maar de visie op economie en migratie is dat nog niet.’ Maarten: 'Migratie lijkt vooral een negatief verhaal.' Hasekamp: ‘De relatie tussen onze economie en migratie is veel genuanceerder dan vaak wordt voorgesteld. Arbeidsmigratie is nodig, maar we moeten beter nadenken over het soort arbeidskrachten dat naar Nederland komt. De huidige situatie is ons een beetje overkomen. Er zijn allerlei extra uitzendbureaus opgezet vanwege de groeiende vraag naar arbeiders vanuit bepaalde sectoren: slachthuizen, kassen, distributiecentra en inmiddels ook de horeca. Onze arbeidsmigratie is daardoor bottom-up tot stand gekomen − vanuit de bedrijven − terwijl op nationaal niveau niet de afweging is gemaakt wat dit betekent voor de samenleving. Er zijn te weinig vragen gesteld over de private baten en publieke lasten van arbeidsmigratie, dat wreekt zich nu in het woningtekort en plaatselijke overlast.’
'We kunnen niet tegelijk de landbouw intensiveren, de industrie vergroten én meer woningen bouwen'
Maarten: 'Het valt mij op dat Nederlanders steeds meer eisen stellen aan de samenleving en economie. Eisen die volgens mij helemaal niet haalbaar zijn.' Hasekamp: ‘De economie wordt altijd gedomineerd door schaarste: niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk. We lijken het in toenemende mate moeilijk te vinden om die budgetrestrictie te accepteren. We kunnen niet én de landbouw intensiveren, én de industrie vergroten én meer woningen bouwen, want uiteindelijk is er maar een beperkt aantal vierkante kilometers. Dan moet je als land kiezen wat je echt belangrijk vindt. De overheid is niet de enige die daarin knopen doorhakt, daar hebben burgers zelf ook een rol in. Maar die keuzes maken en de consequenties accepteren, dat vinden we steeds lastiger.’ Maarten: 'U heeft zelfs wel eens gezegd dat we steeds meer op Italië gaan lijken. Is dat niet wat te somber?' Hasekamp: ‘Op politiek-economisch vlak zie ik overeenkomsten met Italië: we schuiven steeds vaker moeilijke, belangrijke beslissingen voor ons uit. Maar de economische situaties lijken niet op elkaar. In Italië is die veel zorgelijker. Daar is het misgegaan omdat ze de basis van hun economie hebben verwaarloosd. Het onderwijs ligt er vijftig jaar achter.’ Maarten: 'Nederland heeft toch ook een onderwijsprobleem?' Hasekamp: ‘Dat klopt, en daar moeten we ons grote zorgen over maken. De afgelopen tien jaar is de kwaliteit van ons funderend onderwijs enorm achteruitgegaan. In absolute cijfers is dat lastig te meten, maar we halen nog maar net de middenmoot in vergelijking met andere landen.’ Maarten: 'Er zijn niet genoeg leerkrachten. En de docenten die er wel zijn, krijgen beroerd betaald.' Hasekamp: ‘De waardering voor het docentenvak is enorm achteruitgegaan, dat wreekt zich. De aanwas bij de pabo’s bestaat niet altijd uit de grootste talenten van ons land, en het geld dat we voor de corona-achterstanden in het basisonderwijs stoppen, loopt er even snel weer uit. We hebben het basis- en secundair onderwijs verwaarloosd, maar volgens mij zitten er ook culturele aspecten aan het probleem. Waarom heeft Nederland er bijvoorbeeld vijf jaar over gedaan om mobieltjes in de klas te verbieden? En nog steeds is dat slechts een advies. Het past bij het Nederlandse idee dat alles moet kunnen.’
'Waarom heeft Nederland er vijf jaar over gedaan om mobieltjes in de klas te verbieden?'
Maarten: 'In de coronacrisis heeft het kabinet niet geluisterd naar adviezen om de hand op de knip te houden. Nu ligt er een rapport dat het komende kabinet ook 17 miljard zou moeten bezuinigen. Wat als een regering dat advies opnieuw naast zich neerlegt?' Hasekamp: ‘Dan schuiven we die financiële lasten door naar toekomstige generaties. Het is een keuze om nu te investeren in bijvoorbeeld klimaatadaptatie, maar we moeten daarbij wel de financiële kant in de gaten houden. Wat er ook gebeurt, toekomstige generaties betalen sowieso de klimaatlasten. Zij zullen straks de dijken moeten verhogen. Dus het is prima om nu te investeren, maar laten we de financiële lasten dan niet óók naar de toekomstige generatie doorschuiven.
'Het uitgavenbeleid van de overheid is niet houdbaar'
Het uitgavenbeleid dat de overheid heeft ingezet, is niet houdbaar. Op korte termijn vormen veel uitgaven geen probleem, maar als je de toekomstige kosten van de vergrijzing, de groeiende zorgvraag en de behoefte aan een grotere defensie bij elkaar optelt, wordt het een lastig verhaal. Op dit moment worden we nog “gered” door het feit dat de overheid haar geld niet allemaal kan uitgeven, omdat er te weinig mensen zijn om het werk te doen. Maar als we deze lijn doortrekken, zullen de tekorten en staatsschulden steeds verder oplopen.’ Maarten: 'Wat voor plannen moeten we dan wel maken?' Hasekamp: ‘We moeten investeren in sectoren en producten waarmee we in de toekomst ons geld kunnen verdienen. Lang was dat aardgas; we hebben een energie-intensieve industrie gecreëerd die op goedkoop aardgas functioneert. Maar dat gas komt niet meer terug. Daarom moeten we ons afvragen of we in de toekomst nog steeds goed willen zijn in de sectoren waar we in het verleden succesvol mee waren. Dat geldt ook voor de agro-industrie.’ Maarten: 'Moeten we meer gaan investeren in nieuwe technieken zoals AI?' Hasekamp: ‘Bijvoorbeeld. Qua investeringen en innovatie op het gebied van kunstmatige intelligentie zit Nederland nu een beetje in de middenmoot. Dat geldt zowel voor de overheid als het bedrijfsleven. Ook daarbij speelt arbeidsmigratie een rol: als je bedrijfsmodel op goedkope arbeid drijft, heb je geen prikkel om te innoveren.’ Maarten: 'Sommige mensen pleiten juist voor ‘degrowth’: het krimpen van de economie om het klimaat te redden.' Hasekamp: ‘Ik zie helemaal niets in dat idee. Mensen verwijten economen wel eens een fixatie op groei en het bbp, maar “degrowthers” doen eigenlijk hetzelfde. Ze keren het alleen om. Sommige sectoren zullen in de toekomst kleiner zijn dan nu, maar dat is van alle tijden. We hebben bijvoorbeeld ook geen textielindustrie meer in Nederland. Maar als er bedrijven verdwijnen, is dat de uitkomst van een economisch proces, geen doel op zich. Sturen op economische krimp werkt niet, want mensen zullen altijd blijven streven naar het verbeteren van hun eigen positie en die van hun kinderen. Ik denk dat de degrowth-beweging wel een punt heeft dat we ons in het verleden te eenzijdig op materiële welvaartsgroei hebben gericht. Maar we kunnen ook economische groei behalen terwijl we minder beslag leggen op het klimaat.’ Maarten: 'Zouden we ook plannen moeten maken om wat meer kinderen te krijgen?' Hasekamp: ‘Dat is een illusie. Landen die dat geprobeerd hebben, zijn helemaal niet succesvol. Bovendien staat een grotere bevolking niet gelijk aan meer welvaart. Japan kampt al jaren met een krimpende bevolking en als je de bbp-cijfers bekijkt, houden die niet over. Maar als je naar economische groei per hoofd van de bevolking kijkt, doet Japan het helemaal niet zo slecht. Behalve in Afrika zie je de trend van bevolkingskrimp over de hele wereld. Zuid-Korea staat zelfs helemaal onderaan het lijstje van aantal kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling past blijkbaar bij een welvarende samenleving.’ Maarten: 'Nederland is ook nog steeds welvarend; er is al jaren een dalende armoedetrend. Waarom speelden armoede en bestaanszekerheid dan toch zo'n grote rol bij de verkiezingen?' Hasekamp: ‘Als je puur naar gemiddelden kijkt, zijn we welvarender dan twintig jaar geleden. Maar er is wel een groeiende groep mensen die onzeker is vanwege tijdelijke contracten en ontbrekende buffers. Mensen die niet weten waar ze over een jaar staan. Het heet niet voor niets bestaanszekerheid; het gaat veel meer om die onzekerheid dan om het geld dat iedere maand binnenkomt, want dat ziet er redelijk uit. Bovendien zijn er gemiddeld genomen minder armen dan de afgelopen decennia, maar er is wel een hardnekkige groep die structureel in armoede leeft.’ Maarten: 'Zijn dat de 'afgehaakten' die op populistische partijen stemmen?' Hasekamp: ‘Ik onderschrijf niet per se de analyse dat de huidige opkomst van politieke partijen samenhangt met het neoliberalisme of de groeiende verschillen in de samenleving. Dat kan een deel van de opkomst verklaren, maar uiteindelijk is het doorslaggevend dat mensen die onderwerpen als migratie belangrijk vinden, zich jaren niet gezien voelden.’ Maarten: 'Sommige van die partijen willen uit de EU stappen. Dat moeten we toch niet serieus overwegen?' Hasekamp: ‘Je hoeft een econoom niet te overtuigen van het nut van de Europese Unie. Zeker voor Nederland, want wij zijn de toegangspoort tot Europa. De Britten hebben ook spijt van de Brexit: naast de negatieve economische gevolgen heeft Engeland nu meer migratie dan voorheen, dus ook op dat vlak doet de uittreding niet wat de bevolking werd voorgespiegeld. Voor Nederland is het geen optie om uit Europa te stappen. Economisch niet, maar ook niet op het gebied van veiligheid en verduurzaming. Klimaatproblemen kunnen we niet in ons eentje aanpakken; die toekomstplannen kunnen we alleen schrijven in een Europese context.’ Maarten: 'Moeten we juist meer Nederlandse vraagstukken op Europese schaal aanpakken?' Hasekamp: ‘Dat is lastig, omdat Europa op twee gedachten hinkt. We hebben één interne markt, maar veel wetgeving is nationaal. Je stuit daardoor al snel op een grote beperking van de EU: iedereen ziet de noodzaak voor samenwerking, maar ondertussen proberen alle lidstaten hun eigen industrie naar voren te schuiven. Over de defensie-industrie is de meeste overeenstemming, maar ook daar zie je dat probleem terugkeren: het ene land wil de munitie blijven produceren en het andere land de tanks. De vraag is of je bereid bent om elkaar wat te gunnen.’ Maarten: 'Moet de EU zich daarvoor meer losmaken van Rusland, China en de VS?' Hasekamp: ‘We kunnen in de EU niet alles zelf produceren wat we belangrijk vinden, maar we moeten wel strategischer kijken naar onze afhankelijkheden. Het was een slecht idee om alle kaarten op Russisch gas te zetten, maar het is een illusie dat we nooit afhankelijk hoeven te zijn van Rusland, China of andere landen. Laten we onze risico’s spreiden en ervoor zorgen dat die landen andersom ook afhankelijk zijn van de EU. Ook met landen als China moeten we handel blijven drijven, want een open houding naar de rest van de wereld is belangrijk voor de EU. En zeker voor Nederland.’ Maarten: 'Zijn er dingen die we in Nederland faliekant verkeerd doen?' Hasekamp: ‘De doorgeschoten flexcontracten op de arbeidsmarkt zijn een groot probleem. We zijn stevig vast blijven houden aan de bescherming van werknemers, maar ondertussen is er een situatie ontstaan waarbij een deel van de arbeidsmarkt geen enkele bescherming heeft. “Flexcontract” is een mooi woord, maar in werkelijkheid is het gewoon een tijdelijke, onzekere verbintenis. Het is vooral “flex” voor de werkgever. Wat zich ook opdringt is het stikstofvraagstuk. Dat heette vroeger gewoon het mestprobleem en is al meer dan veertig jaar bij ons. Daarin hebben we geen stap vooruit gezet. Ik pretendeer niet dat ik de oplossing heb, maar het feit dat je geen huis meer kunt bouwen en geen weg meer kunt aanleggen omdat we er niet in geslaagd zijn dit op te lossen, valt niet uit te leggen.’ Maarten: 'Hoe zouden we dat dan aan moeten pakken?' Hasekamp: ‘Dan ga je voorbij mijn expertise, maar Economische Zaken heeft bijvoorbeeld een prijzensysteem geopperd. Dan kan een boer kiezen: ga ik mijn stikstofrechten benutten om mijn stal uit te breiden, of verkoop ik ze aan de industrie in de buurt? Het is geen panacee, maar op dit moment overheerst het gevoel dat er niets meer kan, dus er moet beweging komen in dat dossier.’ Maarten: 'Het enige waar we in Nederland echt trots op mogen zijn, is onze verzorgingsstaat, maar daar wordt al jaren aan geknabbeld. Moet een volgend kabinet iets doen aan die afbraak?' Hasekamp: ‘Ik vind afbraak een te sterke term. Het neoliberalisme krijgt nu overal de schuld van, daar zijn we in doorgeslagen. Aan het begin van de jaren tachtig was de verzorgingsstaat enigszins topzwaar geworden. Een zekere correctie was toen nodig. Volgens mij moeten we niet zozeer de afbraak tegengaan, maar de tweedeling aanpakken. Want onze verzorgingsstaat is steeds meer iets voor insiders geworden; sommige mensen vallen buiten de boot. Dat gezegd hebbende is onze verzorgingsstaat nog steeds groot. Vergelijk het bijvoorbeeld met een land als Engeland, waar de zorgsector voor 10 tot 15 procent uit particuliere zorg bestaat. Bij ons gaat dat maar om een paar procent. Bovendien zijn de Engelse wachtlijsten schokkend.’ Maarten: 'Bent u optimistisch over de komende kwarteeuw?' Hasekamp: ‘Redelijk. Ik denk dat Nederlanders somberder zijn dan nodig is. We vergeten wel eens hoe welvarend we zijn en waar we vandaan komen; we hebben de neiging om een verleden te verheerlijken dat niet bestaat. Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over ons verslechterende investerings- en ondernemingsklimaat, maar in de internationale lijstjes staan we nog steeds in de top vijf of top tien van de wereld. Er valt heus wel wat te verbeteren, maar onze uitgangspositie is best goed. De grootste uitdagingen waar we voor staan, zijn de vergrijzing, de krappe arbeidsmarkt en verduurzaming. Denk bijvoorbeeld aan het stroomnet.’
'Ik denk dat Nederlanders somberder zijn dan nodig is.'
Maarten: 'Hoe is het toch mogelijk dat we dat overvolle elektriciteitsnet niet aan zagen komen?' Hasekamp: ‘Dat is dus het gevolg van een overheid die te weinig vooruitkijkt. Alle regelgeving was gebaseerd op “statische efficiëntie”: energiebedrijven moesten hun zaken zo goedkoop mogelijk regelen binnen het bestaande netwerk. Er zat geen enkele druk op het toekomstbestendig maken van de infrastructuur. De overheid heeft nu tientallen miljarden vrijgemaakt om dit alsnog te faciliteren. Dat is een verstandig besluit, maar het had tien jaar eerder genomen moeten worden.’ Maarten: 'Dus het advies aan een komend kabinet: meer vooruit kijken en minder reageren?' Hasekamp: ‘Ja, maar dat is lastig. Uiteindelijk zijn de Deltawerken ook pas gebouwd na de Watersnoodramp. Helaas moet het soms eerst misgaan voordat er een oplossing komt. Zo werkt de menselijke natuur – en zo werkt de politiek ook. Regeren is vaak vooruitschuiven, totdat het niet meer kan.’ CV Pieter Hasekamp (1965) is sinds 1 maart 2020 directeur van het CPB. Hij studeerde Algemene Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en promoveerde aan het European University Institute in Florence op het proefschrift Essays on the credibility of Economic Policy. Hij was vanaf 2015 directeur-generaal Fiscale Zaken bij het ministerie van Financiën. In de periode daarvoor was hij algemeen directeur bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en bekleedde hij diverse managementfuncties bij het ministerie van VWS en het ministerie van Financiën. Hij is kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER) en adviserend lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Daarnaast is hij sinds 1 januari 2022 onafhankelijk commissaris en voorzitter van de raad van commissarissen bij Geldmaat. Meer lezen uit dit nummer? Bestel uw exemplaar hier

Welkom bij Maarten!

Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.

InloggenRegistreren

Reacties

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.