Het nut van de kloof tussen burger en kiezer

Door Rob Hartmans

Sinds de jaren tachtig hebben populistische partijen ook in verschillende West-Europese landen een aanzienlijke aanhang verworven. Populisten zijn niet altijd extreemrechts, maar beide bewegingen sluiten wel bevolkingsgroepen uit en dat staat op gespannen voet met het democratische beginsel van gelijkheid.

Uit: Maarten! 2008-6. Bestel losse nummers hier

Populist’ is een scheldwoord. Scheldwoorden zijn er in de politiek wel meer, bijvoorbeeld ‘fascist’, ‘nazi’ of ‘stalinist’. Het verschil is echter dat fascisten en nationaal-socialisten vóór hun smadelijke nederlaag trots waren op hun naam. En hoewel stalinisten zich meestal tooiden met de in hun ogen respectabelere titel ‘communist’ of ‘leninist’, is het in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt niet waar dat ze die term nooit gebruikten.

Het woord ‘populisme’ wordt vooral gebruikt voor anderen, waarmee diegene die het bezigt zichzelf in positieve zin van hen wil onderscheiden, omdat zij blijkbaar minder nobel, oprecht en respectabel zijn. Populisten willen macht en beloven de kiezers daarom van alles, bedrijven demagogie en komen met simpele oplossingen voor complexe problemen. Omdat deze kenmerken voor veel politici opgaan, lijkt het gebruik van het woord ‘populisme’ enigszins op de definitie die Dylan Thomas ooit gaf van een alcoholist: ‘iemand die je niet mag en die evenveel drinkt als jij.’

Sommige politicologen, in Nederland bijvoorbeeld Meindert Fennema, wijzen daarom het gebruik van het begrip ‘populisme’ af. Wat populisme wordt genoemd – het verwoorden van de opvattingen, wensen en angsten van het volk – is namelijk juist waar het in een democratie om gaat. In zijn beroemde toespraak in Gettysburg, tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, had president Abraham Lincoln democratie immers omschreven als government of the people, by the people, for the people. Populistischer kan het niet, zou je zeggen, en toch wordt Lincoln gezien als een groot democraat, die de democratische beginselen verdedigde tegenover de meerderheid van de blanke Amerikanen uit de zuidelijke staten.

Het probleem met Lincolns uitspraak is echter de mateloze vaagheid ervan. Want ‘het volk’, wie zijn dat in hemelsnaam? Je kunt dat begrip op verschillende manieren invullen. En het is die invulling die democraten onderscheidt van populisten. In staatsrechtelijke zin verwijst het begrip ‘volk’ naar de burgers, die bepaalde rechten en plichten hebben en bovenal in naam drager zijn van de soevereiniteit. Dit alles is vastgelegd in de grondwet, die de grenzen en vormen aangeeft waarbinnen de ‘wil van het volk’ kan worden uitgeoefend. Tot het volk behoort dus iedereen die staatsburger is. Dit is de liberaal-democratische opvatting van het begrip ‘volk’.

Er is ook een interpretatie van het begrip ‘volk’ die erg veel lijkt op die van het begrip ‘natie’. Mensen delen immers niet alleen rechten en plichten, maar ook een bepaald territorium, een geschiedenis, tradities en waarden. Dan gaat het om een bepaalde identiteit, en niet iedereen die zich op het grondgebied van de staat bevindt, en zelfs niet iedereen die staatsburger is, maakt deel uit van deze identiteit. Het is deze interpretatie van ‘volk’, die bepaalde groepen uitsluit, die door veel rechtse populisten wordt gehanteerd.

Een derde definitie gaat uit van het onderscheid tussen de verschillende sociale klassen, en verstaat onder ‘het volk’ vooral diegenen die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden, degenen die door de economische en politieke elites worden uitgebuit en onderdrukt. Dit is een interpretatie die zowel door sommige rechtse als door veel linkse populisten wordt gebruikt.

Bij zowel fascisten als populisten staat het onderscheid tussen degenen die ‘erbij horen’ en zij die ‘vreemd’ zijn centraal

De tweede en derde definitie sluiten bepaalde groepen uit en staan dus op gespannen voet met het democratische beginsel van gelijkheid. Ze hebben echter wel het voordeel dat ‘het volk’ op het eerste gezicht een veel sterkere eenheid vormt dan in de liberaal-democratische opvatting. Qua afkomst en maatschappelijke positie lijken de leden van ‘het volk’ immers op elkaar, zodat degenen die deze definities hanteren zonder enige terughoudendheid praten over ‘de Nederlander’ of ‘de arbeider’, alsof alle Nederlanders en alle arbeiders precies hetzelfde willen.

Mensen die daarentegen alleen zekere rechten en plichten delen vormen een veel minder hechte eenheid. Zij kunnen niet alleen sterk tegengestelde belangen hebben (bijvoorbeeld werkgevers versus werknemers), maar er ook in politiek, religieus en levensbeschouwelijk opzicht totaal verschillende opvattingen op na houden.

Terwijl de liberaal-democratische visie op ‘het volk’ uitgaat van pluriformiteit, gaan rechtse én linkse populisten uit van een hoge mate van homogeniteit. In hun optiek deelt het volk een flink aantal eigenschappen, is het een eenheid. Bovendien is wat het volk wil per definitie goed. Dit deugdzame, ongedeelde volk wordt echter permanent belaagd en bedrogen door allerlei ‘elites’ – politici, intellectuelen, de media –, en door ‘anderen’, dat wil zeggen lieden die misschien wel staatsburger zijn, maar die qua etnische of religieuze afkomst niet tot ‘het volk’ behoren. Het zijn die elites en die ‘volksvreemde’ elementen die proberen ‘het volk’ te beroven van zijn rechten, zijn waarden, zijn welvaart en zijn identiteit.

Deze fictie van het homogene en deugdzame volk heeft een lange geschiedenis, aangezien er altijd volken zijn geweest die zichzelf als ‘uitverkoren’ hebben beschouwd. Maar in de voormoderne tijd stonden deze meestal onder het gezag van een autocratische heerser, of rechtstreeks onder het bevel van God.

Fascisme en populisme zijn niet identiek, maar er zijn veel overeenkomsten, zoals het belang dat gehecht wordt aan een charismatische leider, bijvoorbeeld Mussolini. ANP.

 

Jakobijnse terreur

Met de komst van de Verlichting werd het volk echter gezien als baas in eigen huis, en het was met name Rousseau die het idee van ‘volkssoevereiniteit’ een grote populariteit bezorgde. Terwijl sommige Verlichters

inzagen dat die eenheid een fictie was, en dat er waarborgen moesten komen tegen wat de Amerikaanse founding father James Madison ‘de tirannie van de meerderheid’ noemde, ging Rousseau zelfs nog een stap verder. De door hem bejubelde volonté général hoefde niet noodzakelijkerwijs samen te vallen met de volonté majorité.

De ‘algemene wil’ kon heel goed worden geformuleerd door enkele verlichte geesten, die precies wisten waar het met de mensheid heen moest, en daarom was het ook prima om deze denkbeelden desnoods tegen de wil van de meerderheid in te verwezenlijken. Hiermee had Rousseau dus de ‘legitimatie’ geleverd voor de jakobijnse terreur in de Franse Revolutie (en voor die van latere totalitaire bewegingen als het fascisme en communisme).

Een twintigste-eeuwse denker die democratie zag als de wil van een homogene bevolking, was de Duitse staatsrechtgeleerde Carl Schmitt (1888-1985). ‘Democratie betekent het samenvallen van heersers en overheersten, regeerders en geregeerden, zij die bevelen en zij die gehoorzamen,’ schreef hij in zijn uit 1928 daterende Verfassungslehre. Met dit principiële antipluralisme keerde Schmitt zich tegen de beginselen en de praktijk van de liberale democratie, iets wat hij vier jaar later benadrukte in zijn Der Begriff des Politischen, waarin hij het onderscheid tussen ‘vriend’ en ‘vijand’ beschreef als het wezen van de politiek.

Het zal wellicht niet verbazen dat Schmitt in 1933 toetrad tot de NSDAP en het jaar erop de bloedige ‘Nacht van de Lange Messen’, waarbij een groot deel van de SA-top plus tal van andere tegenstanders van Hitler werden geliquideerd, juridisch goedpraatte met een artikel dat getiteld was ‘Der Führer schützt das Recht’. Iets meer verbazing wekt het feit dat Schmitt ook na 1945 veelvuldig instemmend wordt aangehaald door mensen die willen wijzen op de tekortkomingen van de liberale democratie.

Bart Jan Spruyt deed dat bijvoorbeeld in zijn De toekomst van de stad (2005), dat hij schreef in de tijd dat hij zich opwierp als de ideoloog van Geert Wilders. Uiteraard heeft de liberale democratie haar tekortkomingen, maar de populistische illusie dat ‘het volk’ één en ondeelbaar is, dat zijn ‘wil’ zonder meer moet worden uitgevoerd, en dat bij het haarscherpe onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ het gelijk en de deugdzaamheid altijd bij de eersten liggen, lijkt mij vele malen gevaarlijker.

Om misverstanden te voorkomen: in weerwil van wat soms gesuggereerd wordt, zijn populisme en fascisme niet identiek en is het onjuist om populisten per definitie te zien als ‘extreemrechts’. Zoals gezegd zijn er ook linkse populisten. Het grote verschil tussen het fascisme en de meeste vormen van populisme wordt gevormd door de betekenis die fascisten gaven aan de staat. Deze had het primaat over het volk, al wilde de fascistische propaganda natuurlijk doen geloven dat de staat en de wil van het volk één waren.

Maar naast het geloof in het homogene volk zijn er meer overeenkomsten tussen fascisme en populisme, zoals het enorme wantrouwen en de diepe minachting voor beroepspolitici, intellectuelen en journalisten; het belang dat wordt gehecht aan een charismatische leider die de ‘wil van het volk’ belichaamt; en een programma dat vooral benadrukt waar men tégen is – en vooral tegen wie men is – en veel minder aangeeft waar men vóór is.

Bij zowel fascisten als populisten staat het onderscheid tussen vriend en vijand centraal; tussen degenen die ‘erbij horen’ en zij die ‘vreemd’ zijn, die zich dus ook niet zodanig kunnen ‘aanpassen’ dat ze wel deel gaan uitmaken van ‘het volk’. Door enorme nadruk te leggen op de ‘bedreiging’ die uitgaat van deze ‘anderen’, hoeft men veel minder aandacht te schenken aan positieve programmapunten.

En dat komt heel goed uit, omdat ‘het volk’ in werkelijkheid natuurlijk heel wat minder homogeen is dan de propaganda wil doen geloven en er wat betreft belangen en overtuigingen wel degelijk grote verschillen bestaan. Hierdoor kon Hitler steun verwerven onder zowel industriëlen als werklozen, hierdoor vond Fortuyn supporters in zowel Wassenaar en Aerdenhout als in wat tegenwoordig de Vogelaar-wijken heten. Hoewel fascisten en populisten dus niet identiek zijn, en hedendaagse populistische partijen geweld afwijzen, hebben zij wel een gemeenschappelijke tegenstander: de liberale democratie.

Omdat iedereen al onder de guillotine is gelegd, executeert Robespierre als laatste de beul. Spotprent over de jakobijnse terreur tijdens de Franse Revolutie. ANP.

 

Boodschappenjongen

Voorstanders van de liberale democratie gaan ervan uit dat de samenleving pluriform is, dat burgers uiteenlopende en soms conflicterende belangen en levensbeschouwingen hebben, en dat het beter is om hiervoor vreedzame oplossingen te zoeken dan om degenen die in de minderheid zijn het zwijgen op te leggen of te isoleren. Met dit doel zijn de rechten van de burgers én de staatsrechtelijke constructies die deze rechten moeten waarborgen vastgelegd in de grondwet. Deze constitutionele ordening moet voorkomen dat de politiek de speelbal wordt van de grillen, luimen en nukken van kiezers, die zich in crisissituaties wellicht zouden kunnen laten meeslepen door allerlei demagogen.

Anders dan wat populisten willen, vormen politici in een liberale democratie geen doorgeefluik voor wat ‘het volk’ wil, maar ‘representeren’ zij hun kiezers. Edmund Burke was waarschijnlijk een van de eersten die wezen op de eigen verantwoordelijkheid van de parlementariër, toen hij in 1774 in een beroemde toespraak tot het electoraat van Bristol zei dat hij hen in het Lagerhuis zou vertegenwoordigen, maar dat hij niet hun boodschappenjongen was. Vanuit zijn eigen visie op het algemeen belang, en waarvan zijn kiezers op de hoogte konden zijn, zou hij handelen naar bevind van zaken. En wanneer dat zijn kiezers niet aanstond, hoefden zij hem de volgende keer niet meer te kiezen.

In een liberale democratie vormen politici een zekere buffer tussen de kiezers en de macht

In een liberale democratie vormen politici dus een zekere buffer tussen de kiezers en de macht. De tegenwoordig zo vaak versmade ‘kloof tussen politiek en burger’ is hierbij geen probleem, maar juist een voorwaarde. Een belangrijke rol hierbij werd lange tijd gespeeld door politieke partijen, die delen van het electoraat organiseerden op basis van belangen en/of overtuigingen. Omdat die partijen meestal een tamelijk afgeronde ideologie hadden, wisten de kiezers waar deze voor stonden. Hierdoor had de ‘waan van de dag’ minder greep op de politiek en ontstond er een tamelijk stabiel politiek klimaat.

De opmars van populisten

Hoewel de meeste westerse landen nog altijd een liberaal-democratisch bestel hebben, staan deze ideeën wel steeds vaker onder druk. Toen in 1969 de klassieke, door Ernest Gellner en Ghita Ionescu geredigeerde studie Populism. It’s Meanings and National Characteristics uitkwam, werd in de verschillende artikelen geen aandacht besteed aan West-Europa. Populisme leek een fenomeen dat vooral een grote rol speelde in Latijns-Amerika, waar bewegingen als het Argentijnse peronisme grote delen van het electoraat wisten te mobiliseren.

Sinds de jaren tachtig hebben populistische partijen echter ook in verschillende West-Europese landen een aanzienlijke aanhang verworven. In Frankrijk vormde het Front National van Le Pen geruime tijd een geduchte macht; in Oostenrijk wist Jörg Haiders Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ) in 2000 ministerszetels te veroveren, in Italië werd Silvio Berlusconi premier, terwijl in Nederland aanzienlijke delen van het electoraat sympathie koesterden voor types als Rita Verdonk, Geert Wilders, maar ook linkse politici met populistische trekjes, zoals Jan Marijnissen. In een land als Groot-Brittannië leken, als gevolg van het voor nieuwe partijen nagenoeg ondoordringbare kiesstelsel, populistische politici weinig kans te maken. Niettemin werd Tony Blair er destijds met enig recht op gewezen ook een deel van het populistische vocabulaire te hebben overgenomen.

Over de oorzaken van de opkomst van populistische politici in landen met een ogenschijnlijk solide liberaal-democratische traditie is het laatste woord uiteraard nog niet gezegd. De politicologen Daniele Albertazzi en Duncan McDonnel onderscheiden echter een viertal belangrijke factoren die hebben bijgedragen aan dit succes.

Om te beginnen is de rol van de politieke partijen gewijzigd. Van typische ledenpartijen, instituties die belangrijk waren voor de socialisatie en integratie van bepaalde groepen kiezers, zijn deze veranderd in electorale machines. Leiders leggen pas ná verkiezingen rekenschap af aan de kiezers. Kiezers worden hierdoor meer gezien als ‘aandeelhouders’, die hun ‘electoraal kapitaal’ gemakkelijk elders kunnen gaan beleggen. Door deze ontwikkelingen zijn de ledentallen dramatisch gedaald, waardoor ook de legitimiteit van de partijen sterk onder druk is komen te staan en zij eerder geneigd zijn populistische thema’s toe te voegen aan hun eigen agenda.

Een tweede factor is de enorm toegenomen betekenis en veranderde rol van de media. Waren het vroeger de partijen die zorgden voor de politieke ‘opvoeding’ van de burgers, nu is het vooral de televisie die deze rol speelt. Hierdoor gaat alle aandacht uit naar telegenieke politici die excelleren in soundbites en oneliners. De politieke agenda wordt in toenemende mate bepaald door incidenten, schandalen en oplaaiende emoties, en de bijbehorende problemen vooral worden besproken in zwart-wittermen. Voor complexe problemen en het moeizame zoeken naar de juiste oplossingen is weinig geduld; met continue opiniepeilingen wordt de politiek gereduceerd tot een eindeloze competitie wie het populairst is.

Als derde factor noemen Albertazzi en McDonnel de politisering van een sociaal-cultureel probleem als immigratie. In media en politiek bestaat problemen die gepaard gaan met grootschalige immigratie uit vooral moslimlanden steeds meer te beschouwen als een bedreiging van de eigen identiteit.

Voor complexe problemen en het moeizame zoeken naar de juiste oplossingen is weinig geduld

Hierdoor zijn het niet langer problemen waarvoor een oplossing kan worden gevonden, maar is de loutere aanwezigheid van deze ‘anderen’, van mensen die niet tot het eigen volk behoren, al een probleem.

De laatste factor wordt gevormd door de veranderende economische verhoudingen als gevolg van de mondialisering en de hiermee gepaard gaande afbraak van de verzorgingsstaat. Dat laatste betekent een vermindering van de – door de overheid georganiseerde – solidariteit, die een belangrijke voorwaarde betekende voor het functioneren van de liberale democratie. Hierdoor wordt een groot deel van het electoraat gevoeliger voor de beloftes en angstvisioenen die populistische politici voortdurend rondtoeteren.

Dit alles klinkt vrij ernstig, en voorlopig ziet het er niet naar uit dat deze ontwikkelingen worden omgebogen. Maar het zijn natuurlijk geen natuurverschijnselen waartegen men machteloos staat. Met de nodige politieke wil valt er heel wat aan te doen, zolang men maar voor ogen heeft wat men wil.

Maar: het overnemen van populistische thema’s, het voeden van de kritiek op het functioneren van onze politieke instituties, het degraderen van de politiek tot een inhoudsloos mediacircus – dit zijn zaken waaraan de zittende politieke elite van Nederland zich de afgelopen jaren schuldig heeft gemaakt. Zaken die allerminst bevorderlijk zijn voor het in standhouden van het liberaal-democratisch bestel. En dat bestel vormt nog altijd de beste barrière tegen de demagogie en massahysterie waar populisten het van moeten hebben.

In de ogen van populisten is ‘het volk’ een eenheid, die wordt bedreigd door ‘volksvreemde’ elementen. ANP.

Boeken

Belangrijke, oudere studies over het populisme zijn Populism. It’s Meanings and National Characteristics (1969) van E. Gellner en G. Ionescu en Populism (1981) van M. Canovan.

Uitstekend is de nieuwe, door Daniele Albertazzi en Duncan McDonnell geredigeerde bundel Twenty-first Century Populism. The Spectre of Western European Democracy (2008). Hier wordt niet alleen ingegaan op de theorievorming rond populisme, de relatie met de democratie en de rol van de media, maar ook op de recente ontwikkelingen in negen West-Europese landen.

In In de greep van de angst. De Europese sociaal-democratie en het rechtspopulisme (2006) laat Rinke van den Brink zien hoe de West- Europese sociaal-democratie de afgelopen decennia heeft gereageerd op de opkomst van het populisme.

Voor de desastreuze invloed van Rousseau op het denken over democratie, zie nog altijd Jacob L. Talmons The Origins of Totalitarian Democracy (1952).

Voor een goede inleiding in het denken van Carl Schmitt, zie Theo de Wit, De onontkoombaarheid van de politiek. De soevereine vijand in de politieke filosofie van Carl Schmitt (1992).

Voor zijn invloed op het naoorlogse politieke denken, zie Jan-Werner Müller, A Dangerous Mind. Carl Schmitt in Post-war European Thought (2003).

Sinds de jaren tachtig hebben populistische partijen ook in verschillende West-Europese landen een aanzienlijke aanhang verworven. Populisten zijn niet altijd extreemrechts, maar beide bewegingen sluiten wel bevolkingsgroepen uit en dat staat op gespannen voet met het democratische beginsel van gelijkheid.

Uit: Maarten! 2008-6. Bestel losse nummers hier

Welkom bij Maarten!

Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.

InloggenRegistreren

Reacties

Gerelateerde artikelen

‘Ik ben blij dat ik Fortuyn nooit rechts heb ingehaald’

‘Deze verkiezingen laten zien: de populistische schimmel zit overal’

Het boek vol sprookjes van Fortuyn

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.