‘Dwang en repressie moeten uit de jeugdzorg’
Door Alies Pegtel
Annemiek Harder is bijzonder hoogleraar jeugdzorg en onderwijs aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze maakt zich zorgen. ‘Jongeren in de gesloten jeugdzorg hebben goede hulp en behandeling het hardst nodig – en krijgen die nu niet.
Uit Maarten! 2022-2. Bestel losse nummers hier
De jeugdzorg ligt al tijden onder vuur, de weerstand tegen uithuisplaatsingen is enorm. ‘Staatsontvoeringen’ noemde cabaretier Peter Pannekoek ze onlangs, waarmee hij refereerde aan de ruim 1600 uithuisgeplaatste kinderen van slachtoffers van de toeslagenaffaire. De term werd trending op sociale media en is overgenomen door het Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt. Waarom klinkt de kritiek op de jeugdzorg de laatste tijd zo luid?
‘Deels komt dit door de inspanningen van de stichting Het Vergeten Kind, die pleit voor sluiting van de gesloten jeugdzorg,’ zegt Annemiek Harder. ‘Zij hebben goede mediacontacten en zwengelen de discussie over uithuisplaatsingen aan.’
Heeft het er niet mee te maken dat Nederland met 43.000 uithuisgeplaatste kinderen bekendstaat als een van de koplopers in Europa?
‘Als je kijkt naar de meest recente cijfers, dan klopt het niet dat wij kampioen uithuisplaatsingen zijn. Het is een breed verspreid misverstand, vermoedelijk afkomstig uit het boek Kinderen van de staat van onderzoeksjournalist Hélène van Beek. Maar zij baseert zich op gedateerde cijfers.
Eind vorig jaar is een studie verschenen waaruit blijkt dat we met uithuisplaatsingen een Europese middenmoter zijn. Ongeveer 90 procent van de jeugdzorg die in Nederland wordt geboden, is ambulante zorg aan kinderen die gewoon thuis blijven wonen. Pakweg 10 procent krijgt te maken met een uithuisplaatsing, en van die kinderen komt iets meer dan de helft terecht in de pleegzorg. Daarnaast heb je nog gezinshuizen, leef- en behandelgroepen en gesloten instellingen – samen 5 procent. Op de gesloten instellingen is momenteel de meeste kritiek; er zitten ongeveer 1800 kinderen in de gesloten jeugdzorg.’
Wat houdt gesloten jeugdzorg precies in?
‘Gesloten jeugdinstellingen bestaan sinds 2008 en zijn bestemd voor kinderen vanaf twaalf jaar die dreigen af te glijden. Deze jongeren lopen gevaar in de criminaliteit terecht te komen; ze gebruiken drugs of zijn een gevaar voor zichzelf doordat ze bijvoorbeeld suïcidaal zijn. Vaak kunnen hun ouders niet goed met ze omgaan. Vanwege hun complexe problematiek belanden deze kinderen in gesloten instellingen – ook om ze tegen zichzelf te beschermen. De gesloten jeugdzorg is eigenlijk een vergaarbak; de instellingen moeten alle mogelijke jongeren opnemen en mogen niemand weigeren.’
Horen kinderen met verslavingsproblemen of suïcidegevoelens eigenlijk niet thuis in de psychiatrie?
‘Een terechte vraag, maar opnameplekken in de jeugdpsychiatrie zijn sterk afgebouwd in de afgelopen jaren. Suïcidale jongeren die zichzelf bijvoorbeeld snijden komen tegenwoordig niet terecht in de psychiatrie, maar in een gesloten jeugdinstelling. Je hoopt maar dat ze daar de juiste behandeling krijgen, want het idee achter gesloten instellingen komt niet uit de medische hoek.
Vóór 2008 werden veel jongeren met gedragsproblemen noodgedwongen gehuisvest in jeugdgevangenissen, omdat men zich niet zo goed raad met hen wist. Tot ze bedachten dat het niet verstandig is om deze probleemjongeren samen te plaatsen met jongeren die in het criminele circuit zitten. Zo werd uiteindelijk de zogenoemde Jeugdzorgplus opgezet: gesloten instellingen voor behandeling van kinderen met complexe problematiek die idealiter zo kort mogelijk duurt. Maar je ziet dat deze kinderen in de praktijk maanden of soms zelfs jarenlang in gesloten instellingen verblijven.’
De kern van goede hulp is dat je weet wat er in jongeren omgaat
Functioneren de twaalf gesloten jeugdzorgplusinstellingen wel naar behoren? In de tv-serie Jojanneke en de jeugdzorgtapes hoort de kijker dat 75 procent van de kinderen in een gesloten instelling te maken krijgt met psychisch of lichamelijk geweld. Bijna 80 procent van de jongeren zegt dat zij slechter uit de gesloten jeugdzorg zijn gekomen dan dat ze erin gingen. Baart dat u zorgen?
‘Als je kijkt naar wat werkt in de hulpverlening, weten we uit onderzoek dat enerzijds een goede samenwerking tussen jongeren en hulpverleners heel belangrijk is, en anderzijds dat pubers autonomie moeten kunnen verwerven. De opzet van de gesloten jeugdzorg staat haaks op beide behoeften, want die is erop ingericht om ze via regels en opsluiting in toom te houden.
Soms kan dit nodig zijn om iemand tot inkeer te laten komen. Maar repressie en dwang staan een goede behandeling in de weg, zo blijkt uit onderzoek. Onder een repressief, rigide regime voelen kinderen zich niet veilig, en worden ze ook niet gestimuleerd om zichzelf te ontwikkelen tot zelfstandige individuen.’
Geeft alle verontwaardiging over de werkwijze van jeugdzorg niet een wat vertekend beeld? Gaat het idee niet verloren dat kinderen juist uit huis worden geplaatst om ze te beschermen?
‘Natuurlijk, er gaan ook dingen goed in de jeugdzorg; ruim de helft van alle kinderen die op een of andere wijze hulp heeft ontvangen, zegt ermee geholpen te zijn. Maar jongeren in de gesloten jeugdzorg hebben al diverse hulpverleners gezien en zijn vaak ernstig getraumatiseerd en beschadigd. Ze hebben goede hulp en behandeling het hardst nodig – en krijgen die nu niet.
Ik denk daarom dat het heel belangrijk is om naar hun ervaringen te luisteren, zonder dat hulpverleners en instellingen zich meteen verdedigen. Hun commentaar kan ook helpen om na te denken over alternatieven voor de gesloten instellingen, zoals kleinschalige vormen van zorg, waarmee je beter maatwerk kunt bieden. Minder jongeren op een groep maakt dat je minder snel een isoleercel hoeft te gebruiken, want dan kun je als hulpverlener makkelijker in gesprek gaan. En dat is uiteindelijk de kern van goede hulp: dat je jongeren goed leert kennen, dat je weet wat er in ze omgaat, en dat je die kennis gebruikt om te kijken: hé, waar wil je naartoe? Hoe kunnen we jou helpen?’
Wanneer spreekt een jeugdrechter zich uit over een uithuisplaatsing?
‘Dat gebeurt in de gevallen waarin het niet vrijwillig gaat. Wat sterk meeweegt in de besluitvorming is dat het thuis met het kind niet goed gaat. Er kan sprake zijn van mishandeling of verwaarlozing; dan heb je het vaak over jonge kinderen, wier ouders niet over voldoende opvoedvaardigheden beschikken of waarbij de ouder-kindrelatie onveilig is. Aan de andere kant kan er ook sprake zijn van ernstige gedragsproblematiek bij het kind zelf; een kind vormt dan een gevaar voor anderen of voor zichzelf.’
Defense voor Children stelt voor om kinderen vanaf twaalf jaar zelf een voorkeur te laten uitspreken over een uithuisplaatsing. Zadel je kinderen daarmee niet op met een potentieel loyaliteitsconflict? Geen enkel kind wil toch weg bij zijn ouders?
‘Nou, sommige pubers van vijftien, zestien jaar zijn hun ouders soms helemaal zat. Er is veel stress in huis, er is voortdurend ruzie, ouders die zelf met problemen kampen. Een kind-ouderrelatie kan ernstig verstoord zijn en dan kan het rust bieden om als puber even uit huis te gaan en in een woongroep op adem te komen. Dat hoeft overigens niet via een gedwongen uithuisplaatsing. In overleg met de ouders kan een jongere bijvoorbeeld ook een tijdje bij familie of vrienden gaan logeren. Maar in dit soort maatwerkoplossingen wordt maar zelden gedacht.’
Het doel van de Jeugdwet die in 2015 in werking trad, was om meer en betere ambulante zorg aan huis te bieden. Maar het aantal uithuisgeplaatsten is niet afgenomen. Jaarlijks worden circa 19.000 kinderen uit huis geplaatst. Waar gaat het mis?
‘Het stijgende aantal uithuisplaatsingen heeft voor een deel te maken met het gebrek aan kwaliteit van de hulpverleners die huisbezoeken afleggen in de eerste fase. De problematiek in gezinnen waar uithuisplaatsing dreigt, is uitermate complex – er is vaak sprake van psychiatrische problemen, schulden, verslavingen, criminaliteit, er speelt van alles tegelijk. Hulpverleners zijn er onvoldoende in getraind gesprekken te voeren en goede samenwerkingsrelaties op te bouwen met deze jongeren en hun ouders.
‘We zijn met uithuisplaatsingen een Europese middenmoter’
Uit observatieonderzoek van mijn collega’s en mij naar contacten tussen hulpverleners en jongeren in de jeugdzorg blijkt dat hun gesprekken best oppervlakkig zijn. Er wordt vaak helemaal niet nagedacht over een concreet doel van een gesprek – waar wil je naartoe als hulpverlening? En wat de jongeren zelf willen en hoe zij zich voelen, daar wordt al helemaal niet naar gevraagd.’
Dit kan beter?
‘Zeker. In de opleidingen wordt nu maar weinig tijd besteed aan gesprekstechnieken, terwijl die heel belangrijk zijn. Je zou willen dat hulpverleners een onbevangen blik hebben, dat ze doorvragen, dat ze echt zouden kijken hoe het er in een gezin aan toegaat. En dat ze hun eigen ideeën over opvoeding iets meer zouden loslaten. Maar als een hulpverlener van tevoren denkt dat een uithuisplaatsing positief is, dan is dat allesbepalend. Hulpverleners voeren maar weinig argumenten aan voor een advies tot uithuisplaatsing.’
Het advies tot een uithuisplaatsing is toch niet gebaseerd op de mening van één enkele hulpverlener?
‘Nee, het altijd een teambeslissing. Maar het is de vraag: wie in het team heeft dat gezin ook echt gezien en daadwerkelijk gesproken? Hoelang en wanneer?’
Is daar geen protocol voor?
‘Er is wel een Richtlijn Uithuisplaatsing, maar hoe goed wordt die toegepast in de praktijk? Je zou kunnen besluiten om deze procedure aan te scherpen: dat hulpverleners zowel voor- als tegenargumenten dienen aan te voeren waarmee ze het advies tot uithuisplaatsing onderbouwen.
Ik pleit er sowieso voor dat er meer aandacht uitgaat naar de wijze waarop hulpverleners hun werk doen, en dat ze beter ondersteund worden. Er wordt onder collega’s bijvoorbeeld niet besproken of je je als hulpverlener goed hebt opgesteld in het contact met ouders en kinderen. Er is geen tijd voor reflectie op de eigen werkwijze. Tijdgebrek speelt een rol bij het stellen van de juiste gezinsdiagnose. Het kost geld om hulpverleners vaker mee te laten kijken in een gezin, en er wordt al jarenlang in fors tempo bezuinigd op de jeugdzorg.’
Is geldtekort het grote probleem?
‘Niet alleen. Het gaat er ook om waar het geld aan wordt besteed. Sinds de invoering van de marktwerking in 2015 is de jeugdzorg heel ingewikkeld georganiseerd. Het moet uiteindelijk gaan over goede hulp bieden en niet over geld binnenhalen bij de gemeente, maar dat is helaas wel het geval.’
Marktwerking werkt niet in de jeugdzorg?
‘Het werkt averechts als je kijkt naar de kwaliteit van de geboden hulpverlening. Elke vier jaar moeten jeugdinstellingen met elkaar concurreren om een steeds verder afnemende som gemeentelijk geld. Hun voorbestaan hangt ervan af, en daarom steken bestuurders en managers van instellingen veel tijd en energie in onderhandelen met gemeenten en het binnenhalen van aanbestedingen.
Bedrijfsvoering en administratie beslaan circa een derde van het budget in de jeugdzorg, en dat gaat allemaal ten koste van de daadwerkelijke hulpverlening. Voor die kleine maar kwetsbare groep probleemkinderen die een beroep doet op de zorg na een uithuisplaatsing, zou er eigenlijk een vast bedrag gereserveerd moeten worden. Dat biedt ook meer overlevingskansen voor kleine veelbelovende zorginitiatieven.’
‘Kleine veelbelovende initiatieven’ – er wordt dus wel degelijk nagedacht over hoe het anders kan?
‘Jawel. Er zijn vorig jaar bijvoorbeeld zogenoemde hervormingsagendabijeenkomsten geweest om te kijken hoe de jeugdzorg anders georganiseerd kan worden. Maar die zijn stilgelegd, omdat het huidige kabinet 500 miljoen minder wil uitgeven aan jeugdzorg. Dat is natuurlijk typerend.’
Kunt u dat uitleggen?
‘Nou, ik denk dat we in betere hulp moeten investeren, in plaats dat we nog meer gaan bezuinigen. Bestuurders van jeugdinstellingen zouden harder aan de bel moeten trekken dat het zo niet langer kan. De dwang en repressie moeten eraf in gesloten instellingen. We kunnen overschakelen naar kleine open leefgroepen waarin je meer maatwerk kunt bieden. Het gaat om jongeren die hun leven nog voor zich hebben. Je zou juist deze jonge doelgroep zo goed mogelijk moeten ondersteunen, zodat ze zich kunnen ontwikkelen: hoe eerder, hoe beter. Maar jeugdzorg wordt gewoon niet als erg belangrijk beschouwd, terwijl die voor sommige jongeren echt het verschil kan maken.’
Alies Pegtel is journalist
Psycholoog Annemiek Harder (1982) bekleedt sinds 2019 als bijzonder hoogleraar de Horizon-leerstoel wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs, bij de sectie Ortho- en Gezinspedagogiek van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences. Ze is gespecialiseerd in de kwaliteit en effectiviteit van de hulp aan jongeren met ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen. Ze is medeauteur van het boek Uithuisgeplaatste jeugdigen. Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs, dat in 2020 verscheen.
Annemiek Harder is bijzonder hoogleraar jeugdzorg en onderwijs aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze maakt zich zorgen. ‘Jongeren in de gesloten jeugdzorg hebben goede hulp en behandeling het hardst nodig – en krijgen die nu niet.
Uit Maarten! 2022-2. Bestel losse nummers hier
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren