Zonder Frankrijk heeft Europa geen ambitie
Door Caroline de Gruyter
Als er één land is dat van de EU iets wil maken, is het Frankrijk. President Macron lanceert het ene na het andere ambitieuze plan. Dat leidt soms tot irritatie en hoongelach in de andere hoofdsteden. Maar als de Fransen niet de voortrekkersrol spelen, doet niemand het.
Uit Maarten! 2021-3. Bestel losse nummers hier
Nationale clichés blijven in Europa nationale clichés. Dus toen Parijs aankondigde dat het tijdens het Franse voorzitterschap van de Europese Unie – de eerste zes maanden van 2022 – in Brussel alle Europese vergaderingen in het Frans wil voeren, rolden veel ambtenaren en diplomaten uit andere landen met hun ogen: pff, daar gaan we weer.
Niet dat zij geen Frans spreken: 80 procent van de euro-populatie in Brussel is de taal van Molière redelijk tot goed machtig. En Brusselse vergaderingen in het Frans, daar is niets bijzonders aan. Frans is, met Engels en Duits, een van de drie werktalen en veel Franstaligen gebruiken het constant. Nee, de irritatie bij de niet-Fransen betrof vooral de stijl van de annonce. De bombast. Alsof Frankrijk zoveel tekortkomt in Europa. Alsof de Europese integratie inferieur is als ze niet zo veel mogelijk in het Frans wordt aangestuurd.
Men zegt weleens dat Duitsland altijd een beetje bezig is om meer Europees te worden. Frankrijk lijkt juist altijd een beetje bezig te zijn om Europa wat Franser te maken. Het plan om de Franse taal te promoten is maar een van de vele voorbeelden. En de Fransen geven niet op, ook al is hoongelach hun deel.
Integendeel. Eerst probeerden minister van Europese Zaken Clément Beaune en Jean-Baptiste Lemoyne, staatssecretaris van Toerisme, critici ervan te overtuigen dat dit geen zelfpromotie was, maar ‘een kans om het vitale gevecht voor meertaligheid te voeren’, ofwel de strijd tegen het ‘euro-Engels’ of Globish. Toen benoemde Parijs een werkgroep van intellectuelen om een rapport te maken over de staat van het Frans in de Europese Unie. Ook werd er een functionaris naar Brussel gestuurd om te waken over het gebruik van het Frans in Europese instellingen.
Of het nu gaat om taal, handelskwesties of de buitenlandse politiek, de Fransen hebben vaak de neiging zichzelf en hun eigen denkwijzen en bestuurscultuur op Europa te projecteren. Dat is altijd zo geweest, en president Emmanuel Macron heeft het sinds zijn aantreden in 2017 in een nieuw jasje gestoken, genaamd ‘strategische autonomie’.
Frankrijk kan op eigen kracht nooit meer zo machtig worden als het ooit was
Macrons redenatie is dat Frankrijk op eigen kracht nooit meer zo machtig kan worden als het ooit was. Maar door Europa machtig te maken, en te zorgen dat Frankrijk daarin een leidende rol speelt, straalt de Europese macht op Frankrijk af. In een interview met Le Grand Continent in 2020 zei de president: ‘De weg vooruit is een sterk, politiek Europa. Waarom? Omdat ik niet geloof dat Europa de Franse stem verwatert. Frankrijk kan juist nuttiger en sterker zijn als het dat het via Europa doet.’
Fransen met ideeën
Macron denkt dat Europa zonder Frankrijk niet ver komt. Daar heeft hij waarschijnlijk gelijk in, want de Europese integratie draait in essentie om twee landen: Frankrijk en Duitsland. Ze is een manier om die twee te verzoenen. Om te zorgen dat Duitsland nooit meer te machtig wordt op het continent hebben zij zichzelf sinds begin jaren vijftig in een harnas van afspraken en regels gehesen – een systeem waar later steeds meer landen aan mee gingen doen.
Nog altijd is de Frans-Duitse as cruciaal voor Europa. Berlijn vertegenwoordigt de protestantse, noordelijke cultuur waarin machtsdeling, federalisme en compromissen centraal staan. Parijs heeft een meer etatistische cultuur en voert een club overwegend katholieke zuidelijke landen aan. Berlijn en Parijs zijn het zelden eens. Daarom is Brussel uitgevonden. Als zij een deal sluiten, volgen veel andere landen ook – zij het vaak met enig tegenstribbelen. Door de Brexit zijn Frankrijk en Duitsland relatief sterker geworden in de EU: eerst waren er drie grote machtige landen te midden van vele kleintjes, nu nog maar twee.
Maar er is nóg een reden waarom Europa zonder Frankrijk niet ver zou komen. Duitsland is een pragmatisch land, dat in Europa vaak pas in actie komt als het echt niet anders kan. Ook is Duitsland om historische redenen huiverig om Europa te leiden. Frankrijk, daarentegen, ziet er geen been in. Het is een land dat dol is op grote ideeën en dat in grote trekken vooruitdenkt. Zoals de Zwitserse publicist Joseph de Weck in zijn boek Emmanuel Macron; der revolutionäre Präsident (mei 2021) schrijft: ‘Frankrijk wil de wereld vormgeven.’
Alle grote stappen die de EU gezet heeft, zijn te danken aan een paar Fransen met ideeën. De Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, waar alles mee begon, is bedacht door Jean Monnet en Robert Schuman. Ook de interne markt (Jacques Delors) en de euro (François Mitterrand) waren er zonder Frans aandringen niet gekomen. De Amerikaanse veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski zei eens: ‘Als het op Europese integratie aankomt, wil Frankrijk reïncarnatie en Duitsland verlossing. Europa geeft Frankrijk een manier om aan te knopen bij de grandeur van het verleden.’
Missiedrang
Waarom wil Frankrijk de wereld vormgeven? Deels komt dat voort uit historische geldingsdrang, zoals Brzezinski zei. Typisch gedrag van een oude grootmacht, die – het moet gezegd – als enige EU-land nog kernwapens heeft en een zetel in de VN-Veiligheidsraad. Maar dat is het niet alleen. Universele politieke ambitie zit diep bij de Fransen.
Zij zien hun Republiek niet zoals Nederlanders hun land zien. Zoals De Weck schrijft, is de Franse Republiek eertijds geboren uit de strijd tegen de koning en feodale heren én om weerstand te bieden tegen reactionaire krachten elders in Europa. De waarden van de Franse Revolutie blijven daarmee niet tot Frankrijk beperkt, maar worden pas echt ingelost als ze universele reikwijdte hebben. Vandaar dat Parijs in Europa een soort missiedrang heeft. Een drang om dat universalisme dat hun eigen Republiek tot op de dag van vandaag legitimeert na te jagen.
Van Europa als markt raken de Fransen niet opgewonden
Dit verklaart ook waarom Fransen in Europa problemen benoemen en labelen voordat die problemen echt acuut zijn, terwijl Duitsland ze het liefst ontwijkt in de hoop dat ze verdwijnen. Het is geen toeval dat begrippen als ‘Europese soevereiniteit’, ‘strategische autonomie’ of ‘l’Europe qui protège’ afkomstig zijn uit Parijs. Macron praat ook vaak over de ‘Parijse Consensus’. Daarmee probeert hij eigenhandig een Europese tegenhanger te concipiëren van de zogeheten ‘Washington Consensus’: het systeem van vrije markten, globalisering en Amerikaanse hegemonie dat de wereld de afgelopen decennia domineerde.
De Parijse Consensus geeft het primaat terug aan Europa, zegt Macron, dat vooroploopt in de strijd tegen klimaatverandering, sociale ongelijkheid, vergrijzing en ongecontroleerde sociale media. Die strijd wordt in zijn optiek – uiteraard – aangevoerd door Frankrijk.
Elders in Europa zorgen Macrons lange traktaten hierover soms voor irritatie. Angela Merkel, de bondskanselier, presteerde het zelfs om niet te reageren op Macrons eerste twee grote Europa-toespraken – de Humboldt-lezing in Berlijn, voordat hij president werd, en de Sorbonne-lezing in september 2017 – waarin hij Berlijn opriep om Europa na jaren van crisis samen uit het slop te trekken. Hij pleitte voor een sterkere euro met eigen eurobudget, een steviger buitenlandpolitiek, een Europese defensie- en industriepolitiek, en veel meer. Merkel voelde zich onder druk gezet en zweeg.
Hyperactief
Tegelijkertijd: iemand moet de rol van aanjager spelen in Europa. Je kunt Frankrijk hyperactiviteit verwijten, maar als Frankrijk het niet doet, wie dan? Macrons voorganger, François Hollande, stak zijn kop vaak in het Europese zand. Het referendum over de Europese grondwet in 2005 had de Franse socialisten diep verdeeld, en om die verdeeldheid niet te vergroten meed hij Europese stellingnames zo veel mogelijk.
Onder Hollande kwamen er nauwelijks ideeën uit Parijs. En heel Europa klaagde daar steen en been over. Midden in de eurocrisis, de economische crisis, een aanloeiende Brexit-storm en de migratiecrisis dobberde Europa wat rond. Velen keken naar Berlijn voor leiderschap, maar Merkel deed slechts het hoogst noodzakelijke. Alleen in de vluchtelingencrisis nam ze een krachtig besluit: ‘Wir schaffen das.’ Maar ook dat werd haar niet overal in dank afgenomen, omdat ze het onaangekondigd en unilateraal deed, en vooral Oost-Europa trauma’s bezorgde die tot op heden de Europese politiek parten spelen.
Franse macht in Europa, dat is damned if you do, damned if you don’t. Daarom oogst Macron én kritiek omdat hij zo hyperactief is – zoals met de ‘Conferentie over de Toekomst van Europa’, die hij iedereen door de strot heeft geduwd – én lof omdat hij als enige met ideeën komt.
Europa heeft er recentelijk, geholpen door de tijdgeest, veel mee gedaan. Franse pleidooien voor een Europa dat zijn eigen bonen dopt bleken zeer nuttig toen Trump president was en Europeanen schoffeerde. Door het assertieve of agressieve gedrag van Rusland en Turkije zijn veel van Macrons defensie-initiatieven al up and running. Zijn voorstellen voor een Europese industriepolitiek en een harde aanpak van Chinese staatsbedrijven die strategische doelen in Europa opkopen, bleken na aanvankelijke problemen rond Europese vaccins (iedereen deed aan protectionisme, behalve Europa) en harde clashes met Huawei bijna integraal bruikbaar in Brussel. Ook het idee om met een gezamenlijke schulduitgifte van 750 miljard euro de coronacrisis te lijf te gaan kwam uit Franse koker. Duitse economen redigeerden het natuurlijk. Maar feit blijft dat het klassieke Franse idee dat een muntunie zijn eigen obligaties moet uitgeven in 2020 is verwezenlijkt – en ook nog met succes.
Etatisme
Hoe invloedrijk Frankrijk is blijkt ook uit het feit dat zelfs het aartsliberale Nederland, dat Frans etatisme van oudsher verafschuwt, een manier heeft gevonden om Franse grandes idées klaar te maken voor Europees gebruik. Nederlanders weten dat de Fransen eerst met een idee komen en dan hard roepen om ‘regulering’, vaak in de vorm van (Europese) belastingen. Daar verzetten veel EU-landen zich tegen. Haagse ambtenaren helpen Franse collega’s nu om praktischer te worden en regulering te bedenken met wortels en niet alleen stokken. Samen maakten ze richtsnoeren voor buitenlandse investeerders, om strategische bedrijven te beschermen. Met Spanje maakte Nederland een roadmap over hoe ‘strategische autonomie’ Europa op technologisch gebied minder afhankelijk maakt van derde landen.
Zo’n idee – dat twee verschillende landen Europa beter vooruit kunnen helpen dan één – kunnen Nederlanders, Duitsers of Spanjaarden makkelijker bedenken dan Fransen. Nederland is gewend aan coalitieregeringen en een machtig parlement; Spanje en Duitsland hebben machtige regio’s of Länder. Burgers leren er omgaan met machtsdeling, compromissen en schakelen tussen diverse niveaus. Frankrijk daarentegen is een hiërarchisch land waar parlementariërs weinig te zeggen hebben, en waar burgers de staat verantwoordelijk houden voor alles.
Fransen zijn zeer Europees, omdat ze als geen ander denken voor een heel continent. Maar ze zijn ook on-Europees: ze kunnen de Brusselse compromiscultuur maar moeilijk bevatten, waarin permanent een soort worst wordt gedraaid van opvattingen, eisen en tradities van alle EU-landen, zelfs piepkleintjes. Oud-minister en -eurocommissaris Pascal Lamy zei eens: ‘Het compromis hoort niet tot de Franse politieke stijlfiguren. (…) Onze politieke cultuur leunt op de staat en staat ver af die van de compromiscultuur waar de Europese constructie op stoelt.’
Franse macht in Europa, dat is ‘damned if you do, damned if you don’t’
Dit Franse etatisme zorgt ervoor dat Fransen ook andere Europa-debatten voeren dan Nederlanders of Duitsers. Neem de euro en de Europese begroting. In Nederland is de vraag altijd hoeveel de belastingbetaler uitgeeft en wat hij ervoor terugkrijgt. In Frankrijk vraagt niemand dat. Fransen voelen zich niet individueel verantwoordelijk voor dit soort onderwerpen; dat is aan de staat. Als dingen niet naar hun zin lopen, roepen veel Fransen dat de staat wat beters moet verzinnen. Is Europa te competitief, te neoliberaal? Dan moet Parijs het socialer maken. Vaak levert dit tegenstrijdige standpunten op. Na de uitbreiding met tien nieuwe landen, in 2004, vreesden veel Fransen dat de ‘Poolse loodgieter’ werk zou afpakken en onder de prijs zou werken. Tegelijkertijd klaagde iedereen dat er een schreeuwend tekort was aan loodgieters.
Om dezelfde reden is er in Frankrijk zelden controverse over staatssteun aan bedrijven, de hoogte van de staatsschuld of eurobonds. Het zijn grotere abstracties die de Fransen interesseren, zoals sociale gelijkheid, de buitenlandpolitiek met zijn dilemma’s over macht en invloed, en de strijd tegen het terrorisme. Maar van Europa als markt, met cijfertjes onder en boven de streep, raken zij niet opgewonden.
Presidentsverkiezingen
Daarom zal de Franse rol in Europa niet snel veranderen, zoals de rol van een kind in een gezin niet verandert, omdat andere gezinsleden nu eenmaal óók zijn wie ze zijn. Frankrijk zal in veel opzichten de kar blijven trekken in Europa. Niet op economisch terrein, want Duitsland blijft de Europese motor. Maar op andere gebieden wel, vooral de buitenland- en veiligheidspolitiek waar Duitsland vaak voor wegloopt.
De dreigingen zijn acuut, Europa’s onmacht is groot. Macron beseft dat. Hij begint zelfs te leren Duitse stiltes of afwijzingen te omzeilen door zijn plannen voor te koken in andere hoofdsteden. Hij reist naar landjes waar al decennialang geen Franse president is gesignaleerd, zoals Finland of Denemarken. Hij tuigde een coalitie op voor een CO2-taks.
Die tactieken zullen hem van pas komen in campagnes voor toekomstige presidentsverkiezingen. Daarvoor moet het Franse EU-voorzitterschap een succes worden, vol Europese wapenfeiten die hij als ‘Frans succes’ kan verkopen. Elk feitje telt. Want zoals een Nederlandse premier wordt bejubeld als hij de Europese begroting omlaag krijgt, zo wordt een Franse president bewierookt als hij zijn landgenoten kan melden dat het Frans in Brussel in de lift zit.
Caroline de Gruyter is Europa-correspondent en columnist van NRC.
Als er één land is dat van de EU iets wil maken, is het Frankrijk. President Macron lanceert het ene na het andere ambitieuze plan. Dat leidt soms tot irritatie en hoongelach in de andere hoofdsteden. Maar als de Fransen niet de voortrekkersrol spelen, doet niemand het.
Uit Maarten! 2021-3. Bestel losse nummers hier
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren