Maarten adviseert het kabinet: ‘Het roer moet om’
Door Maarten van Rossem
Het nieuwe kabinet heeft een uitgelezen kans om Nederland radicaal te hervormen. Dat is hard nodig, want decennialang neoliberaal wanbeleid heeft grote gaten in het weefsel van de samenleving achtergelaten. Maarten geeft de Nederlandse coalitie een paar dringende adviezen.
Uit Maarten! 2020-4. Bestel losse nummers hier of word lid
Na de verkiezingen treedt met – meer of minder vertraging – een nieuw coalitie aan. Dat kabinet zal nog intensief te maken hebben met de coronacrisis, maar kan afgezien daarvan beleidsmatig weleens interessant worden. Met name als het neoliberale beleid van de afgelopen kwarteeuw niet voortzet.
Er lijkt sprake te zijn van een trage kentering in het denken over de rol van de overheid in de samenleving. De laatste decennia domineerde in de politiek de opvatting dat de overheid zo klein en bescheiden mogelijk moet zijn: de bekende ‘kleine slagvaardige overheid’ die zo veel mogelijk beleid overliet aan de magische werking van de markt. De negatieve gevolgen van deze opvatting worden op de lange termijn steeds duidelijker.
Daarnaast heeft de coronacrisis duidelijk gemaakt dat een goed geoutilleerde en aanwezige overheid in een echte maatschappelijke crisis onmisbaar is. Bovendien toonden de coronaproblemen overtuigend aan dat de jarenlange neoliberale bezuinigingspolitiek de gezondheidszorg heeft opgezadeld met een ernstig capaciteitsprobleem. Zit het even tegen, dan moeten Nederlandse patiënten worden overgebracht naar Duitse ziekenhuizen.
Reagan en Thatcher
Maar eerst dit: ik gebruik de term ‘neoliberaal’ hier als een handzame aanduiding voor een complexe en nogal rommelige consensus over het gewenste overheidsbeleid die sedert de jaren tachtig in de mode is. Het gaat dus niet om een scherp omlijnde, eenduidige ideologie. Het neoliberalisme heeft talloze varianten.
De anti-overheidsretoriek in combinatie met de verheerlijking van het marktmechanisme was afkomstig uit Engeland en de Verenigde Staten, waar Margaret Thatcher en Ronald Reagan respectievelijk in 1979 en 1981 aan de macht kwamen. De invloed van het Amerikaanse-Engelse neoliberalisme deed zich overal voelen, maar in sommige landen veel sterker dan in andere. Vooral in de VS en Engeland werden radicale keuzes gemaakt die deze landen op lange termijn weinig goeds hebben gebracht.
De kerngedachte was dat de overheid geen noodzakelijke instantie is om de samenleving soepel en zo mogelijk rechtvaardig te laten functioneren, maar dat veeleer belemmert. De overheid werd beschouwd als een weinig transparante, bureaucratische moloch die economische dynamiek en maatschappelijke vitaliteit blokkeert. De overheid loste geen problemen op, ze was zelf het allergrootste maatschappelijke probleem. De vele taken die ze traditioneel vervulde, konden beter en sneller worden uitgevoerd door de markt. Overheidsbedrijven dienden geprivatiseerd te worden. Markten, en wel in het bijzonder financiële markten, moesten vergaand worden gedereguleerd.
Deze opvattingen zijn al meer dan drie decennia de dominante beleidsfilosofie. Ook als deze ideeën aanvankelijk wellicht enige positieve effecten hebben gehad – en dat moet nog bewezen worden – moeten we nu toch toegegeven dat de langetermijneffecten grote sociale schade hebben veroorzaakt, ook in Nederland.
Sociaal contract
Daarmee is niet gezegd dat Nederland in een diepe crisis zou verkeren. In Nederland is veel in orde, en bovendien is het vertrouwen in de democratie hier groot. Dat neemt niet weg dat het de afgelopen decennia slordig bestuurd is en dat aan het uitvoerend apparaat van de overheid aanzienlijke schade is toegebracht. Dat had onder andere tot gevolg dat juist de zwaksten in onze samenleving het gevoel hebben dat zij niet meer op de overheid kunnen rekenen.
Tot de sociale kernverantwoordelijkheden van de overheid horen onder andere bestaanszekerheid, voldoende werkgelegenheid, spreiding van welvaart, de volksgezondheid en behoorlijk onderwijs. Die kerntaken – zeg maar het sociaal contract – hebben onze politici uit het oog verloren.
Het sociaal contract kreeg in het verzuilde Nederland van weleer meer aandacht, omdat veel verzuilde organisaties in nauwe samenwerking met de overheid sociale taken vervulden. Door het wegvallen van de verzuilde instituties werden die taken eerst genationaliseerd en vervolgens in het kader van de nieuwe opvattingen ‘vermarkt’. Zo werden nuttige instituties zonder veel bedenken opgeruimd en werden hun taken overgenomen door zakelijke en afstandelijk opererende instanties.
De opgewekte boodschap bij deze operaties was altijd dat sociale taken nu efficiënter en vooral goedkoper konden worden uitgevoerd. De sociale verantwoordelijkheden van de overheid werden zo onveranderlijk geofferd aan budgettaire belangen. Overal bleek altijd het monster van de zogenaamd noodzakelijke bezuinigingen achter te zitten.
BV Nederland
Het wonderlijke is dat dit beleid een geheel autonoom karakter had. Het maakte niets uit of onze regeringen een conservatieve of progressieve signatuur hadden, de omvangrijke reorganisaties en bezuinigingen gingen gewoon door. Het is daarbij vooral betreurenswaardig dat de sociaal-democratie – zeker niet alleen in Nederland – haar sociale verantwoordelijkheid ingrijpend heeft laten versloffen. Zo kon de verzorgingsstaat verrafelen en kon de overheid zichzelf laten transformeren in de BV Nederland, hetgeen in sommige kringen werd beschouwd als een soort eretitel.
Het is belangrijk dit proces nader te beschouwen en te voorzien van voorbeelden van zijn beschamende, asociale resultaten. Daardoor kan duidelijk worden wat een eventueel kabinet-Rutte IV vooral niet en vooral wel moet doen, als er inderdaad afscheid kan worden genomen van de sedert de jaren tachtig vigerende beleidsagenda.
De lezer van dit stuk kan ondertussen bij zichzelf denken: ik heb dit allemaal al weleens eerder gelezen in dit tijdschrift. Dat is juist. Toch kan het mijns inziens geen kwaad het nog eens te lezen. Het succes van goed onderwijs, zo las ik eens ergens, schuilt in tijdige herhaling.
De overheid loste geen problemen op, ze was zelf het allergrootste probleem
Nederland is een prettig land, dat het onveranderlijk goed doet in internationale vergelijkingen (behalve bij de coronapandemie), maar het is nuttig om te weten dat we de afgelopen drie decennia onzorgvuldig zijn bestuurd, met onaangename gevolgen voor de zwaksten in de samenleving. Dat proces behoeft correctie, al was het maar omdat het onnodig was en grotendeels werd gestuurd door begrotingstechnische overwegingen.
Beleggingsavonturen
Nederland was opmerkelijk ijverig als het ging om de privatisering van overheidsbedrijven en de vermarkting van de zorgsector. Dat het hier ging om fundamentele beslissingen die de kern van het Algemeen Belang raakten, was daarbij onvoldoende duidelijk. De indruk werd steeds gewekt dat de besluiten zo evident noodzakelijk waren dat ieder verstandig mens er wel voor moest zijn. Dat is altijd de essentie van gedepolitiseerd, technocratisch beleid.
Zo werden de spoorwegen, de giro, het loodswezen, de staatsloterij en de energiebedrijven verzelfstandigd. De eerste ontwikkelingen na de verzelfstandiging waren over het algemeen een sterke toename van de directiesalarissen en afname van de dienstverlening.
De Nederlandse Spoorwegen werden in drieën geknipt. De winstgevende vrachtsector werd verkocht aan de Deutsche Bundesbahn en vervolgens werden het personenvervoer en de infrastructuur ondergebracht in gescheiden bedrijven. Dat was een aardig managementplannetje waar iedereen bij het spoor tot op de dag van vandaag last van heeft.
De giro, een modern bedrijf met een van de beste betaalsystemen ter wereld, werd verkocht aan de ING. Met wat meer visie had dat een mooie, door de overheid gegarandeerde depositobank kunnen worden. Alleen wist men toen nog niet met wat voor onzinnige beleggingsavonturen onze banken zich bezighielden. Kort door de bocht: hadden deze privatiseringen de ongekend positieve effecten die ervan werden verwacht? Neen, jammer genoeg niet.
Remloze sneltrein
In het verlengde van deze modieuze privatiseringen werd de Rijks Planologische Dienst opgeheven, Staatsbosbeheer geprivatiseerd en Rijkswaterstaat gemarginaliseerd. Zo ging veel expertise verloren. De Rijksgebouwendienst werd een vastgoedbedrijf en de woningbouwcoöperaties werden ondanks waarschuwingen hard aangepakt met een jaarlijkse heffing.
Dat was een steeds terugkerend verschijnsel: van deskundige waarschuwingen trok de remloze sneltrein van het neoliberale beleid zich nimmer iets aan. Alles zou sneller, beter en goedkoper worden. Daar wachten we nog steeds op.
In de zorgsector is een lange reeks ongelukkige en ronduit mensonvriendelijke maatregelen genomen – altijd met de belofte van grotere transparantie, geringere kosten en meer vrijheid voor de individuele burger. In 2006 besloot Balkenende III de thuiszorg te vermarkten. Laat ik daarbij een persoonlijk voorbeeld geven. Mijn al licht dementerende moeder kreeg thuishulp. Dagelijks verscheen op een vast tijdstip hetzelfde meisje om haar te helpen met wassen en aankleden. Daarbij werd een vriendelijk praatje gemaakt.
Na de vermarkting verschenen er op willekeurige tijdstippen geheel verschillende meisjes, die onveranderlijk veel haast hadden. Voor mijn moeder betekende dat angst, onzekerheid en verwarring. Ik hoop dat de verantwoordelijke politici af en toe nog eens wakker liggen van deze wandaad, die werd uitgevoerd door een regering van christelijk geïnspireerden en sociaal-democraten.
Zelfredzaamheid
In dezelfde geest besloot Rutte II de Wet maatschappelijke ondersteuning deels te decentraliseren, met een complexe wettelijke reorganisatie. De gemeenten zouden een deel van de zorgtaken gaan uitvoeren. Opnieuw was de PvdA medeverantwoordelijk. Vanzelfsprekend was deze operatie weer gekoppeld aan omvangrijke bezuinigingen, waarbij een derde van het budget verdween.
De bezuinigingen werden opgediend met een heerlijke optimistische ideologie. De nieuwe procedures waren vooral bedoeld om de ‘zelfredzaamheid’ van de burgers te bevorderen. Ouderen moesten langer thuis blijven wonen en in geval van zorgbehoefte hun eigen sociale netwerk gebruiken. Er moest kortom, nog meer vrijwillige mantelzorg geboden worden. Een nogal lichtzinnige suggestie in een land waar al uitzonderlijk veel vrijwilligerswerk wordt gedaan.
Vooruitlopend op de geactiveerde zelfredzaamheid werd vast een begin gemaakt met de sluiting van verzorgingstehuizen. Al met al een leuk ideetje voor de toch al zelfredzame en financieel stevig in de schoenen staande elite, maar een ramp voor de ongeveer 30 procent van de bevolking die hier niet mee gezegend is, zoals alleenstaande hoogbejaarden of mensen met psychische problemen.
Het Sociaal Cultureel Planbureau liet weten dat zelfredzaamheid vaak onzin was en dat de ongefundeerde veronderstellingen van de wet allerlei noodsituaties veroorzaakten. De gemeenten tobden aanhoudend met grote problemen in de uitvoering. Licht dementerende mensen konden na een ziekenhuisopname niet meer terecht in verzorgingstehuizen, die immers voor een groot deel gesloten waren, en er was voor hen ook geen plaats in verpleegtehuizen. Zo kwamen ze terecht in ziekenhuisbedden, waarvan er toch al te weinig waren.
Nederland is de afgelopen decennia slordig bestuurd
De problemen werden nog verergerd door personeelstekorten ten gevolge van structurele onderbetaling in de zorgsector. De decentralisatie van de WMO viel, kortom, vies tegen en had, als zoveel neoliberaal beleid, onverwachte asociale gevolgen.
Rond de nieuwe zorgsystemen werd ook nog eens een omvangrijk en complex administratief controleapparaat opgetrokken. Veel zorgmedewerkers bleken ongeveer 40 procent van hun tijd te moeten besteden aan schriftelijke verantwoording van hun werkzaamheden. Dat wil zeggen dat de overheid verzelfstandigt en bezuinigt, en tegelijkertijd de uitvoerenden niet vertrouwt. De kosten van de verschillende controlesystemen moeten in de tientallen miljarden lopen, hoewel niemand precies weet hoeveel het is. Zo is het maar de vraag of de overheid uiteindelijk goedkoper uit is.
Zeeuws meisje
Ook de derde macht in ons staatsbestel, de rechterlijke macht, is gewetenloos onder bureaucratische druk gezet met de ondertussen welbekende bedoeling alles sneller, beter en goedkoper te laten functioneren. De schaamteloze intentie was hier de toegang tot het recht af te knijpen. Gerechtshoven werden samengevoegd, kantongerechten deels opgedoekt, griffierechten verhoogd en de beloning van de sociale advocatuur tot een minimum teruggebracht.
Dat alles heeft geleid tot een onverantwoord hoge werkdruk en grote achterstanden. We hebben een minister van Rechtsbescherming, maar die houdt zich vooral bezig met de bevordering van het tegendeel.
Ten slotte nog een enkel woord over de zonderlinge (neoliberale?) houding van Nederland ten opzichte van de EU. Zonder de EU is Nederland een even onzichtbare als machteloze dwerg op het wereldtoneel. Net als voor al die andere kleine EU-leden, en trouwens ook voor de grotere, is de Unie een levensnoodzaak. Wie zich dat realiseert draagt zo actief mogelijk bij aan de versterking en stabilisering van de EU en de eurozone.
Dat is echter niet wat de Nederlandse overheid in concreto doet. Retorisch wil Nederland bij monde van Rutte nog wel toegeven dat de EU van groot belang is, maar komt het aan op de dagelijkse politiek ten opzichte van de Unie, dan is schraalhans keukenmeester. Rutte speelt daar het Zeeuwse meisje dat nooit een cent te veel wilde betalen.
Zonder de EU is Nederland een even onzichtbare als machteloze dwerg op het wereldtoneel
Zolang Engeland lid was konden wij ons achter Engels beleid schuilhouden, maar nu zijn we vol in de wind gekomen met onze zuinige kabouterpolitiek. Rutte en Hoekstra hebben onlangs veel krediet verspeeld in Europa – en gelukkig toch verloren. Vroeg of laat zullen we daarop worden afgerekend. Vanuit een realistisch perspectief is de Nederlandse scepsis ten aanzien van de Unie onzinnig. Er is helemaal geen mogelijke toekomst buiten de Unie (of het zou moeten zijn als een van de Länder van de Bondsrepubliek).
Asocialer en ontoegankelijker
Dit overzicht heeft hopelijk overtuigend duidelijk gemaakt dat het uitvoerend apparaat van de Nederlandse overheid, dat lang een uitstekende reputatie had, grote schade heeft opgelopen. En dat die overheid haar sociale verplichtingen voor een belangrijk deel uit het oog heeft verloren. Het zou mooi zijn als Rutte IV dit in zijn regeringsverklaring zou toegeven, en vervolgens bekend zou maken wat er veranderd en verbeterd kan worden. Misschien kunnen de linkse partijen als zij tijdens de formatie hecht blijven samenwerken daarmee helpen.
Afgezien van de noodzaak de coronacrisis af te wikkelen, zal een nieuw kabinet een begin moeten maken met radicale hervormingen. Die betreffen toch vooral de sociale aspecten van het overheidsbeleid. De onderkant van de samenleving is de afgelopen decennia verwaarloosd. Aan die 30 procent van de bevolking moet veel meer aandacht worden besteed.
Retoriek over zelfredzaamheid is in dat verband niet meer dan goedkoop escapisme. Al het neoliberale trompetgeschal over de vergroting van de bewegingsruimte van de burger heeft contraproductieve gevolgen gehad. De overheid is asocialer en ontoegankelijker geworden. In de diverse publieke diensten dient op grote schaal geïnvesteerd te worden.
Ook de arbeidsmarkt behoeft veel meer aandacht. Een omvangrijke verschuiving van tijdelijke dienstverbanden zonder enige zekerheid naar vaste dienstverbanden met vanzelfsprekende zekerheden is dringend noodzakelijk. Zonder behoorlijke sociale zekerheden is de democratie niet veel waard.
De onderkant van de samenleving is de afgelopen decennia verwaarloosd
Forse loonsverhogingen
Bij een goed functionerende politieke democratie hoort ook een ‘maatschappelijke democratie’, een term die ik graag leen van Tjeenk Willink. De inkomensongelijkheid dient scherp in de gaten te worden gehouden. Die ongelijkheid is in Nederland weliswaar nauwelijks toegenomen, maar desondanks wordt ze door velen wel gevoeld. Redistributie van inkomen en vermogen moeten op de politieke agenda.
Zelfs onze zeer liberale minister-president heeft in het recente verleden al eens opgemerkt dat het de hoogste tijd werd voor forse loonsverhogingen. Als die niet door de markt worden gecreëerd, laat de overheid daar dan aan werken. De hele zorg- en onderwijssector moet aanzienlijk beter worden betaald. (En zouden we dan ook iets kunnen doen aan de klassengrootte? Waarom zijn de klassen in het basisonderwijs vaak nog even groot als in de vroege jaren vijftig, terwijl wij vele malen rijker zijn geworden?). De klimaatdoelstellingen zijn mooi, maar de beleidsmakers doen er verstandig aan wat minder utopische voorspellingen te doen en meer concreet beleid te voeren.
Dit alles vraagt een ruimer geoutilleerde en actievere overheid. Een overheid die aanhoudend wordt gereorganiseerd met asociale gevolgen is geen democratische overheid. De mantra van de kleine overheid moet definitief overboord.
Wilt u meer lezen van Maarten van Rossem en op de hoogte blijven van de actualiteiten? Meld u nu aan voor de gratis nieuwsbrief van Maarten! en ontvang scherpe analyses, diepgravende interviews en nieuwtjes 1x per twee weken in uw inbox.