Weerzinwekkend
DOOR SIS VAN ROSSEM
We waren weer op pad, mijn broers en ik voor Hier zijn de Van Rossems. We verblijven dan twee nachten in een hotel en hebben twee opnamedagen. Op de eerste dag bezochten we de binnenstad die tijdens de Tweede Wereldoorlog geheel plat is gebombardeerd en in de vijftiger jaren nieuw is opgetrokken. Vincent vertelt altijd boeiend, ook al was de winkelstraat waar we stonden van een vergaande treurigheid. Maar dit keer kon ik maar met moeite luisteren, omdat ik met toenemende verbijstering naar het winkelend publiek keek.
Het was een erg warme dag en dan weet je het wel met de Nederlanders. Je weet toch echt niet wat je ziet. Meer dan de helft van het voortschuifelende volk is obees en hoe dikker hoe bloter. De enorme varkenshammen zijn bijna fascinerend om te zien. De trillende spekbillen zijn voorzien van een te klein broekje of een vreemd apenrokje dat tot net of amper onder de bil reikt. Het bovenlichaam is gehuld in een te strak truitje of in zoiets waardoor de indruk ontstaat van een rollade.
En natuurlijk wordt er gegeten. Er wordt altijd en overal gegeten. En dan vooral op straat. Overal stinkt het naar frituur. Kinderen worden volgepropt met kibbeling, kaasstengels, grillworsten en patat. Op hun veertigste hebben ze ernstige hart- en vaataandoeningen. Daar hoef je geen cardioloog voor te raadplegen. Ik vind het een vorm van kindermishandeling.
En de mannen hebben korte broeken. Nou, dat moest gewoon verboden worden. Ik was weer diep geschokt door de aanblik van de medemens. En nergens in deze winkelstraat ook maar een sprietje groen, geen boom, niets.
Gelukkig gingen we daarna naar een geweldig huis te midden van bossen en velden. Het was er weldadig groen en stil en rustig. Het rook er naar gras. Ik herstelde langzaam van mijn afgrijzen en misselijkheid. Misschien zijn er mensen die zich afvragen of ik nooit winkel. Nee, ik winkel nooit. Ik haat het. Als sommige kledingstukken echt versleten zijn, ga ik altijd naar dezelfde winkel waar ik mijn zwarte outfit koop. Ze brengen het ook thuis als ik mijn maat doorgeef. Ook mijn broers haten winkelen. Het zit in de genen denk ik.
Dan het hotelleven. Het begint al ’s ochtends. Het ontbijt gaat nu door de coronaregels in shifts. Je moet dus van te voren aangeven hoe laat je wilt ontbijten. Op zich natuurlijk een verstandige maatregel, maar ook al hadden we die shifts, je moest wel in de rij staan! Om nou op je nuchtere maag al in de rij te moeten, nou nee. Dan kom je de eetzaal binnen en zie je die bergen met voedsel. Ik vind dat echt erg. Wel acht soorten brood en diverse broodjes, eindeloze soorten ei: gekookt, gebakken, scrambled. Pannenkoekjes, divers vleesbeleg, kaas, nou ja ga maar door. Waarom zo idioot overdadig? De mensen gedragen zich alsof ze dagen niet gegeten hebben. Maar ik vind zo’n ontbijtbuffet eigenlijk helemaal niet prettig. Alles moet je zelf halen, het lijkt wel een stoelendans. Bovendien uiterst vermoeiend voor oude mensen.
‘s Avonds kijk ik opnieuw mijn ogen uit als ik zie wat mensen eten! Ze werken zich probleemloos door een driegangen menu. En dan ’s avonds volgt wel het hoogtepunt (lees: dieptepunt) van het hotelleven. We drinken altijd nog wat. Nou, wij niet alleen. Wat die mensen drinken! En ook weer typerend bij ieder nieuw drankje gaan ze harder en hysterischer schreeuwen en lachen. Groepen zijn het ergste. Ik kon mijn broers niet meer verstaan. Tenslotte ben je dol gelukkig dat je weer terug bent op je kamer.
De aanblik van de medemens is geen feest.
We waren weer op pad, mijn broers en ik voor Hier zijn de Van Rossems. We verblijven dan twee nachten in een hotel en hebben twee opnamedagen. Op de eerste dag bezochten we de binnenstad die tijdens de Tweede Wereldoorlog geheel plat is gebombardeerd en in de vijftiger jaren nieuw is opgetrokken. Vincent vertelt altijd boeiend, ook al was de winkelstraat waar we stonden van een vergaande treurigheid. Maar dit keer kon ik maar met moeite luisteren, omdat ik met toenemende verbijstering naar het winkelend publiek keek.
Het was een erg warme dag en dan weet je het wel met de Nederlanders. Je weet toch echt niet wat je ziet. Meer dan de helft van het voortschuifelende volk is obees en hoe dikker hoe bloter. De enorme varkenshammen zijn bijna fascinerend om te zien. De trillende spekbillen zijn voorzien van een te klein broekje of een vreemd apenrokje dat tot net of amper onder de bil reikt. Het bovenlichaam is gehuld in een te strak truitje of in zoiets waardoor de indruk ontstaat van een rollade.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren