Dit was (niet) voorspeld
Door Fanta Voogd
In de Nederlandse toekomstroman Een huwelijk in het jaar 2020 (1923) komt een apparaat voor dat doet denken aan een smartphone. Hoe is het mogelijk dat veel noviteiten, voordat ze werkelijkheid worden, opduiken in sciencefiction?
Uit: Maarten! 2-2020. Bestel losse nummers hier.
Heeft een Nederlandse sciencefictionauteur al in 1923 de smartphone voorspeld? In zijn ‘toekomstroman’ Een huwelijk in het jaar 2020 beschrijft Maurits van Wagenvoort een multifunctioneel apparaat dat een grote rol speelt in het dagelijks leven, genaamd ‘fotofoon’. Het doet dienst als beeldtelefoon, televisie, nieuwsmedium, camera en beeldarchief. ‘De fotofoon, voortdurend verbeterd, verfijnd, verhelderd, had sinds twintig jaren volkomen de kranten vervangen,’ schrijft Van Wagenvoort. En: ‘In het onderwijs, laag of hoog, was de fotofoon van zoo groote betekenis, dat de leerlingen er aanschouwelijk en hoorbaar onderwijs door ontvangen.’ En dat terwijl de radio bij het verschijnen van de roman nog maar net aan zijn opmars was begonnen.
In juni van dit jaar brengt uitgeverij Atlas Contact Een huwelijk in het jaar 2020 opnieuw uit. De heruitgave wordt ingeleid door schrijver Anton Dautzenberg, die Wagenvoort typeert als de Nederlandse Jules Verne. Om er meteen aan toe te voegen: ‘Ik overdrijf een klein beetje, in het belang van de goede zaak.’ Toch zou Wagenvoort met zijn visionaire beschrijving van de ‘fotofoon’ voortaan in één adem moeten worden genoemd met bekendere herauten van het internettijdperk als Mark Twain en E.M. Forster.
De voor het grote publiek onbekende Maurits Karel Herman Wagenvoort werd geboren op 27 juni 1859 en groeide op in een arm Amsterdams arbeidersgezin. Als jonge twintiger ging hij aan de slag als journalist, onder meer bij het Algemeen Handelsblad. Maar werken in loondienst botste met zijn vrijheidsdrang en hij besloot verder te gaan als zelfstandige journalist en schrijver. In die hoedanigheid reisde hij over de hele wereld. Door ziekte zag hij zich in 1914 gedwongen definitief te stoppen met zijn buitenlandse reizen. Wagenvoort bleef tot op hoge leeftijd sappelen als vrije journalist en romancier met beperkt succes. Hij overleed in 1944.
Wagenvoort was geen groot schrijver. Dat hij niet volledig in vergetelheid is geraakt heeft hij vooral te danken aan zijn vriendschap met Louis Couperus, die net als Wagenvoort waarschijnlijk homoseksueel was. De twee schrijvers hebben samen reizen gemaakt en langdurig met elkaar gecorrespondeerd, maar Wagenvoorts bewondering voor zijn iets jongere kunstbroeder was waarschijnlijk niet wederzijds. In tegenstelling tot Wagenvoort heeft Couperus zijn geaardheid altijd verhuld, onder meer door te trouwen met de vertaalster Elisabeth Baud. Wagenvoort daarentegen koos voor een leven als vrijgezel.
Betere wereld
Een huwelijk in het jaar 2020 gaat over de Nederlandse wetenschapper annex topambtenaar Cécile van de Beek en over het open huwelijk met haar man Alfred. Een zedenschets in de sfeer van een doktersroman, maar tegen de achtergrond van een fascinerend futuristisch decor. Het boek staat nog volledig in de traditie van het negentiende-eeuwse utopische genre, dat later in de twintigste eeuw volledig zou worden verdrongen door sombere dystopische sciencefiction. Wagenvoort beschrijft een toekomst waarin het proletariaat wereldwijd het kapitalisme – en meteen ook maar even de democratie – heeft afgeschaft, wat resulteert in een opmerkelijk vredige en vrijzinnige samenleving. Rassendiscriminatie behoort tot het verleden en de emancipatie van de vrouw is vervolmaakt.
Per definitie zegt sciencefiction meer over de tijd waarin het is geschreven dan over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Met de gruwelen van de Eerste de Wereldoorlog nog vers in het geheugen weerspiegelt Een huwelijk in het jaar 2020 het intense verlangen naar een betere wereld. Wagenvoort extrapoleert simpelweg de trends en overtuigingen van zijn tijd naar de verre toekomst. Het socialisme van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die bij zijn overlijden in 1919 een bijna goddelijke status genoot. Het feminisme van Aletta Jacobs, dat met de invoering van het vrouwenkiesrecht een cruciale overwinning had behaald. De nieuwe pedagogische denkbeelden van Maria Montessori, wier boeken vanaf 1916 in het Nederlands verschenen. Wel baanbrekend was dat Wagenvoort vrijere seksuele opvattingen voorspelde: ‘De begrippen over homo-sexualiteit waren allengs rechtvaardiger geworden.’ Dat was zelfs in de relatief progressieve jaren twintig een gewaagde uitspraak.
De mensheid in het nieuwe millennium is ‘gelouterd van alle infectie’
Ook in technologisch opzicht trekt Wagenvoort de lijnen van 1920 door naar de toekomst. De wetenschappelijke doorbraken van de negentiende eeuw resulteerden gedurende de belle époque in een golf van nieuwe uitvindingen. De door Henri Ford gepropageerde rationalisering van het productieproces zorgde er vanaf de jaren twintig voor dat die vruchten van technisch vernuft – de fotocamera, de telefoon, de cinema, de auto enzovoort – binnen het bereik van een groeiend deel van de bevolking kwamen. De door Wagenvoort geschetste technische stand van zaken in 2020 wijkt weinig af van het gangbare toekomstbeeld in de jaren twintig. Met uitzondering van de fotofoon.
Hoe ver buiten het voorstellingsvermogen van de gemiddelde Nederlander dit fictieve apparaat in 1923 stond, bewijst een bespreking van Een huwelijk in het jaar 2020 in het literaire tijdschrift Den Gulden Winckel. De recensent was over het geheel positief, hoewel hij het niet kon laten een paar bestraffende woorden te wijden aan Wagenvoorts libertijnse seksuele moraal. Ook suggereerde hij sommige passages in een volgende druk te schrappen, waaronder die over het vreemde apparaat: ‘De fotofoon van onzen schrijver is mij onbegrijpelijk.’
Toch was Wagenvoort niet de eerste schrijver die een voorschot nam op het ICT-tijdperk. In het korte verhaal ‘From the London Times of 1904’ (1898) beschrijft Mark Twain een telelectroscope. Met dit apparaat kan, gebruikmakend van het telefoonnetwerk, wereldwijd zicht- en hoorbare informatie worden gedeeld. Beklemmend en griezelig accuraat is het verhaal ‘The machine stops’ (1909) van de Brit E.M. Forster. Een onheilsprofetie waarin de schrijver van A Room with a View en Passage to India niet alleen een soort internet, Skype en e-learning voorspelt, maar ook de vervreemdende werking van sociale media voorziet: ‘Ze wisselde ideeën uit met haar ontelbare vrienden en geloofde dat ze almaar spiritueler werd.’
Ook na Wagenvoort deden sciencefictionschrijvers soms rake voorspellingen. In het kinderboek Der 35. Mai oder Konrad reitet in die Südsee (1931) beschrijft Erich Kästner een mobiele telefoon. In Kongres Futurologiczny (1971) voert de Poolse schrijver Stanisław Lem een handtascomputer ten tonele. En in Inherit the Stars (1977) geeft de Brit James P. Hogan een nauwkeurige schets van een laptop, inclusief een microfoontje en een lensje boven het scherm. Frappant is ook de scène uit 2001: a Space Odyssey (1968) waarin een astronaut een apparaat bedient dat wel heel veel weg heeft van een iPad. Veel wonderen van de twintigste eeuw – van het vliegtuig, de robot en de maanlanding tot internet en mobiele telefonie – hebben hun entree gemaakt in fictie, om pas jaren later op te duiken in de echte wereld.
Smakelijke pastilles
Hoe komt het dat sciencefiction zo’n hoge voorspellende waarde lijkt te hebben? De eerste verklaring is tamelijk ontnuchterend. Honderden sf-auteurs wereldwijd hebben duizenden voorspellingen gedaan. De juiste voorspellingen worden naderhand uit de put der vergetelheid getrokken, de onjuiste zakken er dieper in weg. Terugblikkend is het sciencefictiongenre vooral een grote opeenstapeling van vaak komische misvoorspellingen. Sommige van die missers zijn uitgegroeid tot genreclichés. De hoge naoorlogse verwachting van de ruimtevaart heeft een eindeloze reeks verhalen gebaard over ruimtekolonies, verre ruimtereizen, vliegende schotels en buitenaards leven. En hoe vaak ook voorspeld in sciencefiction, de Derde Wereldoorlog en de totale nucleaire catastrofe laten eveneens nog steeds op zich wachten.
Ook Een huwelijk in het jaar 2020 bevat een paar van zulke clichés die nooit werkelijkheid zijn geworden. Zoals in veel toekomstromans, -films en -strips is het luchtruim er vergeven van de privévliegtuigjes. De natuurlijke ontwikkeling van noviteiten is dat het aanvankelijke collectieve gebruik langzaam overgaat in individueel gebruik. Van trein en autobus naar personenauto, van badhuis naar badkamer, van wasserij naar wasmachine, van mainframe naar personal computer en van telefooncel naar cell phone. Maar het privévliegtuig bleek bij nader inzien toch iets te duur, gevaarlijk en onpraktisch om uit te groeien tot vervoermiddel van de dagelijkse forens. Hetzelfde geldt trouwens voor de vliegende auto en de jetpack (raketrugzak).
E.M. Forster voorziet de vervreemdende werking van sociale media
Een ander genrecliché is dat we onze toekomstige maag niet meer vullen met aardappelen, rijst, pasta, groenten en vlees, maar met synthetische voeding. Jules Verne voorspelde in zijn Engelstalige verhaal ‘In the year 2889’ (1889) al dat de mensheid voedzame lucht zou inademen. In de opmerkelijke feministische roman Mizora (1880) beschrijft de Amerikaanse Mary E. Bradley Lane een onontdekte vrouwenbeschaving in het noordpoolgebied, waar de bewoners zich voeden met ‘scheikundig bereid vlees’ en ‘brood afkomstig uit een laboratorium’. Ook Een huwelijk in het jaar 2020 verkondigt de verwachting van kunstmatig voedsel en spreekt van ‘zeer smakelijke en krachtige pastilles van geconcentreerde voedingsmiddelen, welke men slechts op te zuigen of, wat ongeduldig van aard, te kauwen had’. Het concept van synthetische voeding heeft het langst standgehouden in de ruimtevaart. Maar zelfs daar ontdekte men al snel dat een menu van tubes eetbare biomassa ertoe leidde dat sommige astronauten ondervoed weer terug op aarde kwamen.
Ook op andere punten zat Wagenvoort er duidelijk naast. Zo is de volksgezondheid in zijn denkbeeldige 2020 beduidend beter dan in het werkelijke 2020. Volgens de schrijver is de mensheid in het nieuwe millennium zelfs ‘gelouterd van alle infectie’. Toch is het maar de vraag of we met zijn werkelijkheid zouden willen ruilen. De roman weerspiegelt dat in zijn tijd de eugenetica brede acceptatie vond. Kinderen met ongeneeslijke gebreken en ziektes worden in Wagenvoorts droomwereld pijnloos afgemaakt. Het boek bevat misselijkmakende passages, zoals: ‘Gebochelden, idioten, kreupelen bestonden er thans zoo min als lijders aan verborgen of afzichtelijke kwalen. De menschheid was lichamelijk waarlijk rechtschapen en schoon, ook niet gedrochtelijk door zwaarlijvigheid, en de ouderdom scheen geen vat op haar te hebben.’
Zijn fixatie op gezondheid is niet los te zien van de toenmalige opkomst van de reformbeweging, het naturisme en het vak lichamelijke opvoeding op scholen. Iedereen in Wagenvoorts paradijs is verplicht zich – in z’n blootje – dagelijks een paar uur te wijden aan lichaamscultuur. ‘Al de vreeselijke kwalen, die de menschheid voorheen teisterden: tering, kanker, melaatschheid, syphilis, onmatigheid tevens, zij bestonden niet meer.’ Een voorspelling die deels is uitgekomen, maar die voorbijgaat aan de mogelijkheid dat er nieuwe ziektes opduiken.
Nano-onderzeeër
Een tweede verklaring waarom we denken dat sciencefiction onze wereld accuraat heeft voorspeld, is onze eigen selectieve blik. Die zorgt ervoor dat wat we in oude romans iets lezen dat zich voegt naar het beeld dat ons vertrouwd is. Bij nadere beschouwing zijn de voorspellingen minder nauwkeurig dan ze op het eerste gezicht lijken. Neem nu de fotofoon: alleen het woord al roept associaties op met een tablet- of smartphoneachtig apparaat. Maar wie de passages over de fotofoon aandachtig leest, moet vaststellen dat uit niets blijkt dat het om een draagbaar toestel gaat. Kon de recensent in 1923 zich totaal geen voorstelling maken van de fotofoon, misschien kunnen wij dat wel te goed.
De Canadese sf-auteur en invloedrijke blogger Cory Doctorow vindt sf-auteurs ‘behoorlijk waardeloos’ als toekomstvoorspellers. ‘In bijna alle gevallen dat sciencefiction met succes een ommezwaai heeft “voorspeld”, is het dichter bij de waarheid om te zeggen dat ze tot die ommezwaai heeft geïnspireerd,’ luidt de kerngedachte in zijn essay uit 2012. Ter illustratie noemt hij het Motorola-klapmobieltje uit de jaren negentig. De makers van de televisieserie Star Trek hebben de komst van dat klapmobieltje niet voorspeld, maar het ging precies andersom: de ingenieurs van Motorola waren fans van Star Trek en hebben het ontwerp van hun mobieltje gebaseerd op de communicator waarmee de Enterprise-bemanning in de tweede helft van de jaren zestig rondliep.
Sciencefiction is vooral een grote opeenstapeling van komische misvoorspellingen
Eind 2016 kreeg de Nederlandse scheikundige Ben Feringa de Nobelprijs uitgereikt voor de ontwikkeling van een ‘moleculaire machine’ die als een razendsnelle nano-onderzeeër door het menselijk lichaam kan bewegen. Toen dat nieuws bekend werd, belde ik de wetenschapper omdat ik benieuwd was of hij de film Fantastic Voyage (1966) weleens had gezien. Dat is een hilarisch onwetenschappelijke sf-film waarin een team van militair en medisch experts tezamen met een duikboot microscopisch wordt verkleind en geïnjecteerd in het lichaam van een comateuze patiënt. De expeditie leidt door de aderen, longen, het binnenoor en hart van de patiënt. Uiteindelijk bereiken de helden de bloedprop in de hersenen die het slachtoffer in coma houdt. De boosdoener wordt vernietigd met een lasergeweer. Een idioot hersenspinsel, dat een halve eeuw later een miraculeuze toevalstreffer bleek te zijn.
Tot mijn verbazing kreeg ik de kersverse Nobelprijswinnaar meteen aan de lijn. Feringa was bekend met de film. Sterker nog: een dag eerder had hij in de Groninger Martinikerk aan een publiek van 1200 mensen fragmenten van Fantastic Voyage laten zien. Dat deed hij wel vaker als hij moest uitleggen waar hij mee bezig was. Hoewel hij die film pas op latere leeftijd heeft leren kennen, hebben sciencefictionavonturen van jongs af aan zijn nieuwsgierigheid aangewakkerd, vertelde Feringa. Stephen Hawking (1942-2018), een van de belangrijkste geleerden van onze tijd, dacht daar hetzelfde over. ‘Sciencefiction is niet alleen leuk, maar kan een serieus doel dienen: het verruimen van de menselijke verbeelding,’ schreef hij in het voorwoord van The Physics of Star Trek (1995). Met een verwijzing naar de intro van de oorspronkelijke televisieserie stelde hij: ‘We zijn misschien nog niet in staat to boldly go where no man (or woman) has gone before, maar we kunnen het in elk geval wel doen in onze gedachten.’
Zo bescheiden als de Canadese blogger Doctorow is over de voorspellende vermogens van sciencefiction, zo hoog geeft hij in zijn essay op over de scheppende kracht van het genre. Zoals een dokter met een wattenstaafje onzichtbare bacteriën in een petrischaaltje brengt, zo creëert een sf-schrijver een kweekje waarin hij een nieuwe technologie of een nieuw idee zichtbaar kan maken. Dat is precies wat ook Wagenvoort heeft gedaan, met zijn lucide ingeving dat verschillende vormen van communicatie vroeg of laat geïntegreerd zouden worden.
In de Nederlandse toekomstroman Een huwelijk in het jaar 2020 (1923) komt een apparaat voor dat doet denken aan een smartphone. Hoe is het mogelijk dat veel noviteiten, voordat ze werkelijkheid worden, opduiken in sciencefiction?
Uit: Maarten! 2-2020. Bestel losse nummers hier.
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren